banner
mrt 27, 2019
1479 Views

De dood in je hersenen

Written by

Elke morgen opnieuw rapen de stadsdiensten de doden op die de nacht niet hebben overleefd. Veel liggen al op het kerkhof waar ze het laatste bittere eind van een dramatisch verlopen leven ondergaan. De meesten hebben niets anders beleefd dan oorlog en geweld.

banner

Op 2 september krijgen we weer een hele troep vluchtelingen te verwerken, zonder twijfel een voorbode van de naderende Walen. Rond 6 september bezetten die Walen en de Spanjaarden de Leiekant in Waasten. De lijn Mesen, Wijtschate tot Kemmel krijgt een Spaanse bezetting. De landlieden van ons heuvelland durven niet langer thuisblijven en slaan op de vlucht. Weer extra monden te voeden voor Ieper. Terwijl de situatie hier nu al hallucinant is. Ik heb het daarstraks nog met mijn eigen ogen gezien. Hele families gestrande gezinnen liggen hier open en bloot langs de straten en op de kerkhoven. Bij het avondeten van 10 september zitten mijn dochters Martine en Clarisse huilend aan tafel. Ook zij worden natuurlijk geconfronteerd met de harde realiteit hier in onze ooit zo bruisende stad. Vooral de grote hoeveelheid kinderen die hier liggen te wachten op de dood is ronduit weerzinwekkend.

Komt daarbij dat de zachte zomerse buitenlucht plaats moet maken voor de klamme nachten en de wakke dagen van de herfst. Elke morgen opnieuw rapen de stadsdiensten de doden op die de nacht niet hebben overleefd. Veel liggen al op het kerkhof waar ze het laatste bittere eind van een dramatisch verlopen leven ondergaan. De meesten hebben niets anders beleefd dan oorlog en geweld. Reken en tel zelf maar: ik ben in 1562 begonnen aan mijn dagboek, dat betekent dat iedereen die jonger is dan twintig nooit het genot van vrede heeft mogen proeven. De straten puilen uit van uitgemergelde, zieke en stervende zielen. Ik kan het verdriet van mijn dochters heel goed begrijpen, het lijkt wel of mijn pen meehuilt als ik dit hier allemaal opschrijf. Niet alleen in de binnenstad maar ook buiten de poorten ligt de dood te wachten voor zoveel van mijn arme streekgenoten.

Ieper heeft de voorbije duizend jaar nooit dergelijke schrijnende toestanden beleefd. Het verlies van de beesten zorgt ervoor dat melk en boter niet langer betaalbaar zijn. Om de druk enigszins te verlichten vertrekt er dagelijks een karavaan met arme vluchtelingen naar Diksmuide, de mensen mogen eigenlijk gaan waar ze willen. Het platteland is op dit moment echter geen optie: werkelijk alles is er bedorven en teniet gegaan. Terwijl het staatsleger nu posities heeft ingenomen in de buurt van Antwerpen en een deel troepen zelfs teruggekeerd is naar Friesland ontsteekt hier in Ieper natuurlijk weer de gevreesde maar verwachtte pest.

Blijkbaar is dat ook het geval in Gent en Brugge, overal pest, plaag, schurft en de dood die wild om zich heen slaat. In de loop van september komen de Walen en de Spanjaarden tot voor Diksmuide en Ieper waar ze het nog overgebleven vee stelen. Veel zal het niet zijn. Onze schepenen krijgen het bezoek van de nieuwe gouverneur die onlangs werd aangesteld door de hertog van Alençon. Mijnheer Marquette zal waarschijnlijk grote ogen getrokken hebben hier in Ieper. En de hele maand door blijven de Walen in de buurt van Mesen er hun vieze streken uithalen.

