Aldowin en zijn vriend Elooi

Posted by  info@dekroniekenvandewesthoek.be   in       5 years ago     2401 Views     Leave your thoughts  

Sint-Aldowin en zijn vriend, de smid Elooi
In de 4de eeuw noteert Sint Paulin, een schrijver van St.-Victrice, dat de Morinen echte steden hebben en ook eilanden en bossen. Victor Derode vindt het verdomd spijtig dat de man vergeet van namen te noemen. De nederlaag tegen de Romeinen zindert lang na in de zeden van de verslagen bevolking, maar met het verstrijken van de jaren verdwijnen de Italianen uit de regio. In de 5de eeuw is er geen sprake meer van Romeinen en in de 6de eeuw stuurt St.-Remi een zekere St.-Antimond naar Morinië met de bedoeling om de Morinen te bekeren tot het christendom.

De Sinten zijn de mening toegedaan dat die Morinen nog weinig te maken hebben met echte mensen maar dat ze straks, dank zij hun predikwerk, niet zo ver meer verwijderd zullen zijn van hun God. De naam ‘Vlaanderen’ mag dan wel vermoedelijk bestaan van voor de 5de eeuw, toch staat die pas in 678 voor het eerst neergeschreven. In een boek dat Sint-Aldowin schrijft over het leven van zijn vriend, de smid Elooi. De Morinen en de Vlamingen hebben dus een gemeenschappelijke band. ‘Waarom zouden ze zichzelf anders als één natie beschouwen?’ Derode vraagt het zich al dan niet terecht af.

Hij verwijst naar de graaf van Vlaanderen die zichzelf betitelt als ‘Princeps Morinorum, Satrapa Morinorum…Comes Morinorum’. Ook in Terwaan, de hoofdstad van de Morinen is er sprake van gelijkaardige inscripties. We stappen nu over naar de Nerviërs. De kuststreek tussen Calais en Antwerpen wordt in de bronnen nu en dan bestempeld als de ‘Nervicanus Tractus’. Caesar weet te vertellen dat ze in zijn tijd een koning hebben die Boduognat heet en dat 60.000 gewapende Nerviërs zich aan de boorden van de Samber hebben geconcentreerd. Hij verjaagt ze naar het gebied van de Menapiërs dat onder de jurisdictie van de Morinen valt. Hier stampt de nieuwe bevolking de stad Belle uit de grond. Volgens de historicus Lesbroussart bouwt Caesar zelfs een kasteel in Gent om de Menapiërs en de Nerviërs van elkaar gescheiden te houden.

Bagacum Nerviuorum, de hoofdstad van de Belgen
Waar komen ze vandaan die Nerviërs? De beroemde Peutingerkaart uit de Romeinse tijd toont dat er Nerviërs wonen aan de Zwarte Zee en rond de Donau. De banden tussen de Nerviërs in onze streek met die in het oosten zijn niet echt duidelijk. Die bij ons pronken hoe dan ook met hun Germaanse afkomst en dat ze een totaal ander volk zijn dan de tamme Galliërs. Voor de komst van Caesar hebben de Nerviërs vier steden. Oppida.

Het zijn Asse en Elewijt in de buurt van Brussel en de Henegouwse plekken Binche en Blicquy. De Romeinen willen dat de Nerviërs hun administratie concentreren in één enkele civitas en wijst die toe aan Bavay. In de kronieken omschreven als Belgis, de oudste stad van België. De Romeinse benaming ‘Bagacum Nerviorum’ kan inderdaad verwijzen naar een link met de Belgen. Enkele eeuwen later zal de hoofdstad van de Nerviërs zich verplaatsen naar Kamerijk, het latere Cambrai. Zie. Nu komen nu we terecht bij de Menapiërs. Julius Caesar heeft het over 9.000 Menapische krijgers die het tegen hem opnemen. Beduidend minder dan de Nerviërs en de Morinen.

Het is een vreemd en wat decadent volk dat nogal wat rondzwerft. Ze doen een beetje denken aan nomaden. Ze worden opgemerkt in Morinië, maar net zo goed sturen ze een kolonie naar Ierland. Dan zijn ze weer in Luik en later gaan ze zich opnieuw moeien met de Morinen. Hun doen en laten doet wat obscuur aan in onze Vlaamse geschiedenis. Er bevinden zich inderdaad Menapiërs aan weerszijden van het kanaal. Maar waar komen ze eigenlijk vandaan? Westfalen. Caesar vertelt dat de Menapiërs hun gronden en hun kastelen hebben aan weerskanten van de Rijn. Een andere historicus positioneert hen langs de Maas en de Schelde. Het wordt duidelijk dat de Menapiërs Germaans van oorsprong zijn en dat ze de gebieden zijn gaan bezetten die ze Vlaanderen noemen.

