Vlaenderen het land van Buck

In de leeggelopen kuststreek nestelen Saksische en Frankische bevolkingsgroepen zich in het land van Buck. Buck is de oorspronkelijke benaming voor Vlaenderen. De Frankische stamhoofden nemen het roer over van de Romeinen. We leren meer over de landheren van Buck en de eerste Vlaamse forestiers.

Deze kroniek is hier beschikbaar in geïllustreerde vorm.

De leeggelopen kust- en Scheldestreek is al vanaf de 4de eeuw deels herbewoond door Saksische groepen die hun Germaanse cultuur en taal met zich meebrengen. Daarvan getuigen de ontelbare Germaanse dorpsnamen die we op vandaag nog kennen. De Salische Franken zelf vestigen zich in de 5e eeuw in het huidige Noord-Frankrijk en Wallonië, vooral rond de steden Kamerijk, Doornik en Bavay. Ze assimileren zich met de plaatselijke Gallo-Romeinse bevolking. Hierdoor ontstaat er aan de grens tussen Vlaanderen en Frankrijk een Germaans-Romaans menggebied.

In het jaar 405 krijgt de erg christelijke Germaanse kapitein Amphiguisus gewapenderhand de macht in handen over het land en de heerlijkheid van Buck. Een jaar later wordt de Frankische hoofdman en verzetstrijder Marcomer gekroond tot eerste koning van Frankrijk. Buck is in die tijd een gebied aan de zeekant, met ontelbare meren, ‘marascagie’, zeekuilen, meersen, kreken, polders en schorren waar de Noordzee in het eindeloze ritme van eb en vloed doorheen vloeit. De zee krijgt vrij spel over dat uitgebreide kustgebied van Buck.

Geen dijk of duinen zijn er om het zoute zeewater van de laagvlakte ten westen van de lijn tussen Roesbrugge en Aardenburg af te houden. Het achterland van Buck bestaat grotendeels uit ‘boschagie’, bossen en wildernis. Het is het meest westelijk gelegen aanhangsel van het bos van de Ardennen. Hier zwerven grote groepen wilde dieren rond, in het bijzonder reebokken, ‘bucken’, die uiteindelijk deze naam aan het toenmalige Vlaenderen schenken: ‘het land van Buck’. Gevangen tussen de wouden bevinden zich het dorp Oostburch en de stad Rodenburch, die later Aardenburg zal genoemd worden. Halfweg tussen de koopsteden Ardenburch en Oudenburch kunnen de handelaars en kooplui overnachten in drie herbergen.

Om de herbergen te bereiken dienen de reizigers een grote en brede zeeader over te steken. Ze maken hiervoor gebruik van lange houten brug. De Frankische en Saksische handelslui noemen de brug ter hoogte van de herbergen ‘Bruchstock’. Uiteindelijk zal die naam de plaatsnaam worden van een snel uitdijende gemeenschap. We bevinden ons in Brugge. Op de plaats van die herbergen zal later in de geschiedenis de Burg van Brugge worden gebouwd.

In de heerlijkheid van Buck liggen er rond het jaar 400 nog meer schone dorpen verspreid. Zo vinden we Snellegem, Wenduine, Jabbeke, Mardijke, Steenvoorde, Langhemarck, Zotteghem, Broucburch, Graemsberghe, Wormeholt, Hakelsberghe, Haerlebeke dat in de tijd van Julius Caesar als koopstad functioneerde maar achteraf vernietigd werd en in 400 een van langs om meer vervallen indruk geeft. We vinden verder Swevezeele en Sweveghem die aanvankelijk door de Sueven bewoond worden aan wie ze hun naam te danken hebben zoals enkele oude registers van kloosters en godshuizen het klaar en duidelijk bewijzen.

Anno 411 vallen de legers van Carocnus, de koning van de Germaanse Vandalen, anderen schrijven Wandalen, samen met de Sueven en de Alanen ons land binnen. Veel plaatsen en forten worden ingenomen en vernield of gewoonweg met de grond gelijk gemaakt. Zo vallen de Vandalen onder andere het kasteel binnen dat men Gaida Caesaris noemt. Clarinea. Gelegen tussen de rivieren van de Schelde en de Leie. Clarinea wordt sinds de komst van Caesar gebruikt ter verering van de witte god. Een volledig in zilver gegoten beeld van Mercurius. Vandaal Carocnus wil niet weten van de heidense naam van de versterking en verandert de naam in ‘Vand’ die in het Latijns als Wanda, Vanda of Ganda beschreven staat. Later zal die naam evolueren tot Gandavum.