2 oktober 1582. De niet-Ieperlingen in de stad krijgen stuk voor stuk weer bezoek. Wie niet beschikt over een voorraad levensmiddelen om drie maand verder te kunnen leven moet hier weg. De druk op de menselijke ketel is te groot. Ondertussen maken de wetsheren nog gebruik van hun ‘ontslagroute’ om nog enkele ongewenste individuen weg te zenden. Op 4 oktober om 16u moeten al de aangeduide personen zich op de markt komen aanmelden om te vertrekken. De voogd heeft wagens en paarden opgeëist en die staan rond deze tijd al klaar om het volk op te laden en zonder konvooi weg te voeren. Waar de mensen naartoe gebracht worden is blijkbaar een publiek geheim. Ik moet het mijn dagboek schuldig blijven. Onze graaf Alençon vinden we deze week terug in Antwerpen. Die nieuwe Franse baas is toch maar een bleekscheet als ik het hoor.

Typische Franse maniertjes van een omhoog gevallen burgermannetje die per toeval de koning van Frankrijk als broer heeft en vermoedelijk dik gefrustreerd rondloopt dat hij niet zelf de koning mag zijn. Een jonge gast, zevenentwintig jaar, blond haar met een zorgvuldig bijgeknipte snor die hem nog meer de allure van een parvenu geeft. Veel wind, dat wel, maar veel voor Vlaanderen meet hij toch niet uit. Hij zorgt wel voor een rode loper, een vrijgeleide voor duizenden Fransen die ons land wel lijken te overspoelen. Het ene schip na het andere komt hier aan land, er is sprake van de komst van zeker nog 16.000 nieuwe Fransen, veel van Vlaanderen zal er helaas niet overblijven.

6 oktober 1582. De Walen laten Mesen achter zich en gaan op weg naar Halle waar ze de confrontatie zullen aangaan met ons staatsleger. Bij ons is de pest nu al binnengedrongen in honderdvijftig woningen. Boter en graan blijven onbetaalbaar. Zeg nu zelf: tweeëntwintig pond per razier, wie kan dat nog betalen? Rond de Leie in Halewijn bouwen de Walen blijkbaar een sterkte zodat de Schotten en de Fransen daar de Leie niet meer zouden kunnen dwarsen. Het bezoek van die Marquette enkele weken geleden is niet zonder gevolgen gebleven. Al de in Ieper gelogeerde soldaten krijgen een nieuwe baas. Een generaal potverdorie. De 11de oktober krijgt de kolonel hier een brief uit Diksmuide, met de groeten van het hof dat de Ieperlingen 10.000 pond moeten betalen dat kan dienen voor soldij van de in Diksmuide gelegerde soldaten.

Het is een eis die hier voor ongerustheid zorgt. Op dit moment zijn er niet de minste middelen om dergelijk bedrag op tafel te leggen. Rond Ieper ligt alles er verwoest bij. Wanneer de Fransen in Diksmuide vernemen dat er vanuit Ieper geen geld moet verwacht worden, nemen ze direct andere maatregelen. Alle goederen en beesten die naar Ieper verscheept worden moeten natuurlijk voorbij Diksmuide en dat zal nu lekker niet gebeuren. Onze wetsheren vertrekken daarom geïrriteerd naar de Raad van Vlaanderen om die blokkade op te heffen. Maar het helpt allemaal niet veel, wat wil je met een Fransman als graaf. Ieper zou toch maar beter betalen. Op 3 november laten de Fransen dan toch eindelijk negen schepen voorbijvaren.

9 november 1582. De Walen proberen in te breken te Ninove. Een ook bij Aalst zijn er gevechten aan de gang. Veel meer details weet ik niet. Het stadsbestuur hier is blijkbaar koortsachtig op zoek naar financiële middelen. De eigendommen van poorters die hier om godsdienstige redenen zijn weggegaan zullen belast worden met de ‘zesde penning’. Iedereen moet zich binnen de veertig dagen komen melden. Velen zijn het hier al afgetrapt in 1578 en wonen nu in Frankrijk, Duitsland of Engeland. De personen die hier in afwachting van hun terugkeer hun eigendommen in stand houden zullen gestraft worden als ze niet proactief landerijen, woningen en gronden komen aangeven die ze besturen in opdracht van uitgeweken stadsgenoten. Wie dat niet doet zal door de vierschaar gestraft worden. Die zesde penning betekent natuurlijk een zware aderlating: een belasting van 16% op de geschatte waarde van al dat goed zal een leuke stuiver opbrengen.