De Menapiërs wonen graag bij het water
Acht eeuwen lang blijven ze gesetteld langs de grote stromen en worden ze bestuurd door een reeks van onafhankelijke prinsen. Uiteindelijk vestigen ze zich eveneens in de maritieme regio van Vlaanderen. Op welke plekken worden ze verder nog aangetroffen in de geschiedenis? De prediker Chrysolius en zijn collega’s die de regio van Rijsel evangeliseren doen dat in Menapië. Dat schrijven ze toch. Menapië strekt zich ongetwijfeld uit tot aan de Leie en zelfs verder want Cassel wordt geciteerd als een versterkte stad van de Menapiërs, Castellum Menapiorum. In de geschriften van de eerste christelijke eeuwen treffen we maar al te vaak woonplaatsen in Morinië en in de kuststreek van Vlaanderen aan die toebehoren aan de Menapiërs. We fronsen de wenkbrauwen bij de lijst van plaatsen waar de Menapiërs huis hielden?

Gent, Doornik, Torhout, Roeselare, Nieuwpoort, Watten, Wormhout, Cassel, Lederzeele, Bourbourg, Bergues, Veurne, Ieper, Rijsel, Doornik. Het eiland van Walcheren. Victor Derode vraagt zich af of de Teutonen en de Usipeten de Menapiërs niet gewoon verjaagd hebben van de oevers van de Rijn. Hebben ze met geweld de regio hier ingenomen? Of zijn er onderhandelingen en verdragen aan te pas gekomen om een deel van hun grondgebied op te geven? De Menapiërs wonen bij voorkeur bij het water. In de veiligheid van jonge bossen, waar ze zich kunnen verbergen. Net als de Galliërs, zijn ze oorlogszuchtig en hoe dichter we de kust benaderen, hoe onverschrokkener ze worden.

Links aan hun heupen dragen ze een zwaard als wapen met zich mee. Samen met een groot schild, een speer en ook de ‘meris’, een soort van spies. Sommigen zijn voorzien van een boog, een slinger en een speer. Hun voeding bestaat uit zuivelproducten en verschillende soorten vlees. Vooral gepekeld varkensvlees. Hun huizen zijn opgetrokken in hout met een vrij hoge dakconstructie. Het is een volkje dat hard werkt en zich eerder teruggetrokken opstelt.

De Menapiërs zijn de weight watchers van hun tijd
Lui zijn, wordt niet echt geapprecieerd. Elk jaar wordt de taille van de burgers opgemeten en wie te zwaar wordt, kan zich verwachten aan een boete. De ‘Weight Watchers’ van hun tijd. Ze hebben een totaal ander karakter dat de Morinen. 29 jaar voor het begin van de nieuwe tijdrekening staan de Menapiërs bekend als trouwe onderdanen van de Romeinen, terwijl de Morinen blijven zorgen voor moeilijkheden. In het jaar 50 blijkt de situatie echter veranderd. Lepidus krijgt de opdracht om het gebied van de Menapiërs en de Morinen te beschermen. Het impliceert dat er een fusie moet hebben plaatsgegrepen tussen de beide volkeren en dat ze nu allemaal als ‘Galliërs’ worden beschouwd.

Wanneer Constantius I Chlorus, (292-306) de junior-keizer over het Westelijke deel van het Romeinse rijk, de Rijn achter zich laat om met een machtig leger de noordzeevloot te komen versterken, valt hij Boulogne binnen dat op dit moment toebehoort aan de Morinen. Van daar trekt zijn expeditieleger door de verzopen gebieden van Menapië. Sinds 270 hebben zware stormvloeden er voor gezorgd dat hele gedeelten van de Westhoek onder water staan. De Duinkerke II transgressie is volop aan de gang. Eumenius schrijft het in zijn vermaarde lofrede voor Constantius. Het westland is overrompeld door het water. Hij beschrijft zijn huiveringwekkend gevoel dat het hier straks allemaal zal verzwolgen worden door de Noordzee. In de moerassen van Morinië bevinden zich meer dan 300 vlottende eilanden.

De Looweg bestaat al van voor de Romeinse tijd
In het jaar 806 bezetten de Menapiërs het land tussen de Aa en de Schelde. De Morinen huizen westelijk van de Aa. In 847 behoort de abdij van St.-Bavon tot het Menapische grondgebied. In 860 zien we Nieuwpoort in de Mempiscus Pagus. Tussen Lo en Veurnambacht richting Bergambacht ligt er een erg oude verbindingsweg. De ‘Looweg’ zo schrijven ze in 1865, loopt parallel met het waterrijke kustgebied van de ‘Wateringues’ en kiest de hoogst gelegen gronden via Hondschoote om dan in Bergues verder te slingeren naar Dringham en Crochte. Enkele specialisten vermoeden dat de Looweg aangelegd werd door de Germanen nog voor dat de Romeinen in onze contreien zullen binnenvallen. Ze merken op dat de wegen die aangelegd worden door de Romeinen achteraf het adjectief ‘straete’ met zich meekrijgen.

Kijk maar naar Steenstraete. De Romeinse wegen passen in een welbepaald stramien en daar maakt de naamgeving een belangrijk onderdeel van uit. ‘Waarom heet de Looweg eigenlijk niet de Loostraete of de Loosteenstraete?’ Ze vragen het zich af. Alleen al de naam ‘Looweg’ is op en top Germaans. Bovendien valt de Looweg volledig buiten het systeem die de Romeinse ingenieurs voor ogen hebben bij de bouw van hun wegennet. En zo blijft het een open vraag of die verbindingsweg ooit het werk is geweest van de Menapiërs, of van de Saksen of andere nationaliteiten die ooit in het bezit zijn geweest van onze kuststreek.

