Gerard van Reningelst zit op zwart zaad

Posted by  info@dekroniekenvandewesthoek.be   in       5 years ago     1708 Views     Leave your thoughts  

Abt Walter krijgt problemen rond de tienden van Reningelst die het klooster heeft gekocht en betaald in juli 1251. Walter de Bareteur en zijn oudste zoon Jan die de tienden verkocht hadden, willen de transactie in 1276 terug openbreken. Ze mandateren ridder Gerard van Reningelst om terug in het bezit gesteld te worden van hun rechten. Feys en Nelis gaan niet dieper in op de persoon Gerard van Reningelst. Maar die man is de baljuw van Poperinge. De heren van Reningelst oefenen al enkele honderden jaren de wereldlijke macht uit in opdracht van de abdij van Sint-Bertinus te St.-Omer.

Maar ze hebben zich in financiële moeilijkheden gewerkt want in 1285 zullen ze definitief elke autoriteit over Poperinge kwijtspelen. Met deze wetenschap in het achterhoofd gaan we verder met onze Rubrum Files. Onze Gerard van Reningelst eist de rechten op Reningelst terug en dreigt er zelfs mee om alle opbrengsten überhaupt voor zich te houden. Daarop dienen de kanunniken klacht in bij de procureur van Terwaan. Die belast op 12 augustus 1276 de pastoor van Reningelst en kapelaan meester Walter Wuvekin om in te grijpen.

Walter, Jan en Willem de Bareteur en Gerard van Reningelst moeten de eigendommen van het klooster respecteren en als ze dat niet doen, zullen ze publiekelijk uit de katholieke kerk worden geëxcommuniceerd. Pas drie jaar later zal de familie de Bareteur zwichten voor de kerkelijke druk. Op 11 september 1279 erkent Jan de Bareteur in het bijzijn van Henri, de bisschop van Terwaan, zijn ongelijk en verklaart hij definitief afstand te doen van alle mogelijke rechten op het goed.

De komst van de Predikheren
Feys en Nelis hebben het nu wel gehad met hun resumé over de acquisities en de bezittingen van het kapittel. Ze gaan nu terug naar heel andere gebeurtenissen in de tijd van proost Walter. De stichting van de abdij van de Predikheren en het klooster van Hemelsdale. De oprichting van het hospitaal van Bardonc en het hospitium van Belle. De onenigheid tussen de kanunniken van Sint-Maartens en de aartsdiaken van Terwaan. Na de komst van de Dominicanen-Predikheren naar Ieper, waren zij de enige broeders die van buitenaf kwamen prediken en zich bezig hielden met de geestelijke zielszorg van de mensen.

Het was eigenlijk allemaal begonnen met broeder Zegher. Die was rond 1234 van Rijsel komen afgezakt en hij slaagde erin om de hele Ieperse samenleving met zijn sermoenen te boeien. Zegher was gestorven in 1250. De Predikheren hadden opgemerkt hoe welkom Zegher was geweest in de stad en hadden lang met de idee gespeeld om zich te komen vestigen in de stad. Maar dat bleek allemaal niet zo eenvoudig gezien de machtspositie van het kapittel van Sint-Maarten. De Minderbroeders waren er pas in geslaagd om zich te vestigen binnen de stadsmuren na een uitdrukkelijk bevel van de paus.

De Augustijnen en de Karmelieten hadden hun bastion in de Ieperse buitenwijken. Het duurt nog tot in 1268 vooraleer de Predikheren een gepaste plek vinden om zich comfortabel te kunnen huisvesten. Ze hebben daarbij het geluk dat gravin Margaretha van Constantinopel aan hun kant staat en alles doet wat in haar macht ligt om de Dominicanen te helpen. Op 1 september 1268 passeert de akte waarbij de Predikheren de toelating krijgen om een klooster te bouwen op een stuk grasland tussen de stadsmuren en het kasteel van de graven, het Zaelhof. Naast het grasland, verwerven ze een stuk van de tuin van het kasteel. De 23ste juli van 1269 voegt Margaretha nog ten persoonlijken titel de gracht en een heel stuk grensland die het Zaelhof scheidt met het noorden van de stad, toe aan de oorspronkelijke schenking. Volgens de akte behoren de gronden niet tot het territorium van de stad en kunnen ze beschouwd worden als buiten de ‘castrum’ van Ieper. Hoewel die eigenlijk wel binnen de Ieperse verdedigingsgordel ligt.

Het klooster van de Predikheren bij het Zaelhof
Eens in het bezit van hun terrein, beginnen de Predikheren verwoed aan de bouw van een kerk, de nodige woonhuizen en een geestelijk centrum. Ook zij krijgen af te rekenen met het kapittel die de constructies binnen de grenzen van de stad Ieper helemaal niet ziet zitten. Het draait uit op een bits conflict dat enkele jaren zal aanslepen en pas zal opgelost worden op 25 april van het jaar 1273. Zoals gewoonlijk kiezen de partijen elk hun scheidsrechters. Het kapittel stelt de kanunniken Nikolaas Willemer en Raimbaut aan. De Predikheren kiezen hun leesheer Michel aan en ook broeder Jan Halvetonghe. Ook meester Lambert Lam wordt aan de commissie toegevoegd. De afkoopsom om zich alsnog te onttrekken aan het oordeel wordt vastgelegd op 500 pond. De uitspraak moet volgen voor Hemelvaartsdag.

De 14de augustus 1273, niet veel voor tijd, spreken de scheidsrechters zich uit over de kwestie. De kanunniken krijgen de helft van de offerandes aan het altaar van de Predikherenkerk en de afrekening moet gebeuren op het einde van elke maand. De Predikheren krijgen de andere helft met daarbij de totaliteit van de giften die gebeuren bij eucharistievieringen wanneer nieuwe broeders toetreden tot het klooster of tijdens hun begrafenisdiensten. Als compensatie voor het feit dat het kapittel zich bereid ziet om het parochiaal reglement aan te passen voor de Predikheren, moeten die laatsten jaarlijks 6 Vlaamse ponden betalen aan de Sint-Maartensproosdij. Het belangrijkste voor de Predikheren is dat ze voortaan hun kloosterleven mogen leiden zoals ze dat overal elders doen. De overeenkomst wordt door paus Gregorius de 10de bevestigd op 15 juli 1274.

Er komt verzet tegen het al te gulzige kapittel
De stilgelegde bouwwerken schieten terug op gang. Dat lezen we in een akte van 28 oktober 1274 waarbij gravin Margaretha de broeders toelating geeft om waar ze ook maar wensen de nodige muren te bouwen in de tuin van het Zaelhof en dat ze de funderingen van de kerk zo zwaar mogen uitvoeren zoals ze nodig achten. Na vrij korte tijd staan de Predikherenkerk en het klooster overeind en beginnen de giften toe te stromen.

En die zijn meer dan nodig om de hoge bouwkosten te recupereren. De Predikheren zien met lange tanden toe hoe de helft van de inkomsten in de zakken van de kanunniken verdwijnen. De eensgezindheid van half augustus 1273 verdwijnt als sneeuw voor de zon. De Dominicanen trekken naar de paus en ze slagen er in om een privilege te bemachtigen waarbij de overeenkomst met het kapittel kan worden verbroken. De ruzie met Sint-Maartens escaleert natuurlijk en die zal notabene aanslepen tot de eerste september 1292 wanneer proost Robert de Moiste een nieuwe deal zal sluiten met de Ieperse Predikheren en waarbij het kapittel zich tevreden zal moeten stellen met slechts één derde van de offergiften.

De moord op Michel van Torhout
En dan is er de regeling die abt Walter moet treffen met de religieuzen van het klooster van Hemelsdale. De kloosterzusters van de Cisterciënzers verhuizen van hun klooster te Esen bij Diksmuide (zie De Jonge Jaren van Dixmude) naar de regio van Ieper in de nasleep van een tragische gebeurtenis die zich voordoet in de stad zelf. Tijdens het bewind van Margaretha en Johanna van Constantinopel, wordt de gemeenschap van Ieper werkelijk verscheurd door een privé oorlog tussen twee belangrijke Ieperse families. Die ruzie is al tientallen jaren aan de gang. We herinneren ons de stichting van het Lambert Voethospitium ten gevolge van het (dus tijdelijk) bijleggen van de vete in 1225. Gravin Margaretha is al die ruzies moe en probeert een oplossing te forceren door een huwelijk te arrangeren tussen Marie van Ieper en Henri van Torhout. Marie (voor sommigen Margaretha) is mogelijkerwijze een telg uit het roemrijke geslacht van Herenthaghe en van de burggraven van Ieper.

Het zijn vooral de vader van Marie en enkele gemeenschappelijke vrienden die de oplossing menen te zien in dit huwelijk. Maar het huwelijk wordt geblokkeerd door allerhande beweringen van een zekere ridder Willem van Heule die daarmee Marie in grote verlegenheid brengt en nog meer olie op het vuur gooit. Willem van Heule, de vader van Lambert van Vleteren, is getrouwd met Adelise, de dame van Vleteren en van Westouter. De ruzie tussen de families blijft escaleren en brengt hen uiteindelijk voor de rechtbank van Terwaan. De gravin blijft ondertussen pal achter Marie staan. Ze komt tussen bij de deken en bij het kapittel van Terwaan waarbij ze beweert dat Willem van Heule leugens en valse getuigenissen aanwendt en met alle mogelijke goede of slechte middelen (per fas et nefas) de waarheid aan zijn kant probeert te halen.

So, by common sense and clinical evidence, all cleansing performances amerikabulteni.com viagra order uk that reduce toxic burden and damage of the pancreas that is referred to as biliary pancreatitis. Talking about the quality purchased this levitra 40 mg of the component is because it makes the blood flow properly. A ring is slid over the base of organ to amass viagra without prescription free the blood in for up to half an hour. Avoid eating fatty foods like butter, coconut oil, cream and full-fat dairy viagra samples thought about that products.

De details van de hele historie blijven hangen in de nevels van de tijd. Feys en Nelis kunnen achterhalen dat Willem van Heule al overleden is in 1259. En hoe het hof van Terwaan zich uiteindelijk zal uitspreken, is niet bekend. Het geplande huwelijk gaat in elk geval niet door. Wat wel zeker is dat Michel van Torhout, een man van hoog aanzien en vader van Henri van Torhout, het leven verliest ten gevolge van de oorlog tussen de clans. Hij wordt einde 1262 vermoord door zijn eigen vrouw Margaretha Medem. Ze wordt door de gravin en de stadsbaljuw beschuldigd van moord en verdwijnt voor de rest van haar dagen in de gevangenis waar ze uiteindelijk sterft op 25 oktober van het jaar 1268.

Margaretha Medem speelt haar erfenis kwijt
De moordenares moet ongetwijfeld een instrument geweest zijn in de handen van haar ouders en haar familieleden. Ze heeft niet op eigen houtje gehandeld. Het gerecht gaat op zoek naar medeplichtigen van de misdaad. Een hele reeks verdachten passeren de revue, maar het blijft onmogelijk om met harde bewijzen van schuld voor de dag te komen. Op 11 april 1264 wordt een vonnis geveld en probeert de baljuw een regeling te forceren die een einde kan maken aan de oorlog. Broer Thierry Medem moet, in het bijzijn van 1000 mannen, zweren op alle heiligen, dat hij geen schuld heeft aan de dood van Michel van Torhout, en dat hij integendeel zijn dood betreurt. Hij moet een eerbetoon en zijn vaste wil tot vrede uitspreken tegenover 500 bloedverwanten van de overleden van Torhout.

Hij dient alles in het werk stellen opdat een hele reeks kloosterorden zullen bidden voor de ziel van de overledene en hij moet 200 Vlaamse ponden op tafel leggen om een kapel te laten bouwen voor diens nagedachtenis. De gravin eist dat Margaretha Medem haar deel van de erfenis afstaat aan de bloedverwanten van haar vermoorde echtgenoot die er een kapelanij mee kunnen stichten. Hier dient de nieuwe kapel te worden gebouwd. Alleen op die manier zal de ziel van Michel van Torhout tot rust kunnen komen. Een andere aanstoker, een zekere Clais Mons, wordt niet echt verdacht van de moord, maar hij wordt toch voor een hele tijd overzees gestuurd, zodat de vrede kan terugkomen. De gravin bepaalt wanneer hij moet vertrekken en wanneer hij mag terugkeren. Thierri Medem en zijn vrienden zullen hem helpen op de manier zoals de gravin dat wil.

Het huis van Michel van Torhout in de Hondenstraat
Wautier Tac, Denis en Coppin en zijn broer Herris en hun hele familie moeten meehelpen aan de verzoening. Canin Tac en Jean Baidrues worden verbannen op kosten van de familie Medem. Willem van Nieuwpoort moet getuigenis afleggen aan 1000 man dat hij niets te maken heeft met de moord en dat hij op geen enkel moment logement aangeboden heeft aan mogelijke daders. De moord op Michel van Torhout is blijkbaar niet het enige misdrijf in de familieoorlog, want Willem van Nieuwpoort moet ook zweren dat hij niets te maken heeft met de moord op Lamkin de Saelgi.

En zo gaat de uitspraak verder. Jan Mons en Jan Mueslare moeten dezelfde eed afleggen als Thierri Medem. De broers Jan en Jacques Hakars en hun neef Jan moeten zweren niets te maken te hebben met de gebeurtenissen die Walter de Scotes zijn overvallen en, integendeel die feiten zelf betreuren. Ze vliegen alle drie op bedevaart naar Santiago de Compostella. De gravin wil schoon schip maken met die vuile clanoorlog en eist dat zij en zij alleen eventuele verdere onduidelijkheden tussen de families zal interpreteren. Het proces wordt afgesloten met de verdeling van de eigendommen van de overleden Michel van Torhout. Naar gewoonte gaat de ene helft naar de erfgenamen en de andere helft naar de gravin zelf. Het gaat over een woning in de stad Ieper zelf, een landhuis op de buiten en een reeks van renten.

De gravin heeft al op 17 februari 1263 opdracht gegeven aan de baljuw en de schepenen om te beginnen aan de overdracht van de huizen en daarbij de abdij van Ter Duinen te betrekken. Twee jaar later, op 1 mei 1265, laat Margaretha van Constantinopel weten dat de helft van de woning van de woning van Michel van Torhout, gelegen langs de Hondenstraat in de parochie van Sint-Jacob, met de helft van de andere eigendommen naar zijn erfgenamen mag getransfereerd worden. Het deel dat toekwam aan Margaretha Medem en haar erfgenamen wordt verbeurd verklaard en voor 600 Vlaamse ponden verkocht aan de abdij van Ter Duinen. Met die opbrengst zal al gedaan worden wat nodig is om de ziel van de vermoorde van Torhout tot eeuwige rust te laten komen.

Hemelsdale tussen de Kruiskalsijde en Zillebekedorp
De abt van Ter Duinen wordt verplicht om ten eeuwigen dage een priester of een geestelijke te laten verblijven in de woning aan de Hondenstraat. Er mag geen dag voorbijgaan zonder missen die opgedragen worden voor de zielsrust van de overledene. Die misvieringen dienen door te gaan in zijn huis zelf, of in de kerk van Sint-Jacob waar de man begraven ligt. In maart 1267 komt de gravin van Vlaanderen plots op de proppen met de religieuzen van Hemelsdale die hun klooster bezitten te Esen bij Diksmuide. Ze schenkt de nonnen het buitengoed en alle grond van de vermoorde Ieperling. De omwalde woning, de motte (heuvel), de tuin en het erf, de grachten en de omliggende gronden beslaan in totaliteit meer dan 8 hectare. En dan komt er nog een stuk grond van 4 hectare akkergrond bij die gelegen is op de Dunehauwe richting Zonnebeke. De gravin verlangt van de kloosterzusters dat ze hun klooster in Esen opgeven en zich komen vestigen in de buurt van Zillebekevijver.

Waar precies ligt Hemelsdale? We vinden informatie dat ‘de erve van ’t goed ten Hemelsdale buiten de Auwerporte ligt neffens de uiterste viste’ en dat ‘de hofstede metten lande toebehoorde ghenamt ten Hemelsdale, oostwaert van de Comenstrate an duuterste veste ligt’. De Ieperse schrijver Cornille spendeert heel wat energie en tijd om de exacte ligging van het landgoed te weten te komen en komt uiteindelijk tot de conclusie dat Hemelsdale zich bevindt ten westen van de weg tussen de Kruiskalsijde en Zillebekedorp (de Maaldestedestraat) op de helling nummer 40 ten oosten van de vijver. Nog voor de eerste wereldoorlog staat er een hofstede gebouwd op de bewuste westhelling die in het jaar 1776 aan de familie de Florisone toebehoort. De dubbele wal van de boerderij verraadt het feit dat Hemelsdale wel eens hier kan gelegen hebben.

De nonnen van Hemelsdale verhuizen in 1270
Abdis Marie van Harelbeke en haar zusters laten rond 1270 Esen voor wat het waard is. Ze komen zich vestigen in Zillebeke. De parochie Zillebeke bevindt zich natuurlijk binnen de invloedssfeer van het Ieperse kapittel. En algauw staan de kanunniken voor de deur en eisen ze een compensatie voor de mogelijke verliezen die ze zullen lijden door hun komst naar Ieper. Pierre van Harelbeke, aartsdiaken van Doornik, meester Walter van Veurne, proost van de kerken in Bergen en Willem Peinart, kanunnik in Sint-Maartens beslissen dat Hemelsdale 100 Parijse ponden moet betalen aan de Sint-Maartensproosdij.

Als vergoeding voor de offergelden, de aalmoezen en de giften die de nonnen zullen verwerven, dienen ze verder nog jaarlijks 16 Vlaamse ponden te betalen aan de abt. Marie van Harelbeke kan vermoedelijk weinig anders dan akkoord gaan met de voorgestelde regeling. De akte wordt getekend en geratificeerd in oktober van 1270. Ook de plannen om een kapelanij op te richten worden nu in versneld tempo uitgevoerd. De Ieperse burger Salomon Morin is de effectieve stichter. Hij kent de nieuwe kapelaan een stuk grond toe van 8 hectare, 3 bundels haver, 19 kippen en een jaarlijkse rente van 135 cent. Walter Boom en zijn vrouw Catherine assisteren Salomon Morin bij de stichting. De kapelanij wordt door de bisschop van Terwaan onder de patronage van Hemelsdale geplaatst op 24 augustus 1281. De religieuzen houden het niet erg lang vol in hun nieuwe locatie. In 1293 keren ze terug naar de regio van Diksmuide en zullen ze zich vestigen in Werken en nog later zullen ze nog eens verhuizen naar Brugge.

Uit deel 2 van ‘De Kronieken van de Westhoek’

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

No Comments

No comments yet. You should be kind and add one!

Leave a Reply

You can use these tags:   <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>