Zaterdag 17 november 1582. Onze nieuwe gouverneur spreekt recht over twee jonge gasten, Bellenaars die nog gediend hebben voor onze kolonel. Ze werden een week geleden betrapt samen met nog een tiental andere Fransen terwijl ze pachters aan het bestelen waren in de buurt van Belle. Het verdict staat eigenlijk al op voorhand vast: dood door opknoping, hier in Ieper voor het bezant op de gebruikelijke plaats. Marquette windt er niet al te veel doekjes om. De jongens betreuren het natuurlijk dat ze gezondigd hebben en kunnen nu tenminste met een zuivere ziel naar het hiernamaals. Tijdens hun vertrek krijgen al de aanwezige soldaten nog eens de uitdrukkelijke vraag op hun bord dat ze allemaal weleens hun leven mogen beteren. De Fransen eisen ondertussen van onze kolonel dat hij belastingen heft op koopwaren die vanuit Ieper naar Antwerpen verscheept worden. Er komt heel wat juridisch getouwtrek aan te pas waardoor de uitspraak nog niet voor direct is.

Rond deze tijd, december 1582, beslist de paus dat nieuwjaar 1583 zal vallen op 23 december en dat de dagen tussen 22 en 31 december gewoon van de kalender worden geschrapt. We gaan dus slapen op 22 december 1582 en we ontwaken op 1 januari 1583. Geloof me, dat voelt vreemd aan. Er wordt wat gegiecheld in de huizen. Alle contracten, huurovereenkomsten moeten verplicht opgesteld worden conform de nieuwe kalender. In Zeeland en Brabant vertikken ze het om de paus en zijn kalenderperikelen te volgen en moeten ze dus nog tien dagen wachten voordat 1583 begint. En ook hier in de stad hebben onze geuzen er vanzelfsprekend evenmin goesting voor. Voor de man in de straat is de hele toestand natuurlijk onderwerp van spot en cynisme. Zouden ze zich niet beter bezighouden met de echte zorgen van de mensen?

Maandag 17 januari 1583. Nieuwe kalender, nieuwe stijl, stilo novo. Grote benauwdheid in Diksmuide. De kolonel van de Fransen ontvangt er zekere brieven van de hertog van Alençon dat hij absoluut geen kwijting wil verlenen aan het schepencollege voor wat betreft het bestuur tijdens 1582. Er kan dus voorlopig geen nieuw stadsbestuur worden verkozen. De kolonel moet nog even wachten. Er zal daar beslist een serieus haar in de boter zitten. En dan nog in de boterstad zelf. Binnen de stad bevinden zich een goede zevenhonderd Fransen, verdeeld in vier vendels. Rond 9u wordt het helaas duidelijk wat de Fransen hier aan het bekokstoven zijn.

Bij het teken van de kolonel gaan de Fransen in de aanval met de bedoeling om zelf de wet over te nemen en zich helemaal meester te maken van Diksmuide. Een zuivere coup waarbij zeker tweehonderd burgers het leven verliezen. Heel de binnenstad ondergaat massale plunderingen terwijl heel wat inwoners gewoonweg uit hun stad worden weggejaagd. Hetzelfde scenario doet zich voor in Duinkerke. Wanneer ik het nieuws uit Duinkerke en Diksmuide verneem besef ik dat mijn buikgevoel de hele tijd juist geweest is: die Fransman is inderdaad niet te vertrouwen.