De stichting van Sweveghem en Swezezele
De schrijver beslist om het later over de Saksen te hebben en concentreert zich nu op de Sueven. In het jaar 14 zou keizer Tiberius een aantal kolonies Sueven naar de regio van Kortrijk hebben gestuurd waar ze ‘Sweveghem’ en ‘Swevezele’ stichten. De invoer van die Germaanse volkeren moet de volgende eeuwen trouwens een vervolg gekregen hebben, want als Sint-Elooi in de 7de eeuw komt prediken in de regio van Kortrijk en Brugge, heeft hij tolken nodig om zich verstaanbaar te maken. Er blijken trouwens ook Sueven te wonen in Zeeland. Maar wie zijn ze eigenlijk? Caesar heeft afgerekend met de Franken in Germanië en betitelt die eigenlijk als ‘Sueven’.

Zou het kunnen dat Franken en Sueven synoniem zijn van elkaar? De Rutheniërs, Menapiërs, Nerviërs, Morinen en de Saksen in Vlaanderen hebben allemaal één ding gemeen. Ze zullen 400 jaar de Romeinse dominantie moeten ondergaan. Tot diep in de 5de eeuw. Victor Derode wil even stilstaan bij die fameuze Romeinen. Slechts twee volkeren zijn er in geslaagd om blijvende sporen van hun passage achter te laten. Dat zijn natuurlijk de Saksen die hun taal en hun gewoontes hebben nagelaten. Twintig eeuwen later zijn zowel de taal als de zeden van de Saksen hardnekkig blijven hangen.

Kijk maar naar de namen van zo veel locaties in onze streek. De Romeinen van hun kant laten vooral hardware achter in Vlaanderen en de omringende provincies. Tempels, theaters, aquaducten, versterkte kampen, grafstenen, wapens, medailles, muntstukken, kunstvoorwerpen. Hun fossiele resten getuigen van hun buitengewone intelligentie. Er is natuurlijk de bemerking dat de vondst van Romeins geld of militaire voorwerpen op zich geen bewijs levert dat ze werkelijk ooit op die plekken zijn geweest. Ze kunnen het gevolg zijn van een betalingstransactie of zelfs diefstal en vervreemding. Zo zijn er ooit in het centrum van Germanië Romeinse muntstukken gevonden, en dat terwijl het bewezen is dat de Romeinen er nooit geweest zijn.

Een massa Romeinse overblijfselen in de Westhoek
Vondsten te over in onze streek trouwens. Romeinse overblijfselen in Poperinge, Watou, Nieuwkerke, Rumbeke, Wervik, Merville, Estaires, Merkem, Watten, Bollezeele, Cassel, Belle, Quaedypre en op zoveel andere plaatsen in de Westhoek. Het meest indrukwekkende souvenir van de Romeinse aanwezigheid, zijn natuurlijk de besteende straten die in ons land werden aangelegd. In 1865 zal de aanwezigheid van die Romeinse heerwegen natuurlijk nog wel duidelijker zijn dan in de 21ste eeuw. Hoe dan ook, in de 19de eeuw zijn veel van die oude wegen al afgesleten en getaand onder het gewicht van de jaren. Hier en daar aangevuld en hersteld met zand en steenslag.

De taluds zijn hier en daar al verdwenen. De restanten van die Romeinse pareltjes zijn aan het verdwijnen. De vergetelheid van de tijd dreigt. Straks zullen ze definitief verdwenen zijn in het grijs van de tijd. Toch zijn we er in geslaagd om een vrijwel complete reconstructie te doen van het Romeinse wegennet in maritiem Vlaanderen. Vooral de kaart die Peutinger heeft achtergelaten, toont zich van groot belang. Zeven steenwegen worden er aangelegd. Ze vertrekken allemaal vanuit één centraal punt waar de Romeinen een versterkt kasteel hebben gebouwd; de Casselberg, met zijn hoogte van 176 meter, zowat de hoogste plek van de Westhoek. De eerste weg slingert zich richting Duinkerke via Hardifort en Wylder, een andere naar het oosten via Ledringhem en Spycker.

Een derde weg vertrekt naar Watten dat in die tijd een Romeinse divisie herbergt. Een vierde weg komt voorbij in Bavinchove om in Ebbelinghem aan te komen. Er zijn de wegen naar Wallon-Cappel en naar Caestre en Estaires. De zevende steenstraat, die naar Steenvoorde, vervolledigt het ‘septemvium’ dat aantoont hoe belangrijk de streek en vooral de stad van Cassel, Castellum Morinorum of Menapiorum, wel is voor de Romeinse bezetter. De ‘Itinerarium Antonini’, een Romeinse reisgids uit de 3de eeuw is vrij karig met de vermelding van steden in onze regio. Ze moeten er wel zijn in die tijd, maar de namen blijven in de luwte.

