Een menigte van ziekten
Augustus 1794. De Fransen zaten nu al in de omgeving van Antwerpen. Velen van hen stierven van de dorst omdat het sinds maart tot nu haast niet geregend had. De rode loop begon zodanig te regeren in Vlaanderen dat er soms te Kortrijk meerdere lijken samen lagen in de kerk. In Menen was de situatie identiek, net zoals te lande als in de steden. De menigte van zieken was niet te overzien. Veel levensmiddelen stegen in prijs door de komst van de Fransen. De zeep werd 7 groten duurder per pond.
De Fransen betaalden er 10 stuivers voor. De suiker, het leer, de stijving, alles was ongelooflijk duur omdat in Frankrijk de hele handel stil lag en alle voorraden uitgeput waren door de consumptie van de ingezetenen. Voor hespen moesten de mensen 9 stuivers per pond neertellen. Gelukkig heeft die situatie maar een bepaalde tijd geduurd want van zodra de Fransen beter voorzien werden, begonnen alle prijzen eindelijk te zakken. De Fransen in de omgeving van Brugge lagen er met een kamp van ongeveer 50.000 mannen. Ze waren met dergelijk reusachtig leger naar het noorden getrokken om Sluis te belegeren, een bombardement dat men tot hier kon horen. Alle soldaten kregen hun soldij in papieren geld, 9 groten daags maar ze kregen daarbij nog hun brood en vlees.
Hun noodzakelijkheden moesten ze zelf kopen. Men vroeg voor deze producten tot soms zes keer de eigenlijke prijs van wat het waard was, gewoonweg omdat de norse boeren hun papieren geld niet kenden. De soldaten hadden het zodoende moeilijk om aan hun materiaal te geraken. Daarom hebben de overheden de ordonnantie van het maximum uitgegeven. Daardoor werden veel goederen te koop gesteld drie keer minder dan de koopman die had ingekocht. En dat was de reden waarom de meeste winkels gesloten waren. Voldoende reden voor de Fransen om sommige winkels hoewel ze dicht waren toch maar te plunderen en alles op te zoeken om te roven.
Hun producten werden met hele wagenvoeren tegelijk opgeladen en weggevoerd. De Franse generaal legde 10 miljoen aan taksen op West-Vlaanderen waarvan 1 miljoen werd afgeslagen. Enkele dagen later publiceerden de Fransen dat al diegenen die meer dan 100 pond per jaar aan inkomsten hadden hun aangifte binnen de 24 uur moesten binnenbrengen, allen zouden naar avenante getaxeerd worden.
10 miljoen aan contributies
16 augustus 1794. De klok van de kapel, genaamd Marie-Madeleine werd opgehangen boven de kerk. Die was dan al 107 jaar oud. De kerk was reeds gezuiverd en het zielenaltaar en dat van de engelbewaarder stonden terug opgesteld. ’s Anderendaags hebben ze hier voor de eerste keer na de brand een mis gedaan. De Fransen hadden 10 miljoen contributie gevraagd, 7 miljoen aan de geestelijke stand en 3 miljoen aan het land van Vlaanderen waarvan 1 miljoen is afgeslagen geweest, met een korte termijn van betaling. Omwille van deze urgentie werden veel proosten en abten van hun bed gelicht als ze niet aan de Franse eisen konden voldoen.
Ze werden naar het Franse vervoerd. Sommigen naar Rijsel of naar Douai. De geestelijken werden er kortgehouden, op water en brood gekweekt en wie meer wilde krijgen moest dat bekomen bij goede vrienden of uit eigen beurs betalen. Wanneer de Fransen zagen dat ze werkelijk niet konden betalen, wachtten ze nog twee maanden af en brachten hen dan allemaal samen naar hun plaatsen terug. Ze hebben ongelooflijke hoeveelheden granen uit het land weggevoerd, in het bijzonder tarwe, haver, hooi en stro. Ze eisten zoveel tarwe op bij de boeren dat de boeren niet meer wisten wat uit te vinden om toch maar niet te moeten leveren.