We hebben het over de oorsprong van Gent. In zijn beginperiode zal in Vanda de abdij van St.-Baafs gebouwd worden. De invallers van Wandelen schilderen na de inval hun wapenuitrusting als een zwart veld met een zilveren handschoen in het midden. Ze willen graag het kasteel van Blandijn innemen, Blandijnsberch genoemd en zuidelijk gelegen in Ganda. De afgod Mars wordt er nog steeds dagelijks vereerd. De prins Blandinus had zeer kort voor de geboorte van Christus de aanbidding van Mars ingevoerd in Blandijnsberch. De plaats was opgericht met materiaal afkomstig van de ruïnes van de stad Doornijcke welke in die tijd Hostilia genaamd werd. Die naam refereert naar zijn stichter Tullus Hostilius, de 3de keizer van de Rome die de stad heeft opgebouwd. Anno 2000 zal de Blandijnberg in Gent bekend staan als de universitaire campus.

De Goten die al veel kwaads uitgericht hadden in Frankrijk, worden zich bewust van de versterkingen die de Vandalen hebben ingenomen en komen er met een macht van volk op af. De Vandalen worden uitgedreven en weggejaagd. Alleen de stad Ganda blijft overeind en de Goten slagen er niet in om de Vandalen uit de stad te verjagen. Wat ze ook proberen. Om hun positie te handhaven, bouwen de Goten ten zuiden van Ganda twee versterkte kastelen die later bekend zullen geraken onder de namen van Oudenaarde en Aalst.

Pharamond volgt in 420 zijn vader Marcomer op als koning van Frankrijk, maar hij houdt het maar 10 jaar vol. Zijn zoon Chlodio, een ruwe behaarde man, volgt hem op bij zijn overlijden. In 428 verovert Chlodio de steden Kamerijk en Doornik. Weldra bezet hij het hele gebied tot aan de Somme en maakt hij van de stad Doornik zijn Frankische hoofdstad. Hij sticht er een belangrijke Frankische enclave van waaruit hij macht krijgt op de omliggende gebieden en zo ook op de Westhoek. Dergelijke enclaves worden ook op andere plaatsen opgericht.

Bijvoorbeeld ook zo in de buurt van Kamerijk en van Trier. Amphiguisus, de heer van het land van Buck, laat in het jaar 436 een aantal dijken aanleggen aan de zeekant. Al snel groeien er schone vruchten in de polders die nu eindelijk opnieuw kunnen worden ingezet voor landbouwdoeleinden. Maar helaas. Amphiguisus sterft na een heerschappij van 32 jaar over het land van Buck een schielijke dood in datzelfde jaar 436. Omstreeks 448 wordt de Frank Chlodio door de Romeinen verrast tijdens de bruiloft van één van zijn edelen en verslagen nabij Atrecht in Artesië. Ondanks de nederlaag blijft het gebied van het huidige België en Noord-Frankrijk tot aan de Somme onder het gezag van Chlodio.

Na de dood van Amphiguisus wordt Karel de Schone de nieuwe landheer van toenmalige Vlaanderen. Ook hij kan het werk van zijn voorganger amper vervolmaken want al na 4 jaar overlijdt hij. ‘Twellcke wel groot jammere was voor den lande van Buck’. Na zijn dood wordt Falander de heer van ‘den lande van Buck’. Dat gebeurt door toedoen van koning Chlodius van het Frankenrijk, ‘Vranckerijcke’. Falander is immers getrouwd met Blesinde, de zuster van Chlodius. Blesinde en Falander hebben een zoon die Flandbert heet.

Flandbert ontpopt zich tot een frisse, kloeke en dappere heer, weten de kronieken te vertellen. Hij beschikt over een grote persoonlijkheid en is bovendien een vroom man die weg weet met wapens. Flandbert krijgt bovendien de steun van de koning Van Frankrijk bij het oplossen van militaire conflicten die zich voordien bij zijn ondergeschikten. Als Falander in 445 sterft, wordt Flandbert de heer van ‘den lande van Buck, naermaels Vlaenderen ghenaemt’. Bij het afsterven van Falander willen de Vandalen, de Sueven en de Alanen die nog steeds het bevel voeren over het kasteel van Wand zelf een gouverneur kiezen voor het land van Buck.

De Franken die de voorbije eeuw de voogdij over Doornijcke en Camerijcke verworven hadden van de Romeinen, vinden het stilaan welletjes. Onder leiding van Chlodius, koning van Frankrijk, nemen ze de Rijn- en Maaskant in en veroveren ze de versterking van Wand. Doornik, Terenburg en heel Morinium worden ingenomen. In 445 wordt Flandbert dus door Chlodius aangesteld als landheer over het hele Vlaamse gebied. Na een bewind van 13 jaar sterft koning Chlodius in 448 en hij laat drie zonen na: Alberijck, Reginald en Lautharius. Geen van de drie wordt door de edelen van het land tot de kroon toegelaten. Ze zijn alle drie veel te jong, onvoldoende wijs en vroom en te zwak om te weerstaan aan de macht van de Vandalen en de Romeinen van wie de Franken nog verdere problemen verwachten na hun uitdrijving uit Gent.