Zoudcote, de Zoutkant, Zuydcoote
Zoutcote, de zoutkant, later bekend geworden als Zuydcoote, moet al bestaan. In het jaar 121 wordt hier al het christelijk geloof gepredikt. Mardick, de haven en de Romeinse nederzetting. De golf van Itius die de vloot van Caesar herbergt en waarvan de Aa zowat het ultieme overblijfsel van is. Van dat laatste is Derode niet zo zeker. Een zekere M. Goutier van Sint-Winoksbergen heeft een bijzonder gestaafde mening dat Portus Itius, de haven van waaruit Caesar vertrok voor zijn invasie van Engeland, zich op Vlaamse bodem bevindt. In de geschiedenis van Nieuwpoort van René Dumon, vinden we een identieke claim terug. Goutier laat zich leiden door de Vlaamse historicus Van Vaernewyck die in de 16de eeuw pretendeert dat Portus Itius zich op zowat 3 à 4 mijl van Nieuwpoort bevindt.

Sanderus schrijft ook iets in diezelfde richting en preciseert dat de haven in 1260 door de golven zal worden verzwolgen. De Latijnse fysionomie van Spycker (Spicarium), Ledringhem (Leodedringae mansiones), Caestre (Castrum) en van Flêtre (Fletrinium) verraadt dat de locaties al bestaan in de Romeinse periode. Ook Belle, Cassel, Watten en Minariacum of Stegrae (Estaires of Pont d’Estaires) zijn er al. De schrijver vergeet Wervik, Viroviacum te vermelden. Of Ypra al bestaat is niet duidelijk. In Morinië wordt in de derde eeuw al volop het evangelie gepromoot door Victoricus van Amiens en door Sint-Fuscien die het territorium van Terwaan platlopen met hun blijde boodschap.

De Romeinen houden zich strikt aan hun wetten en regels maar doen zelf niet de minste inspanningen om de zeden van de lokale bevolking in de juiste banen te leiden. Maar ze houden de predikers ook niet tegen. Keizer Constantijn de Grote zorgt er zelf voor dat de heilige mannen bescherming genieten. We spreken over het begin van de 4de eeuw.

Reims kiest Terwaan als kerkelijk bastion in Morinië
Tijdens zijn regeerperiode komen de kerkelijke structuren in Gallisch België tot stand onder druk van de kerken van Trier en Reims die gelden als centra van het vroege christendom. Reims kiest Terwaan als zijn lokaal bastion in Morinië. Het stuk van Germanië dat de Romeinen hadden weten te veroveren, zijn ze ook het eerst weer kwijt aan de barbaren. De breuk aan de grenzen, vergelijk het met een dijkbreuk, zal voortaan zorgen voor een onophoudelijke reeks invallen van vijandelijke volkeren. De Goten en de Vandalen. En ook vanuit eigen middens wordt er aan de Romeinse stoel gezaagd, want met die generaal Belisarius was het absoluut niet zeker of hij nu voor of tegen de Goten acteert. Hoe dan ook; de Romeinse reus is bij het aanbreken van de 6de eeuw zo goed als geïmplodeerd. Het brengt ons bij de Franken.

De schrijver wil zich focussen op de Franken in de Westhoek. Hij wil echter nog kwijt dat het niet de eerste keer is dat de Franken hun handen wilden leggen op het latere Frankrijk. In het jaar 211 werden ze nog teruggedrongen na aan veldslag dicht bij Mainz. Maar ze blijven terugkeren en in 262 zijn ze al doorgedrongen tot in Spanje en zelfs tot in Italië. In 292 krijgen ze er opnieuw van langs maar ze blijven Constantinus en zijn zoon bestoken in de periode 340-350. Vanaf de 4de eeuw zijn de Franken één pot nat geworden met de Saksen en zorgen ze voor voortdurende vernielingen aan de Vlaamse kust. Ze maken zich meester van Cambrai waar ze de bevolking afslachten om dan achteraf de hele streek tot aan de Somme af te dweilen. De dappersten van alle volkeren houden nu een deel van de kuststreek van Morinië bezet. Ze worden gesignaleerd in Boulogne, tussen de grenzen met Gallië en het gebied dat door de Saksen bezet wordt. Rome wordt in 410 door de Germaan Alaric ingenomen en geplunderd.

Pharamond, de eerste koning van de Franken
‘Over and out’ is het met de Romeinen en ook in onze streek brengen de Franken nu de finale laatste slagen toe aan de eeuwenlange Italiaanse bezetting. De macht ligt nu bij Pharamond, de chef van de Franken die Doornik uitkiest als zijn hoofdkwartier. In 447 verjagen ze de Saksen uit Cambrai en komt Meroveus, de tweede koning van de Franken aan de macht. Wie nog overgebleven is van de Romeinen, Goten en Visigoten, wordt verjaagd uit de streek van Terwaan. Wat voeren de Franken uit bij ons? Het lijkt niet helemaal duidelijk. Er staat weinig neergeschreven over die periode. De geschiedenis laat ons wat in de steek.

