22 september 1583. Een vermetele koopman slaagt er in om een deel brieven binnen te smokkelen. Correspondentie voor het stadsbestuur die een sprankeltje hoop brengt in deze bange dagen. In Brugge heeft men vernomen dat het beloofde huurleger van de Duitser Casimir nu definitief op komst zou zijn en dat dit al meteen zou leiden tot een wapenstilstand. De schepenen verheugen zich om dit prettige nieuws. Toch blijft er twijfel heersen. Wat is nu waar en wat is verzonnen? We horen ook voor het eerst van troepenbewegingen in Frankrijk. De Franse hugenoten zitten met veel manschappen in Kamerijk en de Walen zouden enkele divisies uit hun leger geplukt hebben om de oprukkende Fransen af te stoppen. Iets wat niet al te goed lijkt te gaan lukken want de katholieken hebben naar verluidt op hun doos gekregen in Rijsel. De volgende dagen is het relatief windstil bij ons. Elke dag opnieuw is er sprake van een vijftal overlopers. Ieperse huurlingen die het voor bekeken houden en zich aanbieden bij de vijand. De soldaten kunnen het hun gastheren niet kwalijk nemen dat ze amper nog eten aangeboden krijgen. Het aantal sterfgevallen blijft maar stijgen. Op 23 september begraaft men achtenvijftig arme mensen uit het kwartier van Sint-Pieters. Kinderen, mannen, vrouwen en zo blijft de ziekte van de pest maar verder uitdijen.
De 25ste en de 26ste september blijven verder in het teken van de dood staan. De mensen sterven als beesten. In een hoekje of kantje weggekropen van de pijn en de uitputting tot aan de euforie van het einde. Met dan eindelijk het verblindend licht van een eeuwig leven. Elke dag vijftig, zestig kadavers. De meesten in de buurt van Sint-Pieters, maar ook rond de minderbroeders en onder de halle in het gasthuis. De dood hakt op ons in als een moordenaar met een fileermes. En het wordt dag na dag hopelozer en erger met die pest. Op 28 september, zo rond 4u30 vertrekken er vanuit de Tempelpoort dertig ruiters, mannen van Schakels aangevuld door een deel voetknechten. Ze hebben het gemunt op de wachtpost van het Schaekske op de Tempelstraat, in de richting van Dikkebus. Wat later doden ze enkele Walen en nemen er vier gevangen en daarna moeten ze zich ferm haasten om weer veilig in ’t stad te geraken wanneer de Walen er versterking op afsturen. Achteraf blijkt dat beide partijen evenveel verliezen te betreuren hebben. Die dag finaliseren de Walen de afbraak van Rozekensmolen, het einde van alweer een vertrouwd uitzicht. Ieper zal nooit meer dezelfde zijn, ik begin me trouwens af te vragen of de stad het sowieso zal overleven. Op de plaats van de molen komt er een bolwerk, een annex aan het Hoge Ziekenfort waar nu trouwens nog twee maalinstallaties van andere plekken aangebracht werden, samen met twee brouwerijen.
10 oktober 1583. Een soldaat uit de compagnie van kapitein Hauwel wordt voor de deur van het bezant gefusilleerd. De jongeman wou zijn korporaal doodschieten op het bolwerk aan de Antwerpse poort en raakte daarbij een andere soldaat in het been. Het slachtoffer, een Duitser is na een strijd van veertien dagen bij volle bewustzijn gestorven en daarna begraven. Elke gedode soldaat helpt ons wel verder in de shit. Van de paarden kan dat helaas niet gezegd worden. Ook vandaag worden er weer heel wat dieren afgeslacht. De mannen van kapiteinen Schakels zijn daar helemaal niet mee opgezet. Hun paarden zijn vermoedelijk het enige wat ze hebben en koesteren, maar de gouverneur kent geen genade. Onderaan in de lakenhalle wordt het ene na het andere paard doodgeslagen, gefileerd en in oude wijnvaten op zout gelegd. Het vlees dient om het gemeen volk wat eten te geven in deze barre tijden. Het is hier maar erg povertjes gesteld met de mensen! En de bewering in de loop van de dag dat de Walen op het punt staan om te vertrekken blijkt een kwakkel vanjewelste. Een dikke leugen: vandaag krijgen ze hier op nog geen kilometer van ons verwijderd verse rantsoenen: vlees, boter, kaas, kaarsen en ander proviand. Wij moeten het de 12de oktober stellen met onze biddag. De ordonnantie van de heren van de wet laat niets aan onduidelijkheid over. Wie zich niet aanbiedt om te bidden zal zwaar gestraft worden.
Rond 12 of 13 oktober lijkt het er wel op dat de pest wat over zijn hoogtepunt heen is. Van deze gortige pest, van de hete ziekte en van de armoede zijn er op tien weken tijd achtduizend driehonderdzestig mensen gestorven. Dat hebben twee schepenen uitgerekend. Daartoe behoren rijk en schamel, klein en groot, allemaal gestorven tijdens de belegering. Onder de doden vooral landlieden met hun kinderen maar ook verdraaid veel burgers, vrouwen en kinderen. Op het hoogtepunt van de epidemie zijn er hier op één week tijd vijftienhonderd mensen gestorven. Het kan niet anders dat God vergramd is op de ingezetenen van Ieper. Een luitenant uit de compagnie van kapitein Eggemont is kunnen ontsnappen uit het kamp van de Walen en vertelt bij zijn terugkeer dat de prins van Parma gezworen heeft dat hij hier niet zal vertrekken vooraleer hij Ieper in zijn bezit zal hebben en dat hij daarvoor zeker bereid is om te sterven. Dat hij er maar snel werk van maakt, God zal ongetwijfeld zijn ambities ondersteunen, met zijn gratie en genoegen.
Dit zijn fragmenten uit Deel 8 van De Kronieken van de Westhoek