Ik krijg nog meer details. In Duinkerke lagen er twee vendels Vlamingen, onder leiding van de kapiteinen Lange en Jan van Egmont. Die worden de 17de door de Fransen uit de stad verdreven en daarbij moeten sommige burgers het veld ruimen. Op diezelfde ‘verloren maandag’ ontstaat er ook in Oostende grote beroering met de Fransen. Daar zijn er gelukkig maar twee vendels. De Oostendenaars slagen er in om hen uit hun stad te verdrijven. In Brugge is de toestand gelijkaardig. Daar logeren er zes vendels Fransen terwijl er zich evenveel soldaten buiten de stadsmuren bevinden. De actie van de hertog van Alençon is duidelijk goed georkestreerd want ook hier beginnen de vijandelijkheden om 9u. Onder het voorwendsel dat ze een gezamenlijke troepenschouwing wensen te houden vooraleer naar Sluis te vertrekken dwingen de Fransen een toegang af tot de Brugse binnenstad waar ze allemaal verzamelen op de grote markt om er bevoorraad te worden.

Op dat moment is er aan de Burg een begrafenis aan de gang van een kapitein of een luitenant van de burgerwacht en dat maakt dat tweehonderd burgers er paraderen met hun geweer in de hand. Wanneer de Fransen zich nu plots van de stad meester willen maken worden ze uitermate verrast hier op de Burg geconfronteerd te worden met die bende gewapende burgers. De Franse soldaten zijn natuurlijk ruim in de meerderheid maar omdat ze natuurlijk allemaal verspreid zitten in de stad betekent dat in realiteit dat de bende Brugse mannen in het voordeel is. Voor de Fransen zit er niet veel anders uit dan hier weg te vluchten. Die van Brugge slagen er in om drie van hun kapiteinen gevangen te nemen. De hertog van Alençon heeft direct al zijn pijlen verschoten.

Op diezelfde ‘verloren maandag’ willen de Fransen ook hun coup plegen op Antwerpen. Waar staat Willem van Oranje nu met zijn Franse alliantie? De Hollandse onnozelaar heeft Vlaanderen als buffergebied uitgeleend aan een Fransman en die wil nu plots heel ons land inlijven bij Frankrijk. De Spanjaarden moeten zich te pletter lachen bij zoveel naïviteit van de prins van Oranje. En vermoedelijk nog meer bij al het amateurisme van onze hertog van Alençon. Zijn vlieger gaat evenmin op in Antwerpen. Vanuit Berchem dringen de Franse troepen Antwerpen via de Kipdorppoort binnen waar ze in de val lopen van honderden poorters die kettingen hebben gespannen en zo dicht van elkaar staan dat er voor de Franse indringers geen doorkomen aan is. Het gevolg laat zich raden: honderden Franse soldaten worden er door de Antwerpenaars doodgesmeten.

De Franse furie zoals deze onverhoedse coup van Alençon achteraf genoemd wordt is zeker die naam niet waard en zou absoluut de Antwerpse furie moeten geheten zijn. Tweehonderdvijftig edelen met onder hen zeker veertig van grote naam en faam sterven hier in de stad aan de Schelde. Ook bij de Antwerpenaars vallen er tweehonderd burgerdoden. Ze vergezellen achthonderd ruiters en zeshonderd voetknechten in de dood. In Brussel, Mechelen en Vilvoorde slagen de Fransen evenmin in hun opzet. De hertog van Alençon die zich op dat moment binnen Vilvoorde bevindt en nog volk geposteerd houdt in Aalst en Dendermonde beseft dan al dat zijn greep naar de macht een complete flop is. Zijn flater kost in totaal het leven aan 44 graven, 250 edelen en 1200 soldaten. Voorlopig is Diksmuide wel nog in Franse handen. De Ieperse kooplieden vrezen dat de toevoer van schepen wel eens geblokkeerd zou kunnen worden, iets wat vooralsnog niet gebeurt.

23 januari 1583. Er ontstaat nu ook trammelant in Sint-Winoxbergen. Weer met de Fransen. Zes van hun vendels bijgestaan door een ruitersbrigade geven hier het bevel dat de burgers hun wapens moeten binnenbrengen. De heren van de stad moeten de sleutels van de stad in handen geven. Bergues is voortaan Frans.

