Liederik schopt het tot de eerste forestier
De eerste in de reeks van Vlaamse forestiers is Liederik I die in het jaar 615 het kasteel van Lillesbuck (Rijsel) overneemt van de boosaardige Finaart en in opdracht van de Franse (Frankische) koning Chlotarius II de verantwoordelijkheid krijgt om wet en orde te stellen in het aartsgevaarlijke Vlaanderen van die dagen. De hele geschiedenis staat te lezen in een of andere uithoek van mijn kronieken en bevat ongetwijfeld een flink stuk fantasie. Het stemt me gerust dat Chlotarius II inderdaad leeft in 615 waardoor ik enigszins zeker ben in het framewerk van de tijd. Liederik I krijgt de bevoegdheid over Atrecht, Vermandois, Nijvel, Ariën-aan-de-Leie, Boulogne, Douai, Rijsel, Sint-Omer, Gent, Brugstock (het latere Brugge), Harelbeke en andere plaatsen. Het enige wat de Franse koning eist van Liederik is dat hij voor deze gebieden manschap aflegt, iets wat Liederik ongetwijfeld met plezier zal doen.
In 621 trouwt hij te Soissons met Rithilde (of Idonea), de dochter van diezelfde Chlotarius en kan hij nu echt beginnen aan het bestuur over het prille Vlaanderen. Tijdens zijn verblijf in Rijsel laat hij een kasteel optrekken in Harelbeke, waar het jonge koppel gaat wonen. Op 14 jaar tijd produceren ze maar liefst 15 zonen en 3 dochters. Joseram, Antonius, Bosschaert, Baudryn, Alianus, Lyoneel, Galerand, Mauritius, Boudewijn, Magnifer, Saladryn, Monfort, Ganimedes, Baudiaan, Liederik, Idonea, Gratiana en Leonarda. Ondanks zijn grote kroost kwijt Liederik I zich trouw van zijn plicht, hij bestuurt zijn gebieden met de nodige strengheid, spoort kwaaddoeners en moordenaars op en berecht ze volgens hetgeen ze mispeuterden. Hij heeft een grondige hekel aan onrechtvaardigheid. Dat blijkt uit de onthoofding van zijn oudste zoon Joseram voor het niet betalen van een mandje fruit aan een arme vrouw. Deze Liederik moet inderdaad een heel principiële figuur zijn.
Het woord van God in dit heidens land
Volgens de jonge kerk van Jezus Christus loopt het in Vlaanderen vol van de ongelovigen. Een typische mening en vooringenomenheid van enkele fanatieke godsdienstkwezels om alleen maar door de ogen van hun eigen god te kijken. De Fransman Amandus komt op de proppen met zijn idee om het woord van God te verspreiden in het heidense Gent en zijn omgeving, ja tot zelfs in Kortrijk. Best een moeilijke opdracht want de mensen die er wonen zijn net zo woest als de grond waarop ze wonen. Hoe hij het doet weet ik niet maar hij bekeert nogal wat ongelovigen. Zijn argument van het eeuwig leven in de hemel zal wel hout snijden.
Amandus slaagt er in om twee kloosters te stichten, beide opgedragen aan de apostel Petrus. Het eerste komt op de Blandijnberg en zal later uitgroeien tot de Sint-Pietersabdij. Het tweede klooster verrijst in Sint-Baafs. Liederik trekt in 641 ook Eligius aan om te komen preken, de man doet dienst als bisschop van Noyon en Doornik en predikt op een haast fanatieke manier in de steden en de dorpen. Niet iedereen ziet de katholiek graag komen. De Sueven en de barbaren langs de Vlaamse kusten ontvangen hem ronduit vijandig en bedreigen Eligius vaak met de dood. Hier en daar boekt hij ook wel zijn successen en slaagt hij er in de afgodencultuur te vervangen door de leer van Jezus. Maar ik loop al een beetje vooruit op de feiten. Jullie zullen straks zien welke hulp al die predikers mogen verwachten van forestier Liederik in zijn inspanningen om de Vlaamse zeden wat op te krikken.