De Franse edelen kiezen ervoor om Meroveus, Merovech, tot hun koning te kronen. Meroveus zal Frankrijk door deze troebele tijden moeten loodsen. Hij dient vrijwel onmiddellijk al zijn krachten en middelen aan te wenden om weerstand te bieden tegen de Hunnen, Vandalen, Goten en Saksen. Hevig vechtende legers zorgen wederzijds voor grote vernielingen en wreedheden in het land van Buck. Zo wordt de stad Oudenburch, die in die tijd hoofdstad is van de regio en die door kooplieden van diverse nationaliteiten bewoond wordt, met de grond gelijk gemaakt. Onze regio beeft en trilt in al zijn voegen en wordt zo goed als verwoest.

Hij helpt in 451 de Romeinse legeraanvoerder Aetius en Theodorik, koning van de Goten, om de opmars van Attila de Hun te stoppen. Merovech valt de Hunnen aan ter hoogte van het Franse Troyes. Na een verschrikkelijke veldslag worden de Hunnen teruggedreven. Deze gedenkwaardige slag in 451 is echter niet beslissend want Attila kon zich terugtrekken aan de overzijde van de Rijn. Meroveus sterft in 458. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Childerik.

Die heeft zijn machtsbasis om en rond de stad Doornik en beheerst er zo de Romeinse provincie Belgica, het land van Buck. Anno 481 volgt de 16 jarige Chlodovech zijn vader op als koning van de Salische Franken in Doornik. Later zal de man Clovis genoemd worden. Aanvankelijk is zijn grondgebied nog bescheiden.

De Franken beheersen alleen het noordelijke deel van Gallië. Aanvankelijk moet Clovis de macht delen met andere, deels aan hem verwante hertogen, leiders van naburige Salische stamgroepen. Gallië is verder verdeeld in een Romeins restgebied in de regio van Parijs en Soissons, het zuiden en zuidwesten, dat deel uitmaakt van het koninkrijk van de Visigoten, en zelfstandige koninkrijken van de Alemannen en Bourgondiërs in het oosten en Bretagne in het westen.

Door de dood van de Visigotische koning Eurik is het machtsevenwicht in Gallië tijdelijk verstoord en krijgt Clovis de mogelijkheid om zijn macht uit te breiden. Hij weet de meeste andere Franken te verenigen (en ook enkele keren te verslaan) en het Frankisch gebied uit te breiden tot aan de Loire. De Franken heersen nu over een groot gebied met een nog min of meer intacte Gallo-Romeinse samenleving en economie. De bestaande steden, kerken, het onderwijs en de vele geschoolde ambachtslieden zullen de basis zal vormen voor een verdere expansie.

De druk van het christendom op de zeden van het land van Buck wordt gaandeweg groter. In het jaar 484 wordt de Doornikse bisschop Diederijck nog verbannen van zijn staat omdat hij zich niet hield aan het christelijk geloof dat hem opgelegd werd door paus Felix. Hij wordt vervangen door een nieuwe bisschop met de naam van Elutherius. In Doornik worden alle heidense tempels, onder andere die van Apollo, met de grond gelijk gemaakt. Er kan maar één God zijn. Hun God is de ware!

In 493 trouwt Clovis met de Bourgondische prinses Clothilde. Een erg katholieke freule terwijl hij nog de oude Germaanse goden vereert. Clovis wordt nu algemeen als een belangrijk vorst erkend. Zijn vrouw Clothilde probeert Clovis tot aan het jaar 496 tevergeefs tot het christelijk geloof te bekeren. Flandbert, de heer van Buck, overlijdt in 490 en laat 3 zonen na, Raganier die het land van Buck verder zal besturen, Finibert en tot slot Agricolaus die later nog bisschop van Luik zal worden. Raganier is wel een bekwaam leider, maar hij ondervindt grote moeilijkheden om zich meester te tonen van een land vol rovers, moordenaars, plunderaars en schoften allerhande die zich in de wouden en wildernis verschuilen en die het land zo goed als onleefbaar maken voor de inwoners.

Het enig gevolg van de situatie is dat de ‘kwaaddoenders’ nu volop hun goesting kunnen doen en ongestoord alles kunnen uitrichten wat ze ook maar willen. Er heerst geen recht en geen orde. De uitgestrekte wouden vormen een geliefkoosd schuiloord voor nogal wat ongure elementen. Veel kooplieden worden bestolen en vermoord langs de wegen. Huizen worden tijdens de nachten open gebroken. Vrouwen, zowel moeders als dochters, worden onteerd en verkracht. Niemand is nog langer meester over zijn eigendom. De hele Westhoek en West- en Oost-Vlaanderen zijn veranderd in een woud zonder genade. De rechteloosheid in Vlaenderen is tergend en toch treedt de Frankische overheerser Clovis niet op! Hij doet alsof zijn neus bloedt.

Clothilde schenkt Clovis drie zonen en een dochter. Childebert, Chlodomer, Chlotarius en Clothilde. Hij heeft trouwens nog een zoon, Theodorik, uit zijn eerste huwelijk met de Rijnlandse prinses Amalberga. Zoals al eerder verteld is moeder Clothilde fanatiek katholiek en probeert ze met alle charmes en middelen om haar Clovis tot het christendom te bekeren. Dit wil aanvankelijk niet zo lukken totdat Clovis in 496 moet aantreden tegen de Alemannen.

