Mistevreden arme stakkers
In mijn vorige kronieken had ik het regelmatig over de geschiedenis van Nieuwpoort. Als basis hiervan kon ik altijd al rekenen op het boek dat René Dumon schreef in 1971. Een fascinerend werk dat me al gebracht heeft tot net voor het uitbreken van de bloedige godsdienstoorlogen uit de tweede helft van de 16de eeuw. Hoog tijd dus om in deel 10 van mijn ‘Kronieken van de Westhoek’ nog eens op mijn voetstappen terug te keren en me onder te dompelen in Nieuwpoorts geschiedenis.
Ik vermoed dat de lezer nieuwsgierig uitkijkt naar het wel en wee van deze stad tussen het uitbreken van de geuzenoorlog en pakweg de dood van Maria Theresia in 1781. Ik zou zeggen; neem alvast plaats in mijn teletijdmachine, we reizen er samen naartoe en ondernemen onze duik in het verleden. Zo. We zijn er. 1560, aan de vooravond van de grote veranderingen in het leven van de Nieuwpoortnaars. Er lopen nogal wat mistevreden arme stakkers rond die meer en meer beseffen dat hun armetierig leven toch wel in schril contrast staat met de praal en de pracht van de katholieke kerk. Een agitatie die gevoed wordt door een aantal dissidente godgeleerden die de vinger op de wonde leggen. Luther en al zijn toestanden, ik heb het er al uitgebreid over gehad.
Keizer Karel heeft heel zijn leven vergeefs gestreden tegen de opkomst van een alternatieve godsdienst. Na zijn dood kan ik alleen maar vaststellen dat de hervormde kerk van de calvinisten al vrij sterk staat bij onze noorderburen van Holland. Dankzij hun prins van Oranje zijn ze daar al in ruime mate overgestapt op hun nieuw geloof. In Vlaanderen is dat vooralsnog niet het geval maar de sociale en politieke druk op de katholieke kerk stijgt wel gestaag. De prins van Oranje manifesteert zich als grote promotor van het calvinisme en stoot daarbij op onze oerconservatieve kwezel-katholieke landvoogden uit Spanje. Wanneer Willem van Oranje er in slaagt om de Vlamingen tot het geuzenkamp te verleiden, betekent dat sowieso een politiek manoeuvre met het perspectief van een verenigde natie van de Nederlanden, uiteraard met Oranje als grote baas.
Vooral de elitaire Gentenaars zijn deze unie genegen. Nieuwpoort geraakt pas echt betrokken partij wanneer de Hollanders met geweld gaan proberen om zich meester te maken van de Vlaamse havens. Speciaal daartoe uitgeruste schepen proberen de Vlaamse visserij te destabiliseren en ondernemen pogingen om Hollandse strijdkrachten aan onze kusten te laten ontschepen. Een toestand die jaar na jaar verslechtert.
Gevaarlijke toestanden op zee
Om zich tegen dat gevaar te verweren rusten ze in Nieuwpoort en Duinkerke een aantal oorlogsschepen uit waarvan de bemanning grotendeels uit Vlaamse vissers bestaat. Het Spaanse landbestuur doet ondertussen hetzelfde in Antwerpen waar talloze vissers zich laten inschrijven. In tijden dat de haringvisserij stil ligt betekent dat natuurlijk een aardig extra centje voor de mannen. Op voorwaarde natuurlijk dat ze op tijd kunnen terugkeren als het visseizoen weer op gang komt. De vissers vergissen zich echter deerlijk als blijkt dat ze achteraf hun schepen niet eens mogen verlaten waardoor ze de kansen om aan het haringseizoen te beginnen verspelen. Dat is zo’n beetje de situatie tussen 1568 en 1570. En ook de vissers die zich niet lieten verleiden om op oorlogspad te vertrekken zien zich geconfronteerd met een gevaarlijke toestand op zee. Ze zijn genoodzaakt om af te spreken met de collega’s van Duinkerke en Oostende en samen te zorgen voor een vloot van oorlogsschepen die hen kan beschermen.
De stadsbesturen van de drie steden sluiten daarover een overeenkomst in het jaar 1570. Hun nieuwe vloot kiest in 1571 het zeegat onder het bevel van admiraal Vincent van Clythove. Als de schepen later in het jaar terugkeren brengen ze niet alleen de gevangen haring aan wal maar ook een rijke buit die ze veroverd hebben op de Hollandse schepen van de watergeuzen. De scheepslieden brengen zelfs een groot aantal krijgsgevangenen aan land. Het haringseizoen is dan al te ver gevorderd om nog een nieuwe tocht te ondernemen en dus besluit men de resterende periode te gebruiken om de macht van de watergeuzen verder te ondermijnen. De Nieuwpoortse boten varen nog een keer uit onder het bevel van twee Engelsen, William Cotton en Henry Carew. De reden van de Nieuwpoortse agressiviteit en de alliantie met de andere twee zeehavens is terug te vinden bij de overstroming die men op Allerheiligen 1570 te verduren kreeg. Met alles erop en eraan; weggeslagen dijken, vernielde verschansingen en wachtposten, zeg maar een complete ravage bij de verdedigingsgordel tussen Oostende en Duinkerke. De kust lag open voor de Hollandse watergeuzen die er dan ook gretig gebruik van maakten met ontschepingen in Oostduinkerke, Adinkerke en Koksijde. Vooral de Duinenabdij was daar het slachtoffer van geworden.
