banner
nov 7, 2025
4 Views
Reacties uitgeschakeld voor De intrede van Alexander Farnese

De intrede van Alexander Farnese

Written by
banner

Anno 1584, op de 10de april doet binnen Ieper, langs de Torhoutpoort, de glorieuze en heldhaftige Alexander Farnese, de prins van Parma zijn solemnele intrede als gouverneur-generaal van de Spaanse Nederlanden. Hij wordt met alle victorie en pracht verwelkomd door een menigte van katholieken die in de stad zijn aangekomen.

Ze scanderen gelukwensen voor de koning van Spanje. De volgende dag, de 11de april, zet Farnese de gereformeerde wetheren af en vervangt ze door goede roomsgezinde mensen. Jan van Halewijn wordt aangesteld als onze nieuwe voogd. Hij zal bijgestaan worden door Walrave van Mamnies, Guillielmus Vandekerckhove, Pieter Vanderstichele, Jan Bulteel, Pieter Carette, Christiaen Mariaval, Thomas Devos, Gilles van de Ville, Jan de Grutere en François Desomer.

Daarna bestaat het eerste werk van Alexander erin om de kerken en de kloosters te laten zuiveren. Want de kerk van de predikheren, van de grauwe broeders, van de recolletten, zwarte en grauwe zusters en de andere kloosters werden door de gereformeerden gebruikt. Sommige gebouwen hebben gediend als paardenstallen of magazijnen voor hooi, pakhuizen voor buskruit enzoverder. In heel de stad van Ieper worden de goddelijke diensten in ere hersteld. Bij ons heerst grote vreugde over de bekomen zegeningen, we hopen met zijn allen om nu voortaan in alle rust de waarachtige God te mogen dienen en de ware godsdienst uit te oefenen, God zij lof tot in de eeuwigheid!

Nadat de stad overgeleverd werd, hebben de vier inwoners en burgers van Ieper die in de handen van Alexander Farnese uitgeleverd waren hun borgsom van twintigduizend gulden betaald. Men ziet hier elke dag opnieuw families met mannen, vrouwen en kinderen opduiken, mensen die hier ooit gewoond hebben en die gevlucht of uitgewezen waren. Ze worden allen hersteld in hun geconfisqueerde goederen en eigendommen van huizen en erven. Het Heilig Sacrament dat de hele tijd in de Hallestraat, zijnde in het derde huis naast het vleeshuis verborgen heeft gezeten wordt nu processiegewijs teruggedragen naar de kerk van Sint-Maartens.

Elk jaar wordt dit nu nog herdacht met de zegening van de bewuste woning. Het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Alsemberg zat verstopt in ‘De Gouden Kop’, dat was het huis op de grote markt rechtover de hoofdwacht van D’Hondtstraat, meer bepaald het vijfde huis in de straat. Daar zaten trouwens nog andere kerkelijke goederen verborgen.

10 juni 1584. Ik ga het even hebben over pater Henricus Turck, geboortig van Ieper, een karmeliet uit het klooster van Ieper die in 1578 door de geuzen gevangen was gezet, aan een boom gebonden, zijn arm gebroken en dan nog doorschoten geweest was. Hij werd op die manier halflevend en halfdood achtergelaten zoals dit al eerder beschreven werd. Diezelfde pater was in de stad van Ieper weer katholiek geworden en was daarop gaan prediken in Nieuwpoort waar hij opnieuw in de handen van de geuzen viel. Ze hebben hem zware wonden toegebracht aan dewelke hij uiteindelijk gestorven is.

Men meent dat de bewuste boom aan dewelke Henricus Turck in het jaar 1578 vastgebonden en doorschoten werd gestaan heeft op dezelfde plaats waar nu de boom staat waaraan het kapelletje van Onze Vrouwe, genaamd van de Frezenberg, gehangen heeft, te weten rond de brug die over de beek van Dikkebusvijver ligt, aan welke boom als een soort eeuwige nagedachtenis van de mensen die daar in de buurt gewoond hebben altijd een kapel van Onze-Lieve-Vrouw onderhouden is geweest. Dank zij de devotie van twee godvruchtige jongemannen van Ieper die daar op eigen kosten een nieuwe houten kapelletje van een Mariabeeld voorzagen en dat aan de bewuste boom bevestigd hebben. Ze komen die op diverse tijdstippen in het jaar onderhouden en versieren waardoor daar stilaan een devotie groeit om naar Onze-Lieve-Vrouw van de Frezenberg te gaan.

Op 29 oktober 1584 keren de eerwaarde paters van de Onze-Lieve-Vrouw, gezegd ‘de karmelieten’ terug in Ieper. En op 12 november is het de beurt aan de paters augustijnen. De koning van Spanje laat voor hen een nieuw klooster bouwen, binnen de stad, in de omgeving van de vestingen bij de Elverdingepoort. Zo zijn ze voor het eerst binnen de stadsmuren komen wonen nadat ze gedurende driehonderdtwintig jaar hun verblijf hebben gehad in de voorste buitengebieden van onze stad. Op 2 december komen ook de pater minderbroeders of recolletten terug.