De slag bij Tolbiac verloopt niet helemaal volgens plan en Clovis belooft plechtig zich te bekeren mocht Christus hem de overwinning gunnen. Als de overwinning een feit is, houdt hij woord en enkele jaren later meldt hij zich met enkele duizenden krijgers bij bisschop Remigius van Reims om zich daar te laten dopen. Met hem worden nog 300 edelen gedoopt tot christen. De bekering van Clovis tot het christendom zal de loop van de geschiedenis in grote mate bepalen. De officiële overgang naar het katholieke christendom is politiek gezien een schrandere zet van Clovis. Hierdoor krijgt hij namelijk de Gallo-Romeinen op zijn hand. Clovis betrekt de clerus en de Gallische christenen bij zijn bewind.

Met de steun van de bisschoppen en die Gallische christenen kan Clovis nu ongestoord zijn veroveringen voortzetten. ‘In ‘t jaer ons heeren Jesu Christi 509’ neemt Clovis definitief zijn residentie over een groot deel van Vranckerijcke. Binnen het zelfde jaar probeert de Franse heerser ook ‘tlandt van Buck’ onder zijn ‘onderdanigheid’ te brengen en richt hij zijn ogen op Wand, Camerijcke, Doornijcke en Teroaen die onderdeel zijn van Belgisch Gallië.

Hij ontbiedt de Vlaamse landheer Raganier en stelt hem voor dat de inwoners van het land van Buck zich zullen onderwerpen aan de Franse christelijke onderwerping. Doen de Vlamingen dit niet, dan zal Clovis niet aarzelen om Vlaanderen met geweld binnen te vallen. Clovis is duidelijk: hij wil het christelijke geloof aanwezig zien in Vlaenderen.

Raganier weigert in te gaan op de voorstellen van Clovis. Hij vraagt Clovis om zich niet te bemoeien in zijn land van Buck. De Franse koning ontsteekt in hevige gramschap. Hij stuurt zijn leger onverwijld naar het land van Buck. Raganier biedt moedig weerstand met zijn kleine leger, maar wordt hoe dan ook door de Franse overmacht onder de voet gelopen. De Fransen palmen Vlaanderen in en plaatsen het onder het rechtstreekse gezag van de Franse koning.

Raganier vlucht met zijn familie naar Denemarken waar hij tot aan zijn levenseinde zal verblijven. Als Clovis in 511 sterft, laat hij een indrukwekkend Frankisch machtsbastion na. Na zijn dood wordt zijn rijk, in overeenstemming met de Salische wet, verdeeld onder zijn vier zonen; Theodorik, Chlodomer, Childebert en Chlotarius. De 4 erfgenamen zullen op hun beurt door strijd, intriges, broedermoord en via het huwelijk gesloten familiebanden, hun grondgebied weer moeten zien te vergroten. Het zal resulteren in een opeenvolging van bloedvergieten en schanddaden.

Finibert, de broer van Raganier, de laatste heer van het land van Buck, overlijdt in Denemarken waar hij in ballingschap verbleef na zijn vlucht voor de Franse overheersing in Vlaanderen. Zijn enige zoon Finaert, een reus van een vent, is bereid om te strijden voor zijn verloren gegane erfenis en keert in het jaar 559 naar het land van Buck terug om zijn erfgoed Vlaanderen als enige erfgenaam van zijn oom op te eisen. De reus Finaert is een sluw man en hij weet zich al vrij snel te infiltreren bij de roverbendes die Vlaanderen teisteren.

Crapuul dat dagelijks niets anders doet dan stelen, pijlgieren en moorden, wordt niet gestraft door Finaert. Integendeel verleent hij iedereen vergiffenis. In ruil voor zijn goeddunken eist hij een ‘vierde penning’, 25% van de inkomsten uit hun verderfelijke praktijken. Ook goede lieden en burgers worden verplicht jaarlijks een vierde penning te geven aan hun heer. Als ze dat weigeren zullen ze in gebreke gesteld worden, met het risico op de verbeurdverklaring van hun lijf en hun goederen.

Een landheer zoals Finaert? ‘Du jamais vu!’. Hij regeert Buck met geweldige wreedheid en ongenadige tirannie. Het is duidelijk dat de bijnaam voor Vlaanderen, een woud zonder genade, een volkomen terechte bijnaam is. Finaert, Finard op zijn Frans, woont in Lillesbuc. Afgekort: ‘Ile de Buc’. Hij leeft er op een burcht die gebouwd staat op een eiland in de rivier de Deule. Het eiland van de Buck. Rond het eiland zal de volgende eeuwen de nederzetting Lille (l’ile) of Rijsel ontstaan.