24 januari 1583. Ieper mag dan wel niet opgescheept zitten met Franse zorgen maar dat betekent geenszins dat het hier allemaal suiker en zeem is. Was dat maar zo! Nee, het gaat er hier even zuur aan toe als elders in Vlaanderen. Bij de duizend soldaten – zes vendels – die hier verblijven heerst er woede dat ze niet zo stipt betaald worden als hun collega’s van de vendels van Costere en Brand die bij Nieuwpoort liggen. Die hebben hun soldij ontvangen voor de voorbije twee maand en hier in Ieper mogen ze op hun kin kloppen. Ze willen hier weg. Wat voor zin heeft het voor die mannen om hier nog verder opgesloten te zitten in dit wegterende en broeierige Ieper?

Om achteraf toch niet betaald te worden? De sergeant-majoor aan de stadspoort vertikt het nochtans om hen buiten te laten. Waarop de krijgsmannen met veel tumult naar de markt marcheren terwijl ze luidop hun ergernis ventileren en roepen om geld. De burgers zijn er niet gerust in, de mannen grijpen naar hun geweren. Woedende en opstandige soldaten kunnen verdraaid raar uit de hoek komen. Meneer Marquette anticipeert eveneens. Hij en zijn assistenten springen op hun paarden en ze treffen de huurlingen aan bij het Vleeshuis. De gouverneur slaagt er in om hen met zoete woorden te paaien en beweert bij hoog en bij laag dat het niet lang meer zal duren voor ze hun soldij van twee maand zullen ontvangen. En nu de soldaten ook wel doorhebben dat de gewapende burgers hen opwachten achten ze het misschien toch wel wijzer om nog even geduld uit te oefenen en zo gaat de vliegende storm toch enigszins zonder noemenswaardige perikelen liggen.

Rond 17u komt het aan de Vismarkt wel tot een opstootje wanneer een soldaat bij een handelaarster enkele haringen scheef slaat en die niet wil betalen. De poorters slaan daarop hernieuwd alarm, die avond branden al de lantaarns aan de huizen, een ‘wij waken’ signaal dat alleszins de labiele rust kan doen bewaren. Toch kan niemand verdoezelen dat de sfeer hier explosief is. ’s Anderendaags gaan de vendels van de kapiteinen Grutere en Bruck op verkenning naar het Sas van Boezinge. De soldaten gaan zich vergewissen hoe het nu eigenlijk zou staan met deze hertog van Alençon en het is precies diezelfde vraag die het gemeen hier in de stad intrigeert. Het is toch al een hele tijd geleden dat de toekomst voor burgers en militairen zo onvoorspelbaar is geweest.

De poging van de paus om de kalender met tien dagen op te schuiven gaat niet door in Ieper. Ik had het kunnen denken. Voor de geuzen hier is de paus een paljas, voor hen telt alleen hun goeroe Johannes Calvijn. Eigenlijk zou ik nu in mijn dagboek al aan de 2 februari 1583 moeten aangekomen zijn, maar voor de calvinisten en het stadsbestuur is het vandaag nog maar 23 januari. De afrekeningen voor mijn pachters blijven op de oude tijd staan en dus beslis ik om voorlopig te wachten met die nieuwe kalender. Ik keer met tegenzin tien dagen terug in de kalender.

23 januari 1583 dus. Boven Nieuwkerke zijn er vrijbuiters gesignaleerd. Het blijkt om Spanjaarden te gaan die zich verschuilen bij ‘Roon-huyse’. Vanuit Ieper vertrekt er een peloton van honderd soldaten om de kerels te gaan oppakken. Dat is de Fransen in Armentières niet ontgaan. Ze sturen er een tamboerijn op af met de vraag of zij zelf niet beter zouden afrekenen met de bewuste vrijbuiters. De Ieperlingen sturen de man terug met de boodschap dat ze het liever zelf zouden doen. Hun actie kent wat later succes wanneer ze twaalf Spanjaarden en nog een jonge knaap bij de lurven kunnen grijpen. De geknevelde zuiderlingen verhuizen direct naar Ieper. De 24ste mogen ze tekst en uitleg verschaffen. Er blijkt dan in elk geval dat ze op weg waren zonder hun kapitein. Hun proces volgt op vrijdag 8 februari 1583. Het zal zeker geen voordeel blijken dat de Hollanders een verschrikkelijke hekel hebben aan de Spanjaarden. De tafel van de vierschaar staat netjes gedekt, de vrijbuiters staan al op het podium te wachten op het verdict.