24 september 1584. Mevrouw Margaretha, de echtgenote van Octavius Farnese de prins van Parma doet haar intrede in de stad. Ze is de natuurlijke dochter van keizer Karel V en ze wordt hier zeer plechtig ontvangen als gouvernante van de Nederlanden, boven haar zoon Alexander, de prins van Parma. Op 28 december keren de achtbare paters predikheren terug naar Ieper en diezelfde dag mogen we ook de rijke klaren verwelkomen. De grauwe broeders blijven weg maar toch zijn er nog heel veel geestelijken teruggekeerd naar Ieper.

De Raeve heeft het over de namen van kerken en kloosters en andere grote gebouwen die door de ketters geruïneerd werden en tot een puinhoop gereduceerd. Eerst en vooral de parochiale kerk van Onze-Lieve-Vrouw ten Brielen die gebouwd stond waar nu het groot water staat, rechtover de watermolen, bij de koninklijke poort (de ‘royal poorte’).

Want in de tijd dat de Boezingepoort nog open was lag de kasseiweg tussen de Ieperlee en de kerk van Brielen. Deze kerk is door de beeldenstormers tot de grond toe vernietigd nadat ze daar gestaan had sinds haar eerste stichting driehonderdtweeëntachtig jaar geleden. De parochiale kerk voor Brielen is daarna verhuisd naar de kapel van Sint-Niklaas die bij de Boezingepoort stond en nu nog als de ‘Brielpoort’ omschreven staat. Deze kapel moest dus dienen als de parochiale kerk van Brielen.

Dat was ook het geval voor de parochiale kerk van de heilige Johannes (Sint-Jan). Die stond gebouwd buiten de Diksmuidepoort, in de voorstad rond de nu bestaande Dolphinpoort, op die plaats waar nu bij de kaai een hofstede staat, achter herberg ‘De Zon’ in oostelijke richting. Deze kerk had een grote stenen toren en een lange stenen naald. Identiek als die van Onze-Lieve-Vrouw ten Brielen omdat die kerken vrijwel gelijk waren. Deze schone Sint-Janskerk had daar gestaan voor een periode van driehonderdvijfentachtig jaar voordat ze door de beeldenstormers verwoest werd. Sedert die tijd heeft men de kapel van de ‘Hoge Zieken’, alias die van de lazerij gebruikt en laten dienen als parochiale kerk voor Sint-Jan en daardoor heeft ze de naam van ‘Hoge Zieken’ verworven.

De kerk en het klooster van de eerwaarde paters augustijnen die stond op de parochie van Onze-Lieve-Vrouw ten Brielen, buiten de Elverdingepoort in de voorstad naast het nu nog zo genoemde Augustijnenstraatje (die daar trouwens zijn naam vandaan heeft) stond aan de noordkant van het vermelde straatje. Het klooster en de kerk werd door de beeldenstormers tot aan de grond vernietigd nadat het daar voor driehonderdveertien jaar gestaan had. De kerk en het klooster van de eerwaarde paters karmelieten, gezeid de ‘Onze-Lieve-Vrouwe broeders’, die woonden bij het kerkhof van Sint-Jans, buiten de Diksmuidepoort. Ze werden beiden door diezelfde beeldenstormers vernietigd nadat ze daar voor honderddrieëntachtig jaar gebouwd waren geweest.

De kerk en het klooster van de rijke klaren, gebouwd op de parochie van Sint-Jan, langs de straat die nu ligt van de Antwerpse poort om te gaan naar de Dolphinpoort, aan de oostzijde, op het land dat nu nog altijd aan de rijke klaren toebehoort. Kerk en klooster werden eveneens vernietigd door de beeldenstormers na een periode van driehonderdzestien jaar. De kerk en het klooster van de nonnenbossen, die gebouwd waren boven het Hooghe, op de weg om naar Beselare te gaan, waar nu nog hun pachthof staat, die werden door de beeldenstormers ook gereduceerd tot een puinhoop nadat ze daar gestaan hadden voor een periode van bijna vierhonderdvijftig jaren.

De rederijkerskamer onder de naam van ‘Vreugdenaars’ had zijn gildehof buiten de Mesenpoort en ook dat werd met de grond gelijk gemaakt en is nooit meer heropgebouwd. Hun lokaal had daar tweehonderdachtendertig jaar gestaan tot het einde in 1578. Zo ook de rederijkersgilde ‘De Moeren’ die zijn gildehof bezat buiten de Tempelpoort, ook dat werd door de geuzen vernield en evenmin heropgebouwd. Het gebouw had er in 1578 zowat honderdachtenzeventig jaar gestaan. Het gildehof van de rederijkersgilde van ‘De Getrouwe Harten’, op de parochie van Sint-Jan, buiten de Antwerpse poort werd in 1578 na een periode van honderdveertien jaar eveneens afgebroken.

Het koninklijk gildehof van Sint-Joris buiten de Antwerpse poort werd ook al omvergeworpen maar dit werd met verloop van tijd weer heropgebouwd. En er waren beslist nog meer treffelijke gebouwen die in de voorsteden stonden en die een grote uitstraling aan de stad Ieper gaven en welke door deze schelmen en boeven in brand gestoken waren en daarna afgebroken. Ze worden nooit meer heropgebouwd.

Dit is een fragment uit Boek 8