De twee herbergen van Brugstock
Ik blik ook nog eens terug op de ontstaansgeschiedenis van Brugge. Die vangt aan ter hoogte van een primitieve brug waar later de kapel van het Heilig Bloed zal verrijzen. Een oversteek over de waterloop waar ooit de eerste vesting van Brugge zal verschijnen. Deze waterloop leidt in de richting van de Oudenburgse aardeweg buiten de Smedenpoort, langs waar de kooplieden die van Rodenburg (Aardenburg) komen om zich naar Oudenburg te begeven. Rodenburg en Oudenburg zijn zoals hun namen laten vermoeden twee versterkte steden en al vroeg in de geschiedenis bekend om hun bloeiende koophandel. Naast de ‘Brugstock’ staan er twee herbergen gebouwd, samen met een vesting of een soort kasteel dat toen de naam ‘Bruche’ draagt. Hier begint de stad Brugge aan zijn rijke geschiedenis.
Het begint met kooplieden die het interessant vinden om zich te hier te vestigen op deze centrale plaats tussen Rodenburg en Oudenburg. Hun woningen worden door een vesting beschermd om zich toch enigszins te verdedigen tegen vreemde indringers. Dat primitieve dorp zal al in de vijfde eeuw uitgroeien tot een eerste versterkte stad. De puberjaren van Brugge worden beschreven door een aantal notoire chroniqueurs. Op het einde van de jaren 200 schrijven Montanus en Canisius in hun ‘Acta Sanctorum’ dat de toenmalige paus Marcellinus de heilige Chrysolus naar Brugge zond om er het heilig Evangelie te verkondigen. Volgens Johannes Vredius is Brugge in 366 al een vesting of een kasteel met de naam ‘Bruche’ die al in de tijd van Pharamond zou gebouwd zijn. Die eerste koning van de Franken leefde tussen 370 en 427, dus lijkt het mij de bouw van de vesting eerder te bevestigen rond het jaar 400. Vredius baseert zich hoe dan ook op de tekst uit een oud perkamenten boek: ‘Sainte Donaes waert Bisschop van Rhiemen, ende was de zevende bisschop in ’t jaer 366, en zoo was Brugge els niet dan een casteel’.
De draad van Chrysolus
De forestier vraagt aan de heilige Eligius, de bisschop van Noyon en Doornik of hij niet bereid zou zijn om hier te lande het christelijke geloof te verkondigen. Zijn sermoenen hebben hier en daar tot gevolg dat de inwoners zich bereid tonen om de tempel die opgetrokken was ter ere van de afgod Mercurius af te breken en te vervangen door een kapel voor Maria. De schrijver zegt het niet met zoveel woorden maar ik begrijp dat deze tempel zich op het grondgebied van Brugge moet bevinden. In Kortrijk gaat het Eligius veel minder voor de wind. De inwoners zijn nog beginnelingen wat betreft het katholiek geloof en zijn allerminst enthousiast over de zedenpreken van de bisschop. De man ondervindt hier de grootste moeilijkheden en moet veel vervolgingen doorstaan.
Het jaar 650. Forestier Liederik doet in elk geval de nodige inspanningen om tweehonderd jaar na datum de draad van Chrysolus weer op te pikken en wat te doen aan de barbaarsheid van de bevolking. De geloofsprediker Trudo duikt op in Brugge en daar zal Liederik wel iets mee te maken hebben. Mijn kroniekschrijver heeft het graag over heiligen en sinten en spreekt de man aan met de ‘heilige Trudo’. Ikzelf ben nu niet bepaald gek op de mirakeltoestanden waar de katholieke kerk de goegemeente zelfs op de dag van vandaag maar blijft belazeren. Niet dat ik geen respect heb voor die predikers maar je moet ze nu niet speciaal ophemelen alsof ze geen doodgewone pioniers van vlees en bloed, goede bedoelingen en menselijke zwakheden zouden zijn. De zogezegd ‘heilige’ Trudo noem ik net zoals al zijn collega’s bij hun voornaam. Trudo bezit een uitgestrekt bos in de omgeving van Brugge.
Op de plaats van deze bossen zullen later de abdij van den Eekhoute, Sint-Trudo, de kloosters van de Jacobinessen, de Arme Klaren, het hospitaal, de Bogaerde-school en de cellenbroeders hun thuis vinden. Het woud strekt zich uit tot voorbij de Steenbrug langs de kasseiweg van Oostkamp. Centraal in dat bos van Trudo staat een standbeeld van Jupiter die precies zoals bij de Grieken en de Romeinen als de opperste van al de goden beschouwd wordt. Trudo steekt zijn nek uit en laat dat heidens geval afbreken en op diezelfde plek sticht hij een klooster. Later zal dit klooster doorgroeien tot een heuse abdij. En omdat het gebouw omringd wordt door eiken krijgt het de naam Eeckhoute. Trudo zorgt voor de middelen en na enkele jaren is daar een levendige kloostergemeenschap van zeker tachtig monniken actief. De broeders leven en werken er conform de principes van Augustinus. Die Trudo zal zijn truc tien jaar later nog eens herhalen en daarmee zorgen voor de geboorte van de stad Sint-Truiden.
Eligius houdt het voor bekeken in Kortrijk
Onder het bestuur van Liederik de Buck komt ook geloofsverkondiger Amandus via Frankrijk aan in het jonge Vlaanderen. Na een doortocht in een reeks steden en dorpen vestigt hij zich in Gent waar hij veel werk aan de winkel heeft om de inwoners van de afgoderij te doen afzien. Nadat zijn job hier afgelopen is concentreert hij zich nog op de bevolkingskernen tussen de Schelde en de Leie. Pas in het jaar 637 arriveert hij in Brugge waar hij het woord van God verkondigt. Hij adviseert aan Liederik om hier alvast een kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw te laten bouwen. Deze Liederik de Buck heeft daar helemaal niets op tegen maar hij sukkelt met een gebrek aan autoriteit om dat aan de inwoners te kunnen opleggen. Eligius houdt het in 652 voor bekeken in Kortrijk en keert terug naar Brugge.
Hij ziet tot zijn tevredenheid dat de inwoners hier wel grote vooruitgang hebben geboekt in hun godsvrucht. De prediker laat hier op verzoek van de Frankische koning Dagobert een tweede kerk bouwen, opgedragen aan Onze-Lieve-Vrouw en eveneens aan Wulfrand, de bisschop van Sens. Ten behoeve van de lezer wil ik toch meegeven dat die bewuste koning Dagobert al overleed in 639 en dat de bouw van de Wulfrand-kerk toch wel op een heel erg oud verzoek moet gebeurd zijn. Forestier Liederik I zal er vermoedelijk wel zijn rol bij gespeeld hebben. Dankzij zijn huwelijk met Richilde, de zuster van Dagobert beschikt hij ondertussen wel over de nodige autoriteit over Artesië en Vlaanderen. Na de dood van Amandus laat Eligius het huis waar hij woonde ombouwen tot een kapel. De Sint-Amandstraat zal later herinneren aan die fameuze kapel. Op die plaats zal trouwens de Sint-Amandplaats met zijn bezemmarkt ontstaan.
Het kasteel van den Love
Eligius’ collega Wulfrand bouwt een kerkje op de plaats waar nu de Sint-Salvatorkerk te zien is. Ook op andere plekken in Vlaanderen schieten er kerken uit de grond. Veel meer dan primitieve houten constructies zullen die eerste gebedshuizen wel niet voorstellen. In het jaar 660 laat Liederik in Brugge een sterkte bouwen, het ‘kasteel van den Love’, op de plek van de latere Burg. Vermoedelijk vervangt het gebouw van Liederik de oude constructie uit de tijd van Pharamond. De Love zal bekend geraken als het landhuis van het Vrije, symbolisch heeft Brugge zich opgewerkt tot het centrum van het land van de Vrije mensen, Vriland, Vrilanderen of zeg maar Vlaanderen. Liederik zelf leeft een lang leven. Hij sterft op zijn 97 jaar in het jaar 677. Hij vindt zijn laatste rustplaats in Ariën-aan-de-Leie. Over het lot van zijn echtgenote weten de kroniekschrijvers helemaal niets te vertellen.
Uit deel 9 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ – Het Oud Verhaal van Vlaanderen –