De Hollanders laten het niet op zijn beloop
Of ze zich daar in Nieuwpoort van bewust zijn, weet ik niet. Maar de Hollanders zullen de Vlaamse kaperij op zee niet zomaar op hun beloop laten. Meer nog: het sterkt hen in hun overtuiging dat ze een Vlaams waterhoofd moeten veroveren. Een bres slaan ter hoogte van Nieuwpoort en dan stelselmatig hun tentakels uitbreiden in de richting van Oostende en Duinkerke. Ja hoor, daar houden de Nieuwpoortnaars terdege rekening mee. Ze zijn helemaal niet verwonderd wanneer ze op 26 juni 1572 een vijandelijke vloot voor hun haven zien opdoemen. Veel zullen de watergeuzen niet kunnen uitrichten. In Nieuwpoort hebben ze extra maatregelen genomen, met een sterk garnizoen in de stad en in surplus een bende krijgsvolk verzameld dankzij de hulp van het magistraat van Veurne-Ambacht welke de kust en de omgeving van de IJzermonding controleert.
De geuzenvriendjes die hier ter plekke op de loer liggen verwittigen de Hollanders dat een ontscheping een riskante bedoening zal zijn waarop de schepen het anker lichten en achter de horizon verdwijnen. De zomer en de winter gaan nu wel betrekkelijk rustig voorbij. Toch voor wat de Westhoek betreft. Dat is niet zo voor Brugge. Een poging van 3.000 mannen om de hoofdstad in oktober 1572 in te nemen loopt af op een sisser. Hier bij ons nemen ze de nodige voorzorgen voor het geval de Hollanders hun terrein zouden willen verleggen, iets wat het geval zal blijken. Er broedt iets. Het valt halfweg maart 1573 op dat er wel heel erg veel vreemdelingen op pad zijn op de wegen in de buurt van Nieuwpoort. Mensen die alleen en ongewapend op weg zijn naar de zeekant. Wat de wetsheren niet beseffen is dat er te Roesbrugge een binnenvaartuig met oorlogsmateriaal op de IJzer dobbert. De binnenlander slaagt er in om argeloos door te varen in de richting van Nieuwpoort maar loopt zich tenslotte toch vast op de controle van een alert wachtpost.
Die brengt de stad Nieuwpoort op de hoogte van het onderschepte munitieschip waarop het vaartuig onder militaire begeleiding naar de stad overgebracht wordt. Het is duidelijk dat dit schip deel uitmaakt van een globaal aanvalsplan van de Hollanders. Iets wat nog dik in de verf komt te staan wanneer een vijandelijke vloot voor de haven een groot aantal schuiten loslaat in de richting van het strand van Koksijde. Al die toestromende vreemdelingen blijken allen aanhangers van de nieuwe religie te zijn. Het stadsbestuur beseft goed genoeg dat het in de buik van hun eigen stad ook al krioelt van de calvinisten. Maar hoe dan ook. Het onderscheppen van dit munitieschip brengt de Hollandse plannen in de war. Een georganiseerde jacht op alle mogelijke medeplichtigen levert heel wat werk op voor de galgen in Veurne en Nieuwpoort. En dat terwijl de vijandelijke vloot het anker licht en onverrichter zake terugkeert.
De nieuwe religie wint aan populariteit
De aanhangers van de hervormde godsdienst laten zich niet zomaar afschepen. Een heel toepasselijk werkwoord in deze context. De Hollanders willen tot elke prijs Nieuwpoort in handen krijgen. Hun spionnen zwerven hier rond en voor al diegenen die dat bekopen met de galg staan er anderen te popelen om in hun voetsporen te treden. De nieuwe religie heeft in de Westhoek enorm aan populariteit gewonnen dankzij de ongelooflijke wreedheid van de Spaanse overheid, met name de intimidatiepraktijken van de graaf van Alva. We leven dan in volle geuzentijd. Niemand voelt zich veilig, men kan niemand vertrouwen. Komt daarbij nog de pest en zelfs hongersnood. Dat alles betekent een cocktail van onzekerheid welke natuurlijk de ongeregeldheden in de hand werkt. Het stadsbestuur geeft een weifelende indruk. Te maken met onderlinge meningsverschillen in ieders godsdienstovertuiging.
Officieel zijn al de wetheren genegen voor de katholieke godsdienst, maar achter de schermen kiezen velen al voor het nieuw geloof. Bruiloftsfeesten worden beperkt tot de deelname van zes personen per familie. Wijnproeven tijdens speciale bijeenkomsten (hoykens) wordt verboden. Het populaire spel ‘hoen up te hanghen’ is nu taboe. Aanhangers van het nieuw geloof krijgen te maken met vervolging. Een zekere Willem Albrecht krijgt in 1571 de eeuwige verbanning als straf en verliest al zijn eigendommen. Met deze sanctie komt Albrecht er goedkoop vanaf want in Veurne en Duinkerke zou de godsdienstovertreder gegarandeerd opgeknoopt zijn. Het stadsbestuur laat een woning sluiten waar ze ‘vul ravot’ spelen.
De hoerenmadam die een jong meisje weghaalde uit Diksmuide moet nog voor zonsondergang ophoepelen en voor zes jaar wegblijven uit Nieuwpoort en Lombardsijde. Als ze hier gesnapt wordt zal ze een geseling moeten ondergaan. Dansen op straat is nu strikt verboden. Ik zwijg dan nog over een heel aantal extra pestmaatregelen die jullie best letterlijk mogen opvatten.
–
Uit deel 10 van ‘De Kronieken van de Westhoek’