Zijn wreedheid sleept lange tijd aan. Jaren. De prins van Brabant (Brabo II) doet pogingen om het monsterachtige gedrag van Finaert te beletten, maar hij sterft in 561. Brabo II wordt opgevolgd door zijn zoon Caerloman in 561. De bevolking van Buck klaagt de wantoestanden geregeld aan bij Chlotarius, koning van Frankrijk, maar buiten schone en grote beloftes gebeurt er in de praktijk zo goed als niks. Chlotarius heeft het veel te druk met zijn familieruzies.

In het jaar 578 zit het er nog maar eens bovenarms op tussen de 4 broers die Frankrijk onder elkaar bezitten. Childerik, de koning van Soissons, gaat in oorlog met zijn broer Sigibert die koning is van Metz. Kort nadien wordt Sigibert vermoord door enkele huurmoordenaars in opdracht van zijn schoonzuster Fredegunde. Nadat koning Childerik oostelijk Frankrijk heeft veroverd richt hij zijn pijlen op het grondgebied van zijn andere twee broers. Maar ook Childerik zal in de nabije toekomst vermoord worden bij de slachtpartijen tussen de broers. In 580 wordt de 4 maanden oude Chlotarius II de nieuwe koning van Frankrijk.

In 600 wordt Salvaert, prins van Dijon, als gevolg van een opstand, uit zijn thuisregio Bourgondië verjaagd. Samen met zijn vrouw Hermegarde en enkele trouwe volgelingen, vlucht hij naar Engeland. Tijdens zijn tocht, arriveert hij in Lillesbuc, het angstaanjagende moerasgebied van De Deûle. In de buurt van de burcht van Rijsel worden Salvaert en zijn medereizigers onverwacht aangevallen, beroofd en vermoord door de bende van de reus Finaert. Zijn hoogzwangere vrouw Hermegarde en haar kamermeisje kunnen zich ternauwernood redden. Ze vluchten in paniek de woeste bossen van de Westhoek binnen.

Verschrikt en angstig dolen ze rond tot ze eindelijk de primitieve schuilplaats van een eenzame kluizenaar vinden. We maken kennis met Liederyke. Hier in deze primitieve schuilplaats wordt de premature baby van Hermegarde op de wereld gezet. Het kind wordt 11 dagen na zijn geboorte gedoopt door de kluizenaar. Liederyke en die geeft het kind zijn naam: Liederik. Hij wordt peter en voedstervader van het vreemde kind.

Tiran Finaert is op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van Hermegarde op zijn landgoed, want korte tijd later worden de vrouw en haar kamermeisje bij een wandeling door zijn trawanten overmeesterd en overgebracht naar zijn kasteel in Rijsel waar ze in dienst moeten treden van Finaert. Liederyke de kluizenaar verneemt het nieuws van de ontvoering van zijn gast Hermegarde en zit nu plots alleen opgescheept met de jonge Liederik.

Hij voedt de jongen op alsof het zijn eigen kind is. Volgens de legende krijgt de kleine Liederik zuivere hertenmelk te drinken. Zeven jaar later. Het jaar 607. De door de kluizenaar opgevoede Liederik van Ryssel, in het land van Buck, komt onverwacht in contact komt met enkele Engelse edellieden die vanuit Doornik huiswaarts reizen. De edelen zijn onder de indruk van de présence en de vroomheid van de jongen. Ze stellen hem voor om mee te reizen naar hun koning en dat Liederik in dienst zou komen als hofjongen bij de Engelse koning.

Many surveys levitra 20 mg reported these factors, which were affecting men’s therapy and enforcing them to live a miserable life. This has created an opportunity for living a normal life like any cialis tadalafil canada other in this planet. It’s reputation has not viagra cialis india decreased, but it’s often expensive and not covered by some insurance plans. cialis tadalafil 5mg Foods that are rich in zinc play a key role in making one impotent.

Liederik neemt in tranen afscheid van zijn goede vriend, peter Liederyke en van zijn geboortestreek. De Engelse koning ontvangt hem in dankbaarheid en zorgt voor een goede opleiding net zoals alle edele jongeren in zijn land. Liederik is uiterst behendig, hij kan schermen, stenen werpen, worstelen als géén ander. De man van Buck groeit uit tot een knappe verstandige edelman, uitermate begeerd wordt door de plaatselijke hofdames. Hij gaat al snel een vooruitstrevende rol spelen aan het hof en dat is Graciana, de dochter van de Engelse koning niet ontgaan.

Het koppel wordt dolverliefd op elkaar en beiden proberen hun verboden liefde geheim te houden. De romance houdt een hele tijd aan maar escaleert wanneer Graciana in verwachting geraakt van Liederik en bevalt van zijn bastaardzoon Namoleon.

