banner
mei 14, 2025
52 Views
Reacties uitgeschakeld voor De eerste jaarmarkten

De eerste jaarmarkten

Written by
banner

Vlaanderen in de jaren 900. Ik mag de toestand in het land zeker niet overschatten. Er zijn al niet veel openbare wegen en de meesten ervan zijn nauwelijks bruikbaar. En vooral onveilig. De mensen durven zich gewoonweg niet ver van huis te wagen en proberen de vruchten van hun land en de producten van hun stielkennis in hun eigen buurt te verkopen. Kopen gebeurt ook al in de dichte omgeving. Logisch natuurlijk. De nieuwe jaarmarkten doorbreken een beetje die vicieuze cirkel.

Aanvankelijk gaan de kopers en verkopers naar elkaar op zoek op vastgestelde dagen en aan de grenzen van hun gouwgebieden of marken om er handel te drijven met lieden die van andere gouwen gekomen zijn. De term ‘markt’ herinnert ons nog altijd aan die marken. Geld telt nog niet veel mee op de markt, daar is er veel te weinig van in omloop. Handel gebeurt meestal door ruil van de ene koopwaar tegen de andere. Door gewoonte ontstaan er bepaalde wisselprincipes.

Een gans is twee hoenderen waard. Een koppel ganzen is het equivalent van een zwijntje of een lam. Een paar lammeren zijn een schaap waard, een koe is dan weer gelijk aan twee kalveren. Identieke principes gelden voor het huisgerief, werktuigen voor de landbouw en ander bedrijfsmateriaal. Indien kopers en verkopers er niet aan uit geraken hoe ze zullen omwisselen, kunnen ze beroep doen op aangestelde schatters. De groei van de bevolking zorgt er voor dat de grensgebieden tussen de gouwen niet langer geschikt zijn om er markten te houden en die evenementen verschuiven gaandeweg naar plekken in de nabijheid van een villa van een edelman of in de schaduw van het kasteel van de heer.

De veiligheid is er beter en dat zorgt voor een grotere toeloop van mensen. De lokale vorsten zetten hun mannen in om de wegen ernaartoe extra te beveiligen, tolgelden allerhande worden tijdelijk afgeschaft. De jaarmarkt vindt dan plaats op de feestdag van een of andere heilige. Het zijn allemaal commerciële invloeden die er voor zorgen dat al die jaarmarkten veel volk aantrekken en een schot in de roos zijn.

Plaatsen in de nabijheid van vruchtbare streken, dichtbijgelegen bij hoofdwegen of rivieren hebben nog een streep voor. Vrije handwerklieden, schoen- en kleermakers, ambachtslieden allerhande, slijters van eetwaren en andere winkeliers vestigen zich op deze commercieel aantrekkelijke plaatsen. Hoe meer volk hoe meer nering. De ambachtslieden rekenen dus ook op het dagelijks vertier. De villae van de heren breiden zich zo stilaan uit tot echte dorpen en zelfs tot steden, waar rond de burchten voortdurend nieuwe steegjes en straten ontbolsteren met weer nieuwe stielmannen en extra hardwerkende neringdoeners die onbewust werken aan de groei van de nieuwe steden. De vergelijking die ik ooit maakte met de stad als de lagen van een ajuin kan die ontwikkeling inderdaad perfect illustreren. De ene laag op de andere.

Deze opkomst van de Vlaamse steden heeft in ruime mate te maken met de voorrechten die Arnulf verleent aan die opkomende jaarmarkten. Vlaanderen heeft er zeer zeker zijn latere welvaart aan te danken. Ook de landbouw maakt in de tijd van deze graaf grote vooruitgang. De nijverheid ontplooit zich in allerhande nieuwe activiteiten. Zo bijvoorbeeld de vlasnijverheid die op termijn voor geweldige inkomsten zal zorgen. De wolspinnerij, het weven van lakens, het vullen van de stoffen komen tot stand in het Gentse. Zonder dat de mensen het beseffen leggen ze de basis van Vlaanderens succes.

In 960 verliest Boudewijn III zijn moeder Alida van Vermandois. Vooral de Bruggelingen treuren om haar dood. Enige tijd later mag graaf Boudewijn III zijn economische activiteiten voor een tijd opbergen en zich met militaire kwesties bezighouden. Het zijn nog maar eens de Noormannen die opspelen. Ze vallen het Frankrijk van koning Lotharius binnen en dwingen de graaf van Vlaanderen daarmee tot een interventie. Ook hier munt Boudewijn uit in dapperheid en vechtlust. Hij mag de pluimen van de overwinning op zijn hoed steken.

Een jaar later trouwt hij met Mathilde van Saksen, de dochter van de hertog van Saksen. Boudewijn is dan 21 jaar. In het eerste jaar kan het jonge echtpaar zich verheugen met de geboorte van een zoontje. Arnulf, dezelfde naam als Boudewijns vader. Veel tijd om te genieten van vrouw en kind krijgt Boudewijn helaas niet. In 962 krijgt de jonge graaf de pokken. Hij overlijdt korte tijd later. Vlaanderen staat voor een groot probleem. Zijn vader Arnulf neemt noodgedwongen het bestuur van Vlaanderen weer op zich en zal dat doen tot aan zijn dood op 27 maart 964.

Maar wat nu? Zijn opvolger Arnulf II is nog een klein kind van drie jaar. Het zal nog tot in het jaar 976 duren vooraleer hij echt zal kunnen dienen als graaf. De edelen beslissen dat zijn moeder Mathilde van Saksen het bestuur zal overnemen in afwachting dat haar zoon in staat zal zijn om dat te doen. Nu ja, regentes is toch misschien een overtrokken titel voor Mathilde. Boudewijn Balzo, de graaf van Kamerijk staat aan haar zijde en het is hij die de Vlaamse leenmannen bij de les houdt.

Koning Lotharis profiteert in elk geval zo goed als onmiddellijk van de situatie. Veel van Arnulfs landen werden onterecht aan de Vlaamse kroon vastgehecht en moeten nu wel terugkeren in zijn schoot. De Fransman valt met een leger binnen in de streek van Atrecht en hij slaagt er in om Douai in te nemen samen met heel de gouw van de Morinen tot aan de Leie. Het merendeel van de veroverde gebieden geeft hij nu in leen aan Willem van Ponthieu van de pagus Pontivus in Picardië. Diens graafschap met Abbeville als hoofdstad grenst inderdaad aan Vlaanderen. Arnulfs erfdeel krimpt daarmee aanzienlijk.

De Franse koning moet vermoedelijk niet al te snugger zijn want met zijn agressie verliest hij natuurlijk wel de steun van Vlaanderen in zijn oorlogen tegen de Noormannen en andere vijanden. Mathilde en Boudewijn Balzo slagen er op een of andere manier in om deze situatie ongedaan te maken. De Fransman krijgt zodanig veel militaire problemen dat hij niet veel anders kan dan weer op goede voet te komen met zijn Vlaamse leenheren. Atrecht en Douai keren vlotjes terug in het gebied van Arnulf II.

Lotharius stemt er eveneens in toe dat de afgescheiden graafschappen van Boulogne, Guines en Saint-Pol opnieuw Vlaamse lenen worden. Wel te verstaan dat hun opperleenheer, de graaf van Vlaanderen altijd wel zijn eed van manschap zal moeten afleggen voor deze afzonderlijke graafschappen. Lotharius schenkt ook het gebied van Gent en het Waasland aan Dirk II van Holland. Gelukkig grijpt de Duitse keizer Otto in. Hij maakt een einde aan de Franse expansie door de oprichting van de markgraafschappen van Antwerpen, Ename en Valenciennes.

Het jaar 976. Op zijn zestien krijgt Arnulf II eindelijk de permissie van de Franse koning om nu officieel zelf graaf van Vlaanderen te worden. Wanneer hij precies zijn manschap aflegt aan Lotharius kom ik niet te weten. Tegen die tijd heeft de jongeman in elk geval het koor van de kerk van Sint-Pieters laten afwerken. Hij beschikt naar verluidt een beetje over dezelfde eigenschappen als zijn beroemde grootvader Arnulf I. Hoewel de geschiedkundige opmerking dat hij ‘met een prinselijk gemoed begaafd is’ natuurlijk nergens op slaat.

Arnulf II treedt in het huwelijk met Susanne, de dochter van koning Berengario van Italië en bestuurt zijn gebied een beetje zoals het hoort en hij houdt Vlaanderen vooral in vrede. Het echtpaar krijgt twee kinderen. Boudewijn IV (°980) en Mathilde. Er staat alvast een mannelijke nieuwe troonopvolger in de rij. Vreemd genoeg staat er in de privileges van de Sint-Pietersabdij te lezen dat de graaf nog twee andere zonen moet gehad hebben: Adelbert en Theodoricus. Hun lot is totaal onbekend.

Dit is een fragment uit Boek 9 van De Kronieken van de Westhoek

 

 

 

 

 

Article Categories:
fragment uit deel 9
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.