banner
Jan 2, 2025
226 Views
Reacties uitgeschakeld voor De commanderij van de Ieperse tempeliers

De commanderij van de Ieperse tempeliers

Written by
banner

Laat ons even terugkeren naar Ieper tijdens de glorietijd van onze tempelbroeders. We kijken eens naar de Upstal waar de orde zich vanaf 1128 gaat vestigen. De Upstal is een terrein ten westen van de stad, net buiten de Sint-Kruispoort en niet zo ver van de Sint-Kruiskerk. De tempeliers bouwen er al in hun beginjaren een klooster. Het klooster bevindt zich ‘langs den weg leidende naar Poperinghe recht tegenover de herberg de Posthooren’. Het eigendom van de tempeliers ligt afgescheiden van de eigenlijke stad door enerzijds de Ieperlee en anderzijds een stuk land dat eerder door Ieper zelf werd aangekocht.

In 1133 bezitten de tempeliers er een kapel waar er jaarlijks tijdens de 8 kruisdagen mis gelezen wordt. De opbrengst hiervan gaat integraal naar de tempelorde. De missen tijdens de rest van het jaar worden voorgedragen door de kanunniken van de machtige Sint-Maartensproosdij. De Upstal ‘West-Tempelland’, het gebied dat ooit toebehoorde aan de graven van Vlaanderen, strekt zich uit waar zich anno 2000 de weg naar Dikkebus bevindt. Een weg die aanvankelijk de naam ‘Timpelstraat’ draagt en later ook gekend zal worden onder de naam ‘Dikkebusseweg’ of de ‘Kruisstraat’. De commanderij met annex kapel en kerkhof situeren zich op vandaag rond de wijken ‘Ter Olmen’ en ‘Ter Wilgen’, langs de Dikkebusseweg ter hoogte van de Pannenhuisstraat.

Naast de Upstal bezit de tempeliersorde nog verscheidene andere gronden met onder andere een centrum op het domein van Brielen. In het noorden van de stad. Noord-Tempelland strekt zich uit tussen de parochies van Brielen en Sint-Jan. Noord-Tempelland en West-Tempelland zijn van elkaar gescheiden door het kanaal dat uitmondt in de havenplaats Brielen. Precies in dat Brielen ontstaat een eerste conflict tussen de proosdij van de Sint-Maartensparochie en de tempeliers. De kronieken vermelden dat de tempeliers in het begin van de dertiende eeuw een kapel bouwen in Brielen.

Maar die zijn niet helemaal correct: de kapel stond er al voordien. In 1220 staat een zekere Walter Provendir alle erfelijke rechten die hij in Brielen bezit af aan de tempelorde. En aan die rechten is een speciale voorgeschiedenis verbonden! Al in 1195 schenkt Boudewijn van Constantinopel een stuk weideland gelegen bij de ‘capella beate Marie virginis in Brolio’ aan de proosdij van Sint-Maarten. Hij doet dit op verzoek van Ghelinus, zijn deurwaarder, die deze weide van hem in leen houdt. Eén jaar later wordt de kapel tot een kerk ter ere van Onze-Lieve-Vrouw verheven. Naast de weide heeft de graaf ook het kerkhof en de woning van de pastoor vrijgemaakt.

De kerk wordt gefinancierd door belastingsgelden, opbrengsten van tienden die onder andere door Ghelinus worden geschonken aan de proosdij. Sint-Maartens kan echter niet lang genieten van deze inkomsten want de schoonbroer van de ondertussen overleden Ghelinus, een zekere ridder Walter Provendir, neemt de tienden en eigendommen al dan niet onrechtmatig in zijn bezit. De proosdij probeert al wat mogelijk is om die tienden opnieuw in eigen bezit te krijgen. Aanvankelijk via gerechtelijke weg, maar dit lukt niet. Sint-Maartens probeert zijn gelijk te halen via de paus die Walter Provendir in het ongelijk stelt en hem in de ban van de kerk slaat. Maar Provendir zwicht niet. De paus stelt nieuwe rechters aan om het vonnis af te dwingen.

Ze brengen regentes Mathilde van Portugal op de hoogte van de situatie die uiteindelijk haar recht zal opeisen. Gravin Mathilde verzoekt Walter Provendir en zijn echtgenote bij haar op bezoek te komen, waarna beiden verplicht worden niet langer hun rechten op de tienden te claimen. Dit alles staat beschreven in twee oorkonden van 1207. Wanneer de tempelorde in 1220 de erfelijke rechten van Walter Provendir in Brielen verwerft, gaat de juridische strijd verder. Tussen 1222 en 1224 woedt er een conflict tussen de nieuwe eigenaars, de Ieperse tempeliers, en de proosdij rond de ‘capella beate Marie virginis in Brolio’.