Dat Liederik Graciana heeft bevrucht is natuurlijk zéér tegen de zin van haar vader, de koning van Engeland. Papa Liederik wordt niet langer aanvaard door de koning en ziet zich genoodzaakt het Engelse hof te verlaten en terug te keren naar het land van Buck. Terug naar zijn geboorteplaats dus. Aangekomen bij kluizenaar Liederyke, zijn peter, de man die hem heeft opgevoed, vertelt die hem de waarheid over wat de ouders en Liederik hebben meegemaakt met Finaert tijdens de periode van zijn geboorte en waarom hoe hij in het land van Buck geboren werd.

Liederyke vindt de tijd aangebroken om zijn peetzoon Liederik te vertellen over zijn vader, prins Salvaert, die beroofd van zijn Bourgondische schatten, vermoord werd door de bende van reus Finaert. Hij geeft het relaas van de ontvoering van zijn moeder naar Finaerts kasteel in Rijsel, waar Hermegarde samen met haar kamermeisje nog steeds gevangen wordt gehouden. Liederik moet ontzet hebben gereageerd op de verhalen van zijn voedstervader. Voor hem is het maar al te duidelijk: hij wil zich wreken voor wat de gemene Finaert zijn ouders heeft aangedaan.

Al moet het hem zijn leven kosten. Hij is uit op wraak. Hij reist naar Rijsel waar hij Finaert uitdaagt voor een lijf aan lijf duel. Ondertussen tekenen we al het jaar 620. Nabij de Pont de Fins vechten Finaert en Liederik onder elkaar een harde strijd uit. Daarbij is Liederik de betere schermer. Hij slaagt er in om de reus te raken in zijn rechterarm. Finaert smeekt, huilt en bidt om genade maar Liederik kent die niet. Met een genadeloze slag van het zwaard, haarscherp tussen hoofd en hals van Finaert, onthoofdt Liederik de moordenaar van zijn vader.

Liederik bevrijdt zijn moeder Hermegarde in het kasteel van Rijsel bij Buck. De vreugde is onbeschrijfelijk als Liederik voor de eerste keer in de armen van zijn moeder vliegt. Na dit gevecht ontvangt de held de bezittingen van Finaert uit handen van de Franse koning.

Het volk van Buck is in de wolken met de komst van de nobele Liederik, met zijn overwinning op de monsterlijke Finaert en met de koninklijke dame die nu het kasteel van Rijsel als gemalin beheert. Voor iedereen betekent de dood van Finaert het einde van een ellendig tijdperk vol van tirannie en geweld.

De mensen reageren uitgelaten en vragen aan Liederik om Vlaanderen te beheren en hen te beschermen tegen de vele misdadigers die het land van Buck terroriseren. Liederik wordt ‘heere van het land’ en krijgt vanaf heden ‘den achsten pennijnck van al haerlieden incommen, ende voort van al zulck trauwe ende onderdanicheit, als zy haren rechten landsheere ende prince schuldich zouden meughen wesen.’ Die achtste penning betekent voor de inwoners van het land van Buck een halvering van hun belastingen en voor Liederik van Ryssel een bestaanszekerheid in het land waar hij geboren werd. Liederik is ontroerd door de volgzaamheid en de belofte van trouw en van onderwerping van de Vlamingen die hem met grote dankbaarheid hebben ontvangen.

Hij gaat akkoord met om, als een soort sherrif, nog lang voor die naam uitgevonden zal worden, de mensen van Buck in hun bossen, wouden en wildernissen te beschermen en om de strijd aan te gaan met alle boeven en schurken die hun land onveilig maken. En zo geschiedt het. Liederik slaagt er meerdere keren in om misdadigers te betrappen. Al wie betrapt wordt op misdaden, wordt ter plekke aan de bomen opgeknoopt. Zonder mededogen. De fijnzinnige ridder verandert al vrij snel in een onverzettelijke ‘forestier van den lande’. Hij slaagt er in om de bossen van Vlaenderen te zuiveren van alle gespuis. Liederik De Buck krijgt voortaan de titel van eerste forestier van Vlaenderen. 620. Het land van Buck wordt door zijn eerste forestier voor de eerste keer ‘Vlaenderen’ genoemd.

Korte tijd later. Ydonea, de dochter van de koning van Frankrijk (koning Lottaris) wordt ontvoerd door de prins van Poitiers en zijn helpers Gwitaert, de heer van Partenay, en Maderant, de heer van Bourgondië. Ze ontvoeren Ydonea naar het land van Buck. Ergens tussen Doornik en Lillesbuc komt het tot een zwaar handgemeen tussen de ontvoerders die eindigt met doodslag. ‘Ende dus wordden dese drye heeren twistende ende parlementende, soe dat sy daer d’ een den anderen doot sloughen’. Ydonea en haar 3 kamermeisjes vluchten in paniek de bossen in.

Daar bemerkt Liederik de Buck de radeloze dames. Hij stelt hen voor om voorlopig in te trekken in zijn kasteel te Rijsel. De dames aanvaarden het voorstel maar spreken met elkaar af dat ze hun identiteit niet kenbaar zullen maken. Op Liederiks vraag wat de 4 dames in de bossen van Buck aan het doen zijn, antwoorden ze dat ze onderweg naar Engeland, groete Bertaengien, dwelc nu Inghelant hiet, verdwaald geraakt zijn in de bossen van Buck. Ydonea die niet van plan is om terug te keren naar het gevaarlijke Frankrijk, vraagt of ze niet mag blijven wonen op het kasteel van Liederik.