Want ze wilden natuurlijk zaken doen op de markten. De boeren van de kasselrij van Ieper moesten bijvoorbeeld door de concurrentie van de plaatselijke parochies en dorpen wekelijks zo veel koren naar de markt voeren welke ze daar voor 40 à 50 pond in papieren geld moesten verkopen. De rest moest dan geleverd worden bij de concurrenten en ze moesten allemaal voldoende tarwe hebben om te leveren aan het leger. Als de boeren niet voldoende hadden om het leger te voorzien moesten ze het maar zelf kopen aan 5 à 6 pond per avot. En daarvoor kregen ze van de Nations als ze dat wilden betalen 40 à 50 ponden in papiergeld. De waarde van dat papieren geld kon variëren van hoog naar laag. Maar die zakte in realiteit tot welgeteld 1 stuiver per pond zodat de boeren dan hun koren moesten verkopen aan 5 à 6 pond per zak. En aan de gemene burger verkocht de boer die aan dezelfde prijs per avot. Wel te verstaan dat er 4 havotten in 1 zak van 70 liter gingen.
Gods huis is veranderd in een paardenstal
Het gebruik van de kerk langs de frontieren in deze tijden was zonder meer het droevigst in Komen. Na het wegsturen van de intru was Gods huis veranderd in een paardenstal. Die heeft trouwens nog gediend om er in te oefenen. Het zusterhuis (klooster) waar de nonnen en de paters verjaagd waren heeft ook gediend om de paarden te stallen. In Wervik was de kerk een bepaalde tijd gesloten en door de plundering en de brand diende het hospitaal als parochiekerk tot de kerk enigszins hersteld was. In Menen werd de kerk ook helemaal verwoest. Alleen de muren waren rechtop gebleven.
De altaren lagen er deels afgebroken bij en de beelden waren geschonden. Het orgelwerk was uitgenomen en weggevoerd, samen met de vier klokken zodat achteraf, toen de diensten weer op gang begonnen te komen ze genoodzaakt waren de visklok in de toren te hangen. En in de plaats van na de dienst moest Onze-Lieve-Heer teruggebracht worden in de sacristie in de plaats van in het heilig tabernakel. Het kapucijnenklooster diende als hooimagazijn dat zo volgepropt zat dat men de altaren zelfs niet meer kon zien. Tijdens het bombardement was het Menense belfort trouwens afgebrand.
De kerk in Dadizele werd geplunderd maar niet afgebroken. De Mesense kerk werd eveneens geplunderd. Het miraculeus beeld van Onze-Lieve-Vrouw werd er weggenomen. Ja, men mag gerust beweren dat de steden aan de Franse grens deerlijk verwoest werden. Nadat de Fransen de oogst van het jaar 1793 voor hun eigen magazijnen gereserveerd hadden, om te dienen voor de eigen legers en ingezetenen, heeft het God beliefd van de meeste van die magazijnen te laten bederven. Zodat de nood aan graan begon te groeien. Ze lieten al de honden doodsmijten, verboden te brouwen voor wat betreft alle soorten dranken waar graan voor nodig was. Bij de bakkers werden het witbrood en alle witte gebakken verboden, op risico van grote straffen. De Nations begonnen de inwoners te rantsoeneren aan elk anderhalf pond brood per dag. Deze toestanden speelden zich af in het jaar 1794 want de oogst van dit jaar was in Frankrijk grotendeels verwaarloosd omdat de landbouwgronden braak bleven liggen door gebrek aan volk.
Een onverdraaglijke koude
1795. Januari. De koude was onverdraaglijk. Alles wat de mensen nodig hadden in hun huishouden was om ter duurst. Het hout kostte 7 stuivers per bussel, het koren 5 à 6 pond per avot en de andere zaken naar avenante. De koude heeft geduurd tot aan het einde van maart. Op 6 maart om 23u is een stuk van de voute van onze kerk ingestuikt, aan de kant van het hoog altaar boven het koor. Knal op het altaar waarbij een beeld en een pilaar afbraken en nog meer schade veroorzaakten. ’s Anderendaags viel er nog een stuk naar beneden op het beeld van Sint-Anna dat een arm verloor. De stabiliteit van de kerk was nu zeer precair.
Er konden bij het ineenstuiken van de voute zeker tien ‘paardenvoers’ bakstenen naar beneden getuimeld zijn. Gelukkig gebeurde dit niet en we mogen God danken dat er niemand verongelukt is. Men vreesde dat dit alsnog kon gebeuren en om alle risico’s te voorkomen werd de middenbeuk vier of vijf weken afgesloten. Pas als het duidelijk werd dat er niets maar naar beneden zou vallen werd de ruimte weer geopend.
Grote ‘broubels’ voor de Wervikanen
Mei 1795. Brood begon zo zeldzaam te worden dat veel burgers er maar één keer per dag mochten eten. Indertijd spraken de Wervikanen van grote ‘broubels’ omdat ze geen brood voor geld kregen. Ze begonnen ondertussen brood en koren naar Frankrijk te sturen ondanks het verbod voor de Fransen in Vlaanderen om dat te doen. De Vlamingen hielden zich daar aan en toch krioelde het van de broodblauwers langs de grensstreek. De inwoners mochten nu nog maar een halve kilo brood per dag verorberen. Op de 12de juli werd in Wervicq-Sud voor de eerste keer in drie jaar tijd een misdienst gehouden.
Door een goede priester en daarbij werden de muzikanten van de Vlaamse kant van Wervik uitgenodigd. De herstelling van onze kerk werd mogelijk dankzij de inspanningen van Martinus Mortier, Joannes Zyde, Petrus Vandeviver en Carolus Vleeschouwer, allen kerkmeesters. Het viertal heeft deze zomer gezorgd voor hout en werklieden. De Walen van Linselles, Bondues en Busbeke, allemaal boeren van de goede kant waren bereid om het hout op kosten van de kerk naar hier te voeren. En ook onze boeren werkten mee aan het karwei. Ze hebben aan de kap gewerkt tussen juni en september vooraleer ze die zouden rechten.
Deze kap werd vervaardigd door Philippus Ferhand. De eerste tap ervan werd geslagen door onze dorpspastoor mijnheer Cocquyt en de tweede door burgemeester Paret. Dat gebeurde op de 1ste september. Het was moeilijk te beschrijven wat de mensen moesten denken van de korenschepen die hier nu voor het eerst in drie maanden op de Leie voorbijvoeren. Zeker meer dan honderd schepen van welke er sommige meer wormen dan koren bevatten. En zeggen dat zo veel burgers honger leden. Al die ladingen koren hadden de Fransen afgezonden van Holland en Brabant om naar Frankrijk te voeren en daar te verdelen of op te slaan in hun magazijnen.
Ongewenst bezoek in Geluwe
13 oktober 1795. In Geluwe kregen ze het ongewenst bezoek van een bende Fransen uit Menen, zeker 30 à 40 schobbejakken. Daags te voren was het kermismaandag geweest en daarbij waren enkele Fransen naar hier gekomen en in een herberg beland waar een lokaal gezelschap zich aan het amuseren was. Omdat een meisje weigerde te dansen met een van die Fransen was er een gevecht ontstaan waarbij de Fransen nogal serieus klop hadden gekregen. Die waren naar huis gegaan en ze keerden nu met zo’n grote bende naar de fameuze herberg terug die ze nu helemaal kort en klein geslagen hebben.
Op 18 oktober werden al de comptoiren van ons stadhuis gesloten, behalve die van de domeinen en werden de bedienden bedankt voor bewezen diensten. Niet alleen in Wervik maar in heel Vlaanderen en Brabant waarbij zeker 6.000 mensen hun baan verloren. De 28ste kreeg pastoor Cocquyt de toestemming van het magistraat en de kerkmeesters om in zijn preekstoel een stoelgeld van 2 dubbeltjes te vragen voor de herstelling van onze kerk.
6 november 1795. Een storm heeft hier zeker twaalf uur lelijk huisgehouden. Langs alle kanten sneuvelden bomen, molens en daken. Vijf dagen later brak de ring van de klok van de Magdalena-kapel. Ze waren nu verplicht om die te vervangen door deze van het Heilige Geesthuis. In Sint-Eloois-Vijve hebben de inwoners twee schepen met graan aangevallen. Daarbij verloren vijf à zeven mannen het leven. De graanopkopers (korenbijters) vonden het inderdaad raadzaam om hun transporten te laten beveiligen door enige betaalde soldaten om zo veilig tot in Frankrijk te geraken. Op deze twee schepen waren er acht soldaten mee, dewelke na een kort gevecht met de burgers op de vlucht sloegen, maar aan de oever van de Schelde stonden andere burgers hen al op te wachten. In die tijd vonden er regelmatig dergelijke conflicten plaats tussen de burgers en deze vermelde korenbijters. Die laatste maand van 1795 publiceerde men in Komen de mededeling dat diegene die het kruis van de toren wilde afhalen daarvoor 10 gouden Louis zou mee verdienen. Maar het leek er toch op dat de burgers van Komen allemaal veel te christelijk waren om dat te doen.
Het hoofd van de verkoper
1796. Op 25 februari gebeurde er een ernstig ongeluk in Menen. Een of andere figuur was in het bezit gekomen van een granaat die nog niet ontploft was bij het schieten. Die had zeer vlijtig al het poeder verwijderd uit het projectiel. Achteraf ging hij de granaat verkopen bij een loodgieter in Menen. De man was net bezig met het werken in zijn smisse. Toen een vonk wegspatte van zijn aambeeld is die in de opening van de granaat gevlogen die vermoedelijk niet al te goed gereinigd moest zijn want die vloog nu in stukken. Dit voorval heeft het hoofd van de verkoper in stukken geslagen terwijl de smid een weinig gekwetst werd. Deze maand overleed een zekere Marie-Catherine W… op de leeftijd van 103 jaar. In december 1796 was de kap van de kerk helemaal afgewerkt na de brand in de voute van de kerk had het gebouw ongeveer een jaar onder een blote kap vertoefd.
1797. De kapucijnen van Menen werden op de 16de januari verjaagd. Ze moesten nu voortaan als burgers gekleed gaan en mochten geen missen meer lezen in hun kerk. De 15de februari gooiden de Fransen te Kortrijk de geestelijken uit alle lokale kloosters. Dat gebeurde onder het slaan van hun trommels. In de meimaand begon Franciscus Casteleyn aan de constructie van zijn stenen molen, staande aan de oever van de Bas-Vlaanderenhoek. De wieken zouden geplaatst worden op de 22ste januari van 1798 en net op die dag schoten de schutters van de Sint-Sebastiaansgilde vijf prijsgaaien.
De eed aan de republiek
15 september 1797. Ons land was nu al ingedeeld in kantons en daarbij gold Wervik als hoofdplaats van Komen, Waasten, Neerwaasten, Houthem en Hollebeke. Hun geestelijken moesten zich nu onderwerpen aan de eed t.o.v. de Franse republiek, iets wat ze weigerden waarop de missen werden opgeschort. De Fransen dreigden ermee om de kerken van de weigeraars van de ene dag op de andere te sluiten. De Wervikanen en de inwoners van het kanton die hun kerken dreigden te verliezen en zo beroofd zouden worden van geestelijke bediening hebben een divisie opgericht om gedurende tien dagen extra aanwezig te zijn in de diverse kerken.
Van de 15de tot de 25ste september waren er bidstonden en gingen ze te biecht, telkens tot 14u à 15u in de namiddag. Ze deden dat met zo’n vurige devotie alsof ze verknochte zondaars waren die al in geen veertien jaar meer naar de biecht geweest waren. Na tien dagen leek het er op dat de Fransen hun dreigement vergeten waren en lieten ze de kerken gewoon open. Op de tijdstippen van de gebruikelijke diensten gingen de inwoners nu naar de kerk om te bidden. Zo ook elke zondag, de eerste mis en de hoogmis om 10u waar ze dan de kaarsen van het altaar aanstaken om ze een uur later weer uit te blazen.
Na de middag gebeurde hetzelfde tijdens de vespers en het lof en ondertussen zongen de inwoners de litanieën van Onze-Lieve-Vrouw en van al de heiligen. Terwijl de geestelijken nog altijd geen diensten mochten verrichten stierf de echtgenote van Raymondus Deltombe. Er werd overleg gepleegd hoe ze de vrouw het best zouden begraven en men vond het nodig om haar kist in de kerk binnen te dragen en gedurende de tijd van een mis voor de overledene te bidden. Daarna heeft de puttenmaker in de plaats van een geestelijke gewijd water op de lijkbaar gestrooid en dat deed hij ook in de put.
Op de 27ste september wilden de Fransen nu effectief overgaan tot de sluiting van onze kerken. Dat gebeurde voor het eerst in Kortrijk. Tegen de zin van de Kortrijkzanen sloten ze alle kerken waardoor ze achteraf allemaal door militairen moesten bewaakt worden. De kerk van Wervik werd pas gesloten op 5 oktober. Iets wat gebeurde om 11u. De volgende dag werd ze om 16u weer geopend door een bende burgers die de sleutel afgehaald hadden in de woning van de koster. De Wervikanen bleven koppig volhouden aan hun alternatieve kerkverrichtingen. Ze gingen rond met de schaal om de kaarsen en de zangers te betalen. Die kregen elk twee stuivers per dag en de zangmeester kreeg er drie. Ze zongen de litanieën i.p.v. het lof. En ten gerieve van de werklieden werd er pas gezongen bij het vallen van de avond. Aanvankelijk luidden ze nog de klokken maar dat werd hen verboden, tenzij om 12u en om 20u.
–
Uit Deel 10 van ‘De Kronieken van de Westhoek- verschijnt in oktober 2020 –