Daar beneden zijn honderden poorters toegestroomd om het vermeende spektakel gade te slaan. De Ieperlingen mogen dan wel bang zijn van de beul, toch staan ze hier vaak samengetroept om zijn dodelijke toneelstukken bij te wonen. Ik moet trouwens van geen ander spreken want ik sta er zelf bij. Het is de hoogbaljuw die die strafmaat voorleest. Negen bandieten zullen levend opgeknoopt worden. Hun drie kompanen, een onder hen was naar verluidt zelf ooit nog beul geweest, krijgen de dood op de brandstapel. De jonge kerel die meeliep met de Spanjaarden staat er verweesd bij. Zestien is hij en de hoofdbaljuw heeft ook voor de puber een straf in petto.

Hij zal aan de schandpaal vastgemaakt worden met een strop om de hals waar hij getuige moet zijn van de terechtstelling van de twaalf. Daarna zal hij gegeseld worden en voor tien jaar uit Vlaanderen verbannen. Elke vervroegde terugkeer zal bestraft worden met de galg. De beul kan nu beginnen aan zijn opdracht. Hij maakt er weinig woorden aan vuil. De negen Spanjaarden worden om beurt opgehangen. Wat moet dat toch vreselijk zijn om hier je beurt af te wachten? De vrees in de gezichten van je vrienden fysiek mee te beleven, met de gruwelijke gedachte dat het straks jouw eigen beurt zal zijn om gekraakt en gedood te worden. Kan je werkelijk je verstand op nul zetten bij deze afschuwelijke gedachten?

Pas nadat de negen zielloze lijken aan de touwen wiebelen komen de drie anderen aan de eindmeet van hun leven. Verbrand worden in het vuur, terreur, verschrikking, een waanzinnig heidens ritueel met als opener een beul die in één flukse beweging de tongen uit de monden snijdt zodat het drietal de markt niet zal op stelten zetten als ze gegaard worden. Kan je iets erger uitrichten dan het letterlijk wegknippen van de taal uit een levende mens? Gelukkig maakt het vuur vrij vlug een einde aan de drie Spaanse levens. Boven de markt hangt een vreselijke geur van verbrande huid en vlees. Ik kijk naar het gastje die deze twaalf executies op rij met zijn eigen ogen heeft moeten bekijken. De jongen heeft in zijn broek geplast van de angst. Kan je ooit herstellen van dergelijke traumatische gebeurtenissen? De geseling achteraf zal misschien helpen.

Misschien dan inderdaad wel beter de fysieke pijn van honderden bloedende striemen op je huid dan het inbranden van de dood in je hersenen. De verkoolde lichamen worden na de vertoning onmiddellijk weggedragen om begraven te worden op het kerkhof van Sint-Maartens, de resterende negen lijken blijven netjes hangen tot na de marktdag van morgen. Een signaal van het stadsbestuur aan zijn bevolking, een boodschap van ‘zie maar wat er met je gebeurt als je aan het plunderen slaat’. De zaterdag krijgen we nog te horen dat we geen enkele brief meer mogen versturen naar vrienden of familie in Artesië, want daar woont de vijand. Wie dat toch mocht riskeren zou best eens de volgende aan de beurt kunnen komen daar aan het schavot. Het ‘op de hals’ in de publieke mededeling laat niets aan onduidelijkheid over.

Uit deel 8 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ (Dagboek van Augustijn)

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *