10 maart 1568. De hertog van Alva laat weten dat alle kerken binnen de drie maanden volledig hersteld moeten zijn. Op kosten van de daders en van iedereen die betrokken is geweest met ongelovige sermoenen en de voorbije rebelse toestanden. De facturen voor de herstellingswerken moeten integraal betaald worden door niet-katholieken. Een deurwaarder van Gent houdt vandaag een algemene zitting om te oordelen over een flink aantal verdachte mannen en vrouwen. Het is een sessie bestemd voor hen die al eerder opgeroepen werden om zich te komen verantwoorden en dat toen niet gedaan hebben. Ze krijgen welgeteld één maand de tijd om dat alsnog te doen. Wie dat weigert zal binnenkort automatisch verbannen worden uit het land van de koning. Hun eigendommen zullen aangeslagen worden voor het profijt van Filips. De deurwaarder laat zijn bevel achteraf prominent ophangen aan de kerkdeuren van zes parochies en uiteraard ook aan de gevel van de lakenhalle. Ook de burgerwacht van katholieke ingezetenen wordt herbevestigd. Toch voor wat betreft de handhaving van de orde op de grote markt.
18 maart 1568. Kapitein De Lamotte en zijn honderd soldaten rijden binnen door de Boterpoort. Allemaal Walen. Ze nemen de wacht over aan het bezant. Evenveel Ieperse poorters blijven controle uitoefenen op de markt, aan de stadspoorten en op de voornaamste kruispunten in de stad. De manschappen van Simon Uyttenhove houden zich stand-by. De machtsontplooiing toont toch wel aan dat ze er hier niet erg gerust in zijn. Op 19 maart worden de Walen opgeroepen om naar Poperinge en omgeving te vertrekken waar het blijkbaar erg onrustig moet zijn. Jan Fenten van Dikkebus moet op 23 maart 1568 voor de vierschaar verschijnen. Hij zit al een heel jaar gevangen nadat hij het heilig sacrament heeft onteerd en nog andere delicten op zijn kerfstok plaatste. Een assistent van de officier van Rijsel veroordeelt Fenten tot de ophanging aan de galg. Op de markt van Ieper. De opperrechter van Rijsel kan er die dag niet aanwezig zijn want hij heeft andere katten te geselen in Veurne. Dat ‘geselen’ mag ik best letterlijk opnemen want in het hartje van de Westhoek moet hij oordeel vellen over een ‘kwade hoop mensen.’
Twee dagen daarna dient Wijtschatenaar Pieter Cleenaert voor de baljuw van de Zale te verschijnen. Hij is weidenaar, de officiële jager van de heer van Wulvergem. Voor het huis van de kasselrij wordt hij even later opgeknoopt. Hij heeft ingebroken in drie kerken en was daarbij in het bezit van zijn geweer. De hele aprilmaand is het een komen en gaan van personen die ingebroken hebben in kerken. De hoogbaljuw heeft er zijn werk aan. Ik krijg diezelfde avond – op 30 april om exact te zijn – een bericht dat het in de buurt van Maastricht, in Roermond tot een serieuze aanvaring is gekomen tussen de Spanjaarden en een bende geuzen van Oranje. Als ik het nieuws mag geloven zouden de geuzen heel wat volk verloren hebben. Oranjes poging om de macht over te nemen in Vlaanderen liep op 25 april 1568 inderdaad af op een sisser. Na de slag van Dalheim werd zijn aanvoerder Montigny krijgsgevangen genomen en naar Brussel gevoerd. Hij zal het daar mogen uitleggen bij meneer Alva.
12 mei 1568. Er wordt alweer een slachtoffer naar de andere wereld geholpen. Door toedoen van de baljuw van de Zale. Voor een keer niet op de grote markt maar wel onder de lindeboom aan het Zaalhof. Dood met het zwaard. De onthoofding luidt een hele serie van represaillemaatregelen in. Enkele dagen later kammen tien of twaalf vendels de hele streek van Armentières, Nieuwkerke, Waasten, Mesen, Wervik en Menen uit. De hellebaardiers van de Spaansgezinde graaf van Roeulx (Jan van Croy) zijn niet bepaald lieverdjes. Ze hakken in op de lokale bevolking en richten immens veel kwaad aan daar in de streek van de Leie. De druk van de Spanjaarden begint eveneens toe te nemen in Ieper.
Blijkbaar zijn er twee vendels op komst om ook hier orde op zaken te stellen. Enkele van mijn stadsgenoten beweren dat de soldaten controle komen uitvoeren tijdens de Ascencionsmarkt van hemelvaartdag. De realiteit is nog een stukje erger. Het zijn commissarissen van het hof van Alva. Ze stellen meteen een nieuwe provoost aan. Jan De Visch is blijkbaar veel te mild geweest hier in de stad. Een dikke onvoldoende, de oude is veel te braaf geweest en dat ondanks de hele reeks terechtstellingen waar ik jullie over verteld heb. Het is even slikken. De nieuwe provoost wordt Gelein Everaert. Er is ook sprake van een nieuwe ontvanger die zal zorgen voor extra confiscaties. Het duurt niet lang voor er bewoners van Kemmel en omgeving van hun bed gelicht worden. De nieuwe hellebaardiers tonen zich meedogenloos ten opzichte van de bewoners op het platteland. Onze landmannen ondervinden veel kwaad.