Vermoedelijk zullen de nieuwe bezetters volop gebruik maken van de Romeinse steenwegen om alle steden binnen te vallen. En Terwaan is al helemaal geen probleem. Hier maakt Chararik zijn hoofdstad. Het gebied van deze Frankische koning strekt zich uit van het zuiden bij Montreuil tot aan Nieuwpoort in het noorden en van de monding van de Canche tot aan de Leie. Heel maritiem Vlaanderen dus. 100 km verderop, in Cambrai, zwaait er in het jaar 496 een andere Frankische koning de plak. Hier is er sprake van een zekere Regnacaire.

It also improves the energy samples viagra cialis and strength to last longer in bed. This type of medicine is also may be found in the viagra professional price form of pills, the polo ring type etc. However, consume Kamdeepak capsule to enhance the blood flow in the heart and to soothe the cardiovascular issues. levitra price Fortunately, with the support of feminine orgasm enhancement, you can discount priced viagra get it from here itself.

Al dat gedoe met de Heilige Drievuldigheid
De discipline van de Romeinen is omgeslagen in een maatschappij waar de zeden ver te zoeken zijn. Al dat gedoe over de Heilige Drievuldigheid wordt door die nieuwe Franken, als heiligschennis beschouwd. De Germanen beschouwen het zoontje en de heilige geest in geen enkel geval als een onderdeel van hun God. Een reeks concilies, waaronder die van Nicea in 325 hebben de tweespalt binnen de kerk niet kunnen oplossen. Het heilige vuur van de prediking is zowat stil gevallen en zorgt tijdens de 5de eeuw voor een ‘revival’ van het heidendom en de barbarij. De kentering komt in 481 als de 15-jarige Clovis zijn vader in Doornik opvolgt als koning van de Franken en zich onder druk van zijn vrouw Clothilde laat bekeren tot het echte christendom.

Op tien jaar tijd maakt hij brandhout van al de Frankische stammenvorsten die elk een stuk van dat vroegere Romeinse rijk in hun bezit hebben genomen. Chakarik van Terwaan valt in het jaar 488 in de handen van een meedogenloze Clovis en wordt samen met zijn zoon onthoofd. De vrienden van Regnacaire willen hun vriend Chakarik wreken, maar dat breekt hen zuur op. Ze moeten vluchten naar de ‘Littus Saxonicum’, waar ze asiel krijgen terwijl Clovis met succes heel Vlaanderen overneemt. De Westhoek is, net zoals grote delen van Frankrijk in de handen gevallen van de nieuwe sterke man van Doornik die trouwens in 507 verhuist naar de nieuwe hoofdstad Parijs. De dynamische en energieke Clovis zorgt ervoor dat het christendom weer volop ruimte krijgt bij ons. In 511, het jaar van zijn dood, organiseert hij een concilie in Orleans en zorgt hij voor een fusie tussen de staat en de kerk. Geloven in God wordt voortaan verplicht door de wet. Van bescheidenheid hebben de Franken trouwens weinig last.

De pagus Mempiscus versmelt met de pagus Flandrensis
In 511 lezen we in het nieuwe Salische wetboek dat deze ‘übermenschen’ sterk zijn met de wapens, vredevol en eerlijk zijn, ‘corpore nobilius et incoluminus’. De Franken beschouwen zichzelf als perfecte mensen. Korte tijd later zal Terwaan het hoofd worden van een nieuw bisdom. Na de dood van Clovis in 511 krijgen zijn zonen Theuderik, Childebert, Clodomer en Clotarius elk hun stuk van de grote taart. Laatstgenoemde Clotarius is 15 als hij baas wordt over de gebieden ten noorden van Somme en daardoor ook Morinië onder zijn controle krijgt. Het deel dat stilaan aan het uitgroeien is als Vlaanderen.

In geen tijd ontstaan er conflicten tussen de zonen over hun respectieve grondgebieden. Victor Derode beslist om hier niet dieper op in te gaan. Met het aantreden van Clovis II komt vooral zijn echtgenote Bathildis in beeld. We spreken over de periode rond de jaren 650. Zelf ooit nog het slachtoffer geweest van vrouwenhandel, heeft ze zich weten op te werken tot koningin van de Merovingers, de Franken die heersen over onze gebieden. Na het overlijden van Clovis wordt ze zelf regentes voor haar minderjarige zoon Clotarius de 3de. Het is de tijd van bisschop Eligius die het bisdom van Doornik onder zijn bevoegdheid krijgt en van Sint-Elooi, de apostel van Vlaanderen.

De kerstening van Vlaanderen etaleert zich in de stichting van een reeks abdijen. Vooral die van Corbie, de abdij die eeuwen lang grote stukken bossen en gronden zal bezitten in de Westhoek, springt in het oog. Bathildis wordt als dank voor haar bewezen hand- en spandiensten voor de kerk na haar dood heilig verklaard. De pagus Mempiscus is stilaan aan het versmelten met de pagus Flandrensis. Het graafschap Vlaanderen komt tot stand in de 9de eeuw. Honderd jaar later is de graaf van Vlaanderen de belangrijkste van de 12 ‘pairs’, vazallen van de koning van Frankrijk. De naam ‘Franken’ heeft ondertussen de plaats geruimd voor de term ‘Fransen’. In deze nieuwe wondere wereld zien we Mommelinus en Winox die de streek van Sithiu gaan evangeliseren.