De tempeliers beweren rechten te bezitten op de kapel, de gronden in de omgeving en het huis van de priester. Tot drie keer toe worden ze door gekozen scheidsrechters, namelijk de abt van Lo, een kanunnik van Mesen en een broeder van de tempel in het ongelijk gesteld. Het gaat hier wel degelijk over de kerk van Onze-Lieve-Vrouw ten Brielen want in latere teksten zien we dat de tempeliers ook al gronden vlak bij de kerk bezitten. Er is namelijk ook sprake van de ‘domus presbyteri de Brolio’ waarmee niets anders dan de pastorie van de parochie kan bedoeld worden. Vermoedelijk leeft de term ‘kapel’ verder na haar ingebruikname als parochiekerk.

De orde bezit leengoederen, vrijlenen en tiendenrechten in de omringende centra zoals Westvleteren, Oostvleteren, Neerwaasten, Sint-Omaars, Dadizele, Roeselare, Kortrijk, Vlamertinge, Boezinge en Elverdinge. Alleen al in en rond Ieper bezitten de heilige mannen 70 hectaren landerijen. Het aantal tempeliers in de stad bedraagt 115 met aanvullend vierentwintig ridders, de commandeur inbegrepen. Binnen de stad Ieper bezitten de tempeliers eigendommen in Kerckhof, Brielen, Gansstraat, Raapstraat, Tempelstraat, Mesenpoort, Diksmuidestraat, St.-Jacobs, Oude Houtmarkt, Slachthuisstraat en de Neerstraat.

De vrijheid en onafhankelijkheid van de tempeliers in hun eigen territorium zo dicht van het machtig geworden Ieper-stad zal in toenemende mate oorzaak worden van ruzies en conflicten. Enerzijds is er de proosdij van Ieper die de scepter zwaait over alle inwoners en via hun kerken beschikken over de financiële en morele macht. Anderzijds is Ieper een stad in volle economische expansie en wil het zich niet geremd zien door de wurggreep van een aanzienlijke gordel van tempelierseigendommen onmiddellijk buiten haar stadsmuren.

Graaf Dirk van den Elzas schenkt aan de Ieperse tempeliers in 1131 (dus vrijwel onmiddellijk na het hoge bezoek van grote baas Bernard van Clairvaux) exclusieve rechten om een jaarmarkt te organiseren. Die gaat door op de maandag, dinsdag en woensdag voor Hemelvaartsdag, Ascensioenfeest, beter bekend als de kruisdagen. De tempeliersmarkt zorgt voor niet onaardige voordelen en inkomsten voor de orde. In 1171 krijgen de tempeliers er nog een extra voordeel bovenop als vreemde kooplieden niet langer rechten en tolgelden moeten betalen op de koopwaren die ze meebrengen naar het Ascensioenfeest. Vergelijk die situatie in 1171 met een toestand in 2014 waarbij de op de markt opgestelde goederen vrijgesteld zouden worden van de btw.

Het Ascensioenfeest geniet nogal veel bijval bij de Ieperlingen bij zoverre, dat het zich in het begin van de 13de eeuw niet alleen tot in de voorgeborchten, de buitenwijken van Ieper, maar zelfs tot binnen in de stad uitbreidt. En dat veroorzaakt problemen tussen het Ieperse stadsbestuur en de tempelheren. De gravin van Vlaanderen, Johanna van Constantinopel, wordt er bij geroepen. Ze beslist dat de rechten waarover de tempeliers beschikken vanaf de jaarmarkt van 1225 zullen vervallen en dat alle inkomsten voortaan toe zullen komen aan het graafschap Vlaanderen.

Als tegenprestatie krijgen de tempeliers kwijtschelding van een schuld van jaarlijks veertig pond die ze schuldig zijn voor hun gronden in Slijpe. Johanna behoudt zich echter het recht voor om de locatie te kiezen waar precies de jaarmarkt in de stad zal doorgaan. De tempeliers mogen voortaan geen vreemde kooplieden meer toelaten op West-Tempelland zonder de voorafgaande toestemming van het stadsbestuur die er op zal toezien of die kooplieden de Ieperse jaarmarkt mogelijkerwijze nadeel kunnen berokkenen. Gravin Johanna van Constantinopel en haar man Ferrand van Portugal geven op 21 maart 1228 de toelating aan het stadsbestuur om het jaarfeest in de stad zelf te houden op de plaatsen die door de schepenen het best geschikt bevonden worden.

Stad Ieper hernoemt de ‘Ypermarct’ tot ‘Timpelwouke’. De tempelridders zien het verlies van hun succesvolle jaarmarkt met lede ogen aan. Er ontstaat een bitse vijandschap tussen de Ieperlingen en de tempeliers. Eén van de tempeliers beweert in die periode een visioen gehad te hebben, waarin hem geopenbaard werd dat de stad leper als straf voor de diefstal van de jaarmarkt op een Hemelvaartsdag door hevige watersnood zal vergaan. Het nieuws van het visioen verspreidt zich als een lopend vuurtje bij de bijgelovige Ieperlingen. Elk jaar opnieuw zullen ze met schrik uitkijken naar de Timpelwouke en jaarlijks zullen vele bange Ieperlingen de stad daags voor Timpelwouke uitvluchten.

Dit is een fragment uit Boek 1 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 1
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.