20 mei 1568. Een vendel soldaten strijkt neer bij de Boezingepoort nadat ze zich al in erg negatieve zin hebben laten opmerken tijdens hun doortocht in Vlamertinge, Brielen en Elverdinge. ’s Anderendaags krijgen ze gezelschap van een ander vendel knechten. Dit keer komen ze binnen via de Mesenpoort. Naar het einde van de maand toe dikt hun aantal nog verder aan. Dat heeft veel te maken met het groot aantal gevangenen die zich in de stad en de Zale bevinden. Ook in de streek van Belle, Mesen, Menen, Wervik wachten tientallen betichten op de uitvoering van hun proces. Tijdens de dagen van Hemelvaart bewaken de Ieperse poorters de markt en ze krijgen hierbij het gezelschap van Vlaamse en Waalse soldaten. Hun hellebaarden glinsteren in de zon en maken een bangelijke indruk op de poorters en de bezoekers. Op de zaterdag van de Ascencionsmarkt komt het ei zo na tot rellen. Zo rond 18u ontstaat er plots paniek bij de aanwezige lieden die de markt afschuimen. Wat precies de oorzaak is van de oploop lijkt voor niemand echt duidelijk. De mensen stuiven uiteen, een scheet zal voldoende zijn om de onrustige geesten op hol te doen slaan. De handelswaren vallen pardoes op de grond. Tijd is er niet, de goederen worden in allerijl in veiligheid gebracht. Terwijl het volk van de grote markt wegvlucht, haasten de marktkramers zich met pak en zak naar hun woningen. Achteraf zijn ze maar al te blij dat ze zich in veiligheid hebben kunnen brengen. En dat ze niet beroofd werden door de soldaten.
De sfeer hier is zonderling. Vreemd en een beetje buitenaards met al dat vreemd gespuis hier. De ‘ons kent ons’ mentaliteit zo typisch voor een provinciaals stadje heeft plaats gemaakt voor een onwezenlijke en gespannen atmosfeer waarbij de oorlog zo meteen kan gaan losbarsten. Dat gebeurt gelukkig niet. Toch blijven de ingrediënten voor een explosie latent aanwezig. Zo bijvoorbeeld op de dinsdag voor Pinksteren. Midden in de nacht maken de trommels bruusk een eind aan de nachtrust van de Ieperlingen. Om drie uur. Wat een onzalig moment om de soldaten te laten uitrukken. De manschappen van alle aanwezige vendels moeten zich asap met hun geweren komen presenteren bij hun respectieve kapiteins.
De bazin van ‘De Rode Leeuw’ die nu al meer dan een jaar in hechtenis zit, wordt tot bij baljuw van Ackere gesleept. Ze is ondertussen bevallen van een dochtertje en kan nu berecht worden. Meer dan een vuile schim van haveloos grijsblond haar met een tandeloze mond stelt ze niet meer voor. Het is dan al vier uur. Een uur later wordt op de grote markt haar hals afgehouwen. De soldaten zijn er viriel aanwezig en blokkeren de toegangswegen naar het centrum. Er worden geen burgers bij de executies toegelaten. En dat is absoluut geen goed teken. Onze herbergierster zal niet de enige zijn vandaag. Terwijl haar versteende ogen als glazen knikkers voor zich uit staren in een met stro gevulde rieten mand, staat al een volgend slachtoffer op zijn beurt te wachten.
De jonge Claeys de Back wordt erbij gesleurd door de mannen van kapitein de Proven. De kerel wordt opgeknoopt voor het bezant. Tijdens zijn laatste ogenblikken roept en brult Claeys naar de mannen van het gerecht en zijn beulen. Zijn stem gaat echter verloren bij het extra tromgerommel die zijn protest genadeloos dempt en opslorpt. Tot ook hij stil wordt. Voor de nieuwe kamer op de markt wordt een extra schavot rechtgetrokken. Kort daarna brengen enkele soldaten Jan Buuck tot op het podium. Ze maken er niet te veel tralala van. Hals afslaan en het slachtoffer laten liggen. De volgende weet zo direct wat hem te wachten staat. Jacob van de Steene ondergaat hetzelfde lot. Hier bij ons wordt er getreurd om Jan en Jacob. Niemand kan het echt geloven. Vijf maanden geleden waren ze allebei opgeroepen om te verschijnen voor de rechtbank. Schijnbaar omwille van onbenullige feiten, maar toch werden ze toen in de gevangenis gestopt. Na de middag worden ze begraven. Elk in zijn parochie. Dat weerhoudt de wet niet om verder op zoek te gaan naar ‘brekers’. Naar verluidt zouden er morgen weer een reeks executies doorgaan ter Zale waar al een grote partij gevangenen wacht op de uitvoering van hun doodsvonnis. Maar de sessies worden voor een of andere reden dan toch uitgesteld.
–
Uit deel 8 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ – Dagboek van Augustijn –