Liederik heeft al snel door dat hij met zijn gaste te maken heeft met een adellijke dame, van wie hij de herkomst niet kent, en vraagt haar ten huwelijk. Het huwelijk zal resulteren in 15 zonen en 3 dochters. Tussen het gehuwde stel blijft het geheim bestaan wie dan wel de grootvader mag zijn van dat nest kinderen. De bizarre situatie blijft ongewijzigd tot in het jaar 632. Tot een bizar toeval daar verandering in gaat brengen.

Lottaris, de koning van Frankrijk, is al drie dagen en nachten op jacht naar een wit hert. Hij raakt moederziel alleen verzeild in de bossen van Buck. Toeval of niet, maar ook Liederik en zijn knechten hebben het dier opgemerkt en zijn op zoek gegaan om het te kunnen neerhalen. En dat lukt voor Liederik. Lottaris hoort stemmen van jagers en het geluid van jachthoorns. Lottaris treft er Liederik net op het ogenblik dat die het witte hert heeft geveld.

Koning Lottaris is uitgeput na zijn zwerftocht van de voorbije dagen en Liederik stelt voor, in de overtuiging dat hij te maken heeft met een of andere edelman, dat Lottaris beter enkele dagen kan uitrusten in zijn kasteel. Hij stelt voor dat ze een maaltijd organiseren waarbij het witte hert door hen samen en zijn familie zal worden verorberd. Lottaris accepteert en het gezelschap vertrekt naar Lillebuc. Ydonea helpt in de keuken met het klaarmaken van het hert en prepareert verschillende gerechten van het wilde beest.

Liederic beveelt zijn kinderen om hun beste baldakijnen kleren aan te trekken. Lottaris toont zich erg geïnteresseerd in zijn kinderen. Wie is trouwens de moeder ervan? Liederik vertelt Lottaris dat de moeder van zijn kinderen van adel afkomstig is. Geboren in Frankrijk. Na de maaltijd komt Ydonea de tafel afruimen. Als ze Lottaris bemerkt, ziet ze tot haar grote verrassing, dat de gast van Liederik haar eigenste vader is. Ze trekt zich vol schaamte terug in haar slaapkamer. Lottaris vraagt aan Liederik of de vrouw die het eten heeft afgeruimd de moeder van zijn kinderen is en Liederik beaamt dit. De koning vraagt normaals naar haar herkomst. Liederik vertelt dat zijn vrouw Ydonea heet.

Lottaris reageert ontzet: Ydonea is zijn eigen dochter die jaren geleden door de graaf van Poitiers werd ontvoerd naar Doornik. De kinderen van Liederik blijken zijn eigenste kleinkinderen te zijn! Liederik is uitermate verwonderd van de reactie van zijn gast. Samen gaan ze op zoek naar de slaapkamer van Ydonea waar ze huilend het relaas doet van haar ontvoering en haar wedervaren en ze vertelt hoe ze bij Liederik in het land van Buck is verzeild geraakt.

Als de koning terug vertrekt naar Parijs doet hij dat in het gezelschap van Ydonea, Liederik en de kinderen. En ook een aantal poorters van Doornik worden uitgenodigd. Er wordt een groot trouwfeest georganiseerd aan het hof. De koning schenkt aan Liederik en zijn kinderen al het land, alle steden, sloten ten noorden van de Somme, ‘Sommenoble, dwelc nu es Amiens, al tot der nordtzyde’. Hij beveelt Liederik om in dit gebied alle dieven, rovers en moordenaars op te sporen en ze op te hangen aan de takken van de bomen.

De koning vraagt zijn schoonzoon om jong en oud, arm en rijk allemaal op zelfde manier te behandelen en te straffen. Liederik neemt de opdracht van de koning ernstig. En ook letterlijk. Zo zal hij zijn oudste zoon Jozeram in Doornik laten ophangen na de diefstal van een fruitmand bij een arme weduwe. Enkele jaren later zal Liederik zijn schoonvader te hulp snellen bij een inval van de Sarazijnen in Frankrijk en slaagt hij er in de invallers te verjagen naar Spanje.

In 639 sterft koning Lottaris en Dagobert wordt de nieuwe koning van Frankrijk. Forestier Liederik zit met een probleem met de ongelovigheid van de Vlamingen en vraagt aan zijn schoonbroer of het niet mogelijk is om een bisschop naar Vlaanderen te sturen om het christelijke geloof te prediken in zijn streek.