Het buikgevoel van Karel de Grote
De komst van de Noormannen laat een onuitwisbaar spoor na in de geschiedenis van onze contreien. De echo van de ellende die ze aanrichten, blijft lang nagalmen. In 782 komen ze voor de eerste keer oog in oog te staan met Karel de Grote. De ‘Northmans’ komen vanuit Scandinavië en Denemarken. Soit, vanuit het noorden. De ‘vader van Europa’ weet vermoedelijk niet eens dat ze bestaan.

Hij kan niet vermoeden dat ze ooit de wrakstukken van zijn rijk zullen overnemen. Ze zijn bijzonder sluw, de mannen uit het noorden. En bijzonder belust op onze gebieden. Er gaat geen jaar voorbij zonder dat ze de meeste intelligenten onder hen naar Vlaanderen sturen, waar ze de kuststreek van Gallië in kaart brengen. Ze noemen die streek trouwens ‘Kerlingaland’. Karel de Grote ontmoet voor het eerst een delegatie Noormannen tijdens de rijksvergadering van 782 in Noordrijn-Westfalen, aan de bronnen van de rivier de Lippe. Hier krijgt hij voor het eerst dat knagend voorgevoel dat die noorderlingen wel eens spionnen van de barbarij kunnen zijn. Niet dat hij dat laat merken hoor. Hij slooft zich uit om hen gunstig te stemmen en overlaadt ze met geschenken.

Zijn buikgevoel blijkt correct. Enkele jaren gaan voorbij zonder noemenswaardige problemen. Enfin; 22 jaar duurt het toch nog vooraleer de Noormannen hun eerste grootscheepse bezoeken brengen aan de Morinische kusten en aan westelijk Gallië. De kronieken hebben het toen in elk geval over hun plunderingen. Ze vertellen over een slag op zee in 804, de term ‘grootscheepse’ blijkt een goede woordkeuze, en ze stipuleren het jaar 808 aan als datum voor hun eerste invasie op vasteland. Met 13 grote zeilschepen die voorzien zijn van riemen, meren ze aan in Vlaanderen. Vreemde luizen uit het noorden of vanuit Groot-Brittanië waar ze al enkele eeuwen huizenieren.

De abdijen worden geviseerd door het Noorse crapuul
Plunderen. Het is een gemakkelijk woord om neer te pennen. We proberen ons in te leven wat die plunderingen effectief betekenen voor het Vlaamse volk dat zich gesetteld heeft en hard werkt om een voor die tijd menswaardige levensstandaard op te bouwen en hun bestaan nu bruusk verstoord ziet door die woeste en meedogenloze baardmannen van wie ze niet eens de taal begrijpen en die het gemunt hebben op hun leven en op hun schamele bezittingen. Een ongegeneerde en verschrikkelijke terreur moet het geweest zijn. Plunderingen dus en de Noorse invasies herhalen zich zowat om de 5 jaar.

De terreur houdt meer dan een eeuw aan. Beeld u dat eens in; tot aan 925 riskeren de bewoners, tot diep in het binnenland, van het ene moment op het andere slachtoffer te worden van de Vikingse roofmoorden. Karel de Grote probeert zich natuurlijk te wapenen tegen de drieste aanvallen. In 810 installeert hij te Gent een grote vloot die de kusten zou moeten beschermen. In 811 komt hij poolshoogte nemen op het strand van Boulogne, bezoekt hij Wissant en zowat de hele kuststreek, waar hij versterkingen laat aanleggen en de defensie organiseert. Vooral de rijke abdijen zien zich bedreigd door het Noorse crapuul.

Het valt niet te verwonderen dat de geestelijken ruim hun steentje bijdragen bij de verdedigingswerken van ‘Charlemagne’. Ingelram en Odoacer, de forestiers van Vlaanderen, organiseren zich zo goed en zo kwaad als ze kunnen, om de diefstallen van de Noormannen te verijdelen. We zien het aan de heropbouw van meerdere kerken en vooral van bouwvallige forten die de Hunnen al enkele eeuwen geleden hadden verwoest. Hier en daar wordt tijdens de eerste jaren wel wat succes geboekt met die nieuwe Frankische verdedigingsmaatregelen. Beetje bij beetje echter, verwatert de defensie. Er is vooral niets te doen aan een nieuwe inval vanuit Friesland, waar de Deen Godfried met 200 schepen aanlegt en nog eens karrenvrachten Noormannen gedropt worden aan de Vlaamse kusten. Huizen en boerderijen worden in brand gestoken tot aan de oevers van de Seine.

De geestelijken verstoppen hun kostbaarheden
De Franken in de noordelijke provincies voelen zich in de streek gelaten door hun eigen volk. Waar blijft de hulp? Hun eigen koning zoekt hulp en slaat zelf aan het onderhandelen met de Noormannen. Op een bepaald moment laat hij zelfs zomaar het hele platteland ten noorden van de heuvels van Terwaan over aan hen. Ze mogen plunderen en verwoesten wat ze maar wensen. Naar hartenlust! Zolang ze de zuidelijke gebieden maar met rust laten. Vlaanderen wordt in de steek gelaten. Niets zal ooit nog hetzelfde zijn. Hier en nu vinden de Guldensporenslag van 1302 en de eeuwen lang aanslepende conflicten tussen Vlaanderen en Frankrijk hun oorsprong.

