9 november 1792. De boom van de vrijheid werd zowel aan Franse als aan Vlaamse zijde geplant en nog diezelfde avond moesten de burgers aan hun ramen en deuren het licht laten branden. De 13de stonden er opnieuw feestelijkheden op het programma. De geestelijken werden vermaand om het Te Deum te zingen, samen met al de muzikanten voor de pers op de grote markt (onze boom van de vrijheid). De geestelijken waren er allerminst gerust op want het was in de roep dat ze na de dienst verplicht zouden worden om de eed aan de republiek af te leggen. Ze waren bij elkaar gekomen met hun provoost en overlegd wat ze in dat geval zouden moeten doen.
En ze hadden dan onderling besloten om zeker deze eed niet af te leggen. Toch is de dag goed afgelopen, er heeft niemand over deze eed gesproken en na de viering mocht iedereen in vrede naar huis vertrekken. Tijdens de dienst werden drie kanonschoten afgevuurd en dan werd er voor de rest van de dag verder ‘gevierd’. Tijdens deze dagen zijn de Fransen ook de boom van de vrijheid gaan neerpoten in Capelle-ten-Brielen, te Houtem, Menen, Geluwe en al de omliggende plaatsen langs de grenzen. De inval van de Fransen in deze omtrek was gemakkelijk. Ze hadden de slag van Jemappes gewonnen, hadden Bergen veroverd en ze trokken nu op naar Brussel. De keizerlijken verlieten daarop hun versterkte steden, zoals Ieper, Doornik, Kortrijk en Gent en trokken achteruit tot in Antwerpen.
De Fransen lieten hen zonder tegenstand vertrekken. De geestelijken die soelaas gezocht hadden in Wervik zijn nu verder gevlucht en ondergedoken. Zelfs onze eigen pastoor met zijn kapelaan vonden het beter van te vluchten. Een van onze kapelaans en de koster zijn gebleven en er werd hen geen leed aangedaan. Toen de gevluchte geestelijken dat hoorden zijn ze op hun stappen teruggekeerd. Van het magistraat zijn er drie wetheren gebleven; de burgemeester, de baljuw en Franciscus Six. Dat drietal verdiende door zijn aanblijven alle dank en eer van de hele stad die hen deze eer schuldig zal blijven want ze hebben hun bewoners beschermd in deze ongelukkig tijden. De Franse nieuwmoden pastoors (de ‘intrus’) zijn terug geïnstalleerd op hun oude plaatsen. De goede katholieken verminderden hun kerkbezoeken niet. Die van Komen, Linselles, Busbeke en andere plaatsen bleven naar de Wervikse kerk komen en de diensten bijwonen.
De fanfare van de ‘Wandeldreef’
December 1792. Op de vooravond van de feestdag van Sinte-Barbara en dus van de gilde van de bosseniers (schutters met het geweer of busse) waar de burgemeester koning van was, hebben de Franse kanonniers die in Wervik hun winterkwartier hielden en eveneens Barbara als patrones hadden het goed bevonden om allemaal samen de burgemeester te gaan feliciteren met een bos bloemen terwijl de fanfare van ‘De Wandeldreef’ zorgde voor de muzikale omlijsting en de twee kanonnen ondertussen hun ereschoten afvuurden. De volgende dag kwam de broederschap van de bosseniers naar de kerk onder het geluid van ‘De Wandeldreef’ en tijdens de dienst werden er opnieuw enkele eresaluten afgevuurd door de kanonnen. Op 6 december zijn de aanwezige Franse vrijwilligers na de middag naar de kerk gegaan om daar enkele leiders te verkiezen. Er moeten zo’n honderd man aanwezig geweest zijn en sommigen van hen hebben daar grote baldadigheden aangericht.
Het merendeel van die mannen waren afgevallen christenen. Ze dreven er de spot met de godsdienst en de katholieke predikanten. De volgende dagen werden daar nog meer nieuwe vergaderingen gehouden, met uitzondering van de zondag wanneer ze gelukkig wegbleven. Daarna hielden ze tot grote blijdschap van de burgers hun vergaderingen in hun eigen logementen. De Wervikanen durfden natuurlijk niet reageren op de schandelijke praktijken en de godslaster in hun kerk. Op 20 december heeft men een Franse officier gedegradeerd en honteus ontwapend omdat hij een diefstal had gepleegd in zijn logement. De man werd kaal geschoren en uit de stad verbannen.
Op de 24ste december heeft men in de kerk een nieuw magistraat verkozen. Conform de nieuwe regels van de Franse constitutie gebeurde dit onder het losbranden van een kanon en het luiden van de triomfklokken. Daags voordien waren de burgers van de stad opgeroepen geweest om te komen stemmen. Iets wat geschied is met een goede uitval. Het oude magistraat werd opnieuw verkozen met daarbij nog vier nieuwe en godvruchtige mannen om de kerk en de gemeente te besturen. Die vier waren Paulus Berten, Jacobus Thibergheyn, Joseph Vandenbulcke en N. Bossaert.
Onze-Lieve-Vrouw van de Schreiboom
Op 28 december 1792 werd een zilveren kanonsbal geofferd aan het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Schreiboom. Ter nagedachtenis dat er een kanonsbal door de Fransen op haar hoofd werd afgevuurd maar dat ze er niet door gehinderd was geweest. Tijdens diezelfde decembermaand ontstonden er grote rellen in Poperinge. Want de Nations hadden daar ook hun boom van de vrijheid geplant. Achteraf had de burgerij die willen omverwerpen. Iets wat helemaal niet naar de zin was van de heer Malou die dat opgevangen had. Hij is er naartoe gegaan met de bedoeling om dat te beletten en eveneens om de wet in Poperinge te vernieuwen.
Maar Malou is moeten vluchten, want het vrouwvolk ginder begon zich er mee te bemoeien en verwelkomde de Ieperling met slagen. Maar ’s anderendaags is Malou naar Poperinge teruggekeerd met 600 Fransen en 600 patriotten en twee stukken kanon. Bij hun aankomst hebben de Poperingenaars de klok geslagen maar het is tenslotte allemaal goed afgelopen. Het magistraat kon de plaatselijke burgerij kalmeren, diegene die de klok had geslagen was een onnozelaar. Gelukkig maar want anders zou alles hier in Poperinge aan diggelen zijn geslagen. En nu heeft de burgerij zich gevoegd naar het gemene best.
–
Uit deel 10 van ‘De Kronieken van de Westhoek’