Koning Dagobert stuurt ‘Sente Eloye’ die in de Westhoek en aan de zeekant gaat prediken en die heel Vlaanderen bekeert tot het christendom. Sint-Elooi woont in Brughstoc, het latere Brugge. Hij sticht de Sint-Amandskerk in Uitkerke en de ‘Onser Vrouwenkerke in Oudenburch’ en nog meerdere kerken in Vlaanderen. Omdat hij heel Vlaanderen bekeerde zal hij later blijven vereerd worden, ‘ende heeft daeromme met ons twee mesdaghe in ‘t jaer’. We werpen een blik op de 14 resterende zonen van Liederik en Ydonea, nadat de 15de, Jozeram, opgehangen werd voor diefstal:

– Anthonijs, die zijn vader opvolgt als tweede forestier van het land van Buck.

– Bosschaert, grave van Leuven (Luevene)

– Baudewin, heere van Sommenoble (later Amyens)

– Aliames, heere van Noble (later Atrecht)

– Lyoneel (heere van Vermandoys)

– Galerandt (heere van Nigelle)

– Morissis, heere van Lillesbuc (later Rycelle-Lille) en van het kasteel waar later de Sente Morrissiuskerke van Rycele zal komen. (St.-Maurice)

– Bauduwijn, heere van der Riviere dat nu Dywau heet (Douai)

– Magnifier, heere van Harien

– Sabedin, heere van Sichis (dat nu ter tijdt Sente Omaars heet)

– Monfroit, heere van Blandin (dwelc nu ter tijdt Ghent heet)

– Ganimedes, heere van Brugstoc, dat nu Brugghe heet

– Baudiames, heere van Haerlebeke

En er was ook nog Namoleon, de eerstgeborene van Liederik, die in de buurt van Parijs sneuvelt tijdens een veldslag tegen de Vandalen en de Goten. Die jonge Liederik had in zijn puberjaren Namoleon als bastaardzoon verwekt bij Graciana, de dochter van de Engelse koning. Namoleon werd op tienjarige leeftijd de prins van ‘Neustrem, dat nu ter tijdt Normandyen heet’.

Liederik heeft in zijn leven het felle ‘Vlaenderlandt’ geregeerd met de goedkeuring en toestemming van koningen Lottaris, Dagobert, Clodoveus. Maar de opvolger Diedericx ziet dat eventjes anders. Hij maakt oorlog tegen de oude Liederik en hij herovert Amyens en Vermendoys, gebieden die de grote Lottaris had geschonken aan Liederik en zijn kinderen. Als Liederik sterft, leidt Anthonijs, de oudste zoon van Liederik, de uitvaartplechtigheid van zijn illustere vader ‘aen t casteel van Ayre, en dit in t jaer Ons Heeren 686’.

686 dus. Het is nu de beurt aan Anthonijs. Hij is de oudste zoon van Liederik. Prins en forestier van Vlaenderen. Hij zal 17 jaar regeren over het land van Buck. De Hunnen, Vandalen en Alanen brengen weer al eens angst en verderf in Frankrijk. Hetzelfde gebeurt in Brabant en in Vlaanderen. Het volk wordt verslagen en vernederd door die ongelovige heidense honden. Anthonijs, zijn kinderen en de meeste van zijn broers, worden door de invallers verslagen en vermoord.

We leven in het jaar 706. Het wilde, woeste en verwoeste Vlaanderen rekent nu wanhopig op Bosschaert, de broer van de omgekomen Anthonijs. De derde forestier is nu dus Bosschaert, de derde zoon van Liederik, ‘een vroom ridder van wapene’. Hij woont in Montgardin, een kasteel niet zo ver van Leuven. Op de plaats waar we nu Hoegaarden terug vinden. De zoon van Bosschaert, Estorede, volgt zijn vader op als prins van Leuven na diens overlijden. Uit vrees voor de oprukkende heidenen in Keulen en in Brabant, besluit hij te verhuizen naar het kasteel in Harelbeke.

In 737 is Karel Martel hofmeier van Frankrijk. Zeg maar ‘regent’. Hij komt, samen met zijn zoon Pepijn en met Gerard de Roussillion, op bezoek in de geteisterde Vlaamse gebieden. Ze komen aan in de ‘Vlaenderengouw’ en bereiken het woud van Lillesbuck waar ze zich aanmelden in het kasteel van Harelbeke bij de oude edelman Estorede en zijn zoon Liederik. Karel Martel verzoekt Liederik om actief op te treden tegen plunderaars en moordenaars die de bossen weer al eens onveilig maken. Hij herbenoemt Liederik tot derde forestier van Vlaenderen.

Het land moet en zal gezuiverd worden en iedereen die schuldig is, moet worden opgehangen! De zoon van Karel Martel, Pepijn de Korte, geboren in Jupille-sur-Meuse in 714, wordt in 741 regent van Frankrijk en hij blijft tot aan zijn dood in 751 koning van de Franken. Heel West-Europa wordt verder versnipperd en verdeeld door de erfopvolging van de verschillende Frankische familietakken. Tot zover de sagen en de legende van de eerste forestiers van Vlaanderen.