In 842 spoelen de Noormannen via het Friese Katwijk de Morinische kustlijn binnen. De pagi Mempiscus en Flandrensis zullen het geweten hebben. Nieuwpoort, Zuydcoote, Mardyck, Sangatte, Wissant, Boulogne en Quentovic worden zwaar geteisterd en vernield. Het gerucht van de barbaarse inval verspreidt zich als een lopend vuur naar het binnenland. De bevolking is dodelijk verschrikt en vlucht weg voor de dreigende ravages. Ze verlaten in paniek hun steden en hun kloosters. De kerken worden achtergelaten. Ze reppen zich met man en macht naar Sithiu, dat in de 7de eeuw nog Hebbingeham noemt en later zal omgedoopt worden in St.-Omer.

Sithiu geldt in die dagen als een belangrijke versterking. Ze verschuilen zich hier met al hun kostbaarheden. De kerkschatten en de relieken van de heiligen worden angstig verborgen gehouden voor de grijpgrage handen. Niet alles kan in veiligheid gebracht worden in St.-Omer. De geestelijken verstoppen hun overvloedige rijkdommen in uitgegraven depots onder de grond. In Villers-Plouich, in de buurt van Arras, wordt een galerie van 24 kamers uitgehakt in de stenen. In Bellinghem wordt een complex en verschillende verdiepingen tellend onderaards netwerk van gangen en overwelfde kamers aangelegd. In Hermies ontdekken spelende kinderen in 1840 een ondergrondse ruimte (l’énigme des muches) die bestaat uit 8 straten en zowat 800 cellen.

De gouw van Mempiscus heeft het weer zweten
De raids volgen elkaar op. In 845 steken de Noormannen de abdij van Sithiu in brand. Lodewijk de Duitser, kleinzoon van Karel de Grote onderhandelt koortsachtig met de Deense koning Erik om tot een vredesbestand te komen dat er uiteindelijk ook komt in 847 met het verdrag van Meerssen. De Frankische koningen proberen de Vikingen te paaien door hen grote grondgebieden in leen aan te bieden. Maar wat baat het allemaal? Het gevaar komt vooral vanuit Nederland waar de Deense broers Harald en Rorik de scepter zwaaien. Na de dood van Harald verbreekt Rorik zijn overeenkomst en maakt hij goede vriendjes met zijn neef Godfred Haraldson.

In 850 duiken hun troepen opnieuw op aan de mondingen van de Schelde en de Seine. De gouw van Mempiscus en de regio van Terwaan hebben het weer zweten. In 853 geeft Karel de Kale de opdracht om een inventaris op te maken van de aangerichte schade. Adelard en Wala, de abten van Sithiu en Corbie, maken deel uit van het onderzoeksteam. Ze omschrijven de toestand in onze regio als volgt: ‘helaas, deze vuile oorlog heeft ons leger verwoest, er wonen noch amper mensen in onze steden en de schaarse achtergebleven inwoners hebben hun kracht en hun moed verloren. Het krioelt van de vreemde snuiters die er voor hebben gezorgd dat de bevolking zo goed als uitgeroeid is. Het aantal in brand gestoken dorpen en steden is amper te tellen.’ In 856 wordt Parijs een tweede keer aangevallen door de Noormannen. Nieuwpoort krijgt opnieuw bezoek in het jaar 861 wanneer de reusachtige vloot van aanvoerder Weland er voor anker gaat. Een ooggetuige vertelt dat de zee bedekt is met schepen.

Foltering van Worard, Winetbold, Gerwald & Reginhard
Precies een woud van masten waar het krioelt van vervaarlijk uitziende mensen. Zeg maar roofdieren. De horde verspreidt zich over het land en volgt de loop van de Ijzer. Overdag houden ze zich schuil en ’s nachts trekken ze verder richting Sithiu waar de rijkdom hen toelacht. Onderweg steken ze de abdij van Wormhout in brand. In de vroege morgen van de zaterdag voor Sinksen bereiken ze hun doel. In het klooster zijn er maar 4 geestelijken overgebleven. Priester Worard is de oudste. Hij wordt bijgestaan door de diakens Winetbold en Gerwald en de jonge Reginhard. Samen wachten ze onverstoorbaar op de komst van de barbaren.

Ze weigeren om te antwoorden op de vraag waar de kostbare relieken zich bevinden. Er komt foltering bij te pas. Maar ze blijven zwijgen. Worard en Reginhard worden doodgemarteld. De andere twee kunnen ontkomen. Het is de voorbode van nog meer geweld. Heel Morinië wordt het slachtoffer van brandstichtingen. Terwaan wordt met de grond gelijk gemaakt. Bisschop Humfrid ziet het niet meer zitten en wil er de brui aan geven maar paus Nicolas kan hem overtuigen om te blijven. St.-Valery, Amiens en St.-Quentin vallen ondertussen ook al ten prooi van de woestelingen.

Karel de Kale kan ze uiteindelijk tot staan brengen met de belofte van 3.000 zilveren ponden, maar nog voor dat het geld klaar is, eist Weland al 5.000 ponden. En ook hele kuddes vee en graan moeten ze hebben. In het eens zo machtige rijk van Karel de Grote, heerst een nooit geziene chaos en desorganisatie. En wees er maar gerust van dat de Noormannen dat in de gaten hebben. In 863 schenkt Karel de Grote Vlaanderen en Artesië aan zijn dochter Judith en wordt zijn schoonzoon Boudewijn met de Ijzeren Arm de leenheer van het nieuwe Vlaanderen. Hij krijgt de opdracht om te waken over Vlaanderen. Een bijna onmogelijke opdracht. Hier en daar bouwt hij versterkte burchten. Ook in Bergues en Dunkerque.

De noordse bruutzakken blijven maar komen
Als Karel de Kale in 877 overlijdt, is de stad St.-Omer weer verrezen rond de heropgebouwde abdij. Maar dan volgt er weer een moordende raid die nog bloediger en furieuzer is dan de vorige en die zich deze keer vooral op Vlaanderen schijnt toe te spitsen. De nieuwe terreur sleept 3 jaar aan. De bruutzakken blijven maar komen. Wie al eens ontsnapt aan hun geweld mag er zeker van zijn dat hij de volgende keer prijs zal hebben. Geen toren blijft nog overeind staan. Geen enkele stad of dorp ontsnapt aan de vlammen. Geen hut of huis resteert er waar de inwoners niet zijn afgeslacht. In juli is Terwaan nog eens aan de beurt.

Wat nog overgebleven is, wordt verder verwoest. De oude bisschopsstad zal de volgende eeuw zo goed als onbewoond blijven. En ook de oude abdij van Sint-Bertinus ondergaat nog eens de gewelddaden van de terroristen. Na een korte oversteek naar Engeland krijgt het arm Vlaanderen weer de volle lading. Oye, Ieper, Veurne, Steenvoorde, Belle, Watten, Wormhout en Sint-Winoksbergen worden nog maar eens geteisterd en in ruïnes omgetoverd. Het blijft van langs om minder bij gewoon branden, moorden, plunderen en vernielen. Vooral de geestelijken worden het slachtoffer van vreselijke verminkingen en als ze al eens gespaard worden, dan worden ze ontvoerd en gevangen gezet. De milities van graaf Boudewijn proberen wat ze kunnen om de agressie te stoppen.

Hier en daar slagen ze er in om de Noormannen te verslaan maar dat is als water op een hete plaat. Binnen de kortste tijd nemen ze revanche. Na een verloren gevecht in Thun in 879 trekken ze zich terug in versterkte plekken zoals Gent en Kortrijk om er de winter door te brengen. En van daaruit blijven ze de Menapiërs en de Sueven vervolgen en uitroeien. De 23e december van 880 vallen Lobbes en St.-Vaast ten prooi aan de vlammen en, kerstmis of niet, de 25e december worden Arras en Cambrai nog maar eens onder voet gelopen. Zo gaat het de hele winter door.

Wolven baas in de West-Europese wildernis
De immense ruime tussen de Schelde en de Gironde is veranderd in een wildernis. Op de ruïnes van de verwoeste steden en abdijen groeien nu bomen en bossen waar wilde dieren zich naar hartenlust kunnen uitleven. De Noormannen krijgen nu zelf te maken met hele roedels wolven en met bruine beren. Boudewijn met de Ijzeren Arm blijft echter niet bij de pakken zitten. Hij laat de vernielde steden en kastelen weer opbouwen en versterken. Rond 902 komen Ieper, Bergues en St.-Omer aan de beurt. De oude kronieken hebben het trouwens vrij regelmatig over de beren in onze streek. De vroegere naam van de abdij van St.-Ghislain, Ursigundus, verwijst ernaar.

De naam ‘De Beer’ wordt een erfelijke titel waar Vlaamse heren mee gaan pronken. Woeste tijden zijn het. Elke vorm van cultuur is verdwenen. Na de jaren van Noorse ravages doet hongersnood zijn ultieme werk. In 891 is er nog eens sprake van de Noormannen die worden teruggeslagen en in 925 eindigt deze tragische periode met de stichting van de abdij van Guînes, waar de Deen Sigfried eigenaar wordt van de uitgebreide heerlijkheid.

Hij heeft zijn slag thuis gehaald. De verslagen van het concilie van Trosley in 909 omschrijven de toestand in het Vlaanderen van die dagen: ‘er is bijna geen volk meer in de steden, de kloosters en abdijen zijn vernield of liggen in de as, de buitengebieden zijn desolaat en leeg. Maar de mensen beginnen zich weer te verenigen en samen te wonen. Het is weer al eens de wet van de sterkste die telt. De sterken verdrukken de zwakken. De gewelddaden tegen de arme en ongelukkige sukkelaars houden niet op. De mensen hebben God opgegeven en zijn nu overgeleverd aan hun eigen ondeugden.’

Uit deel 4 van ‘De Kronieken van de Westhoek’.

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

No Comments

No comments yet. You should be kind and add one!

Leave a Reply

You can use these tags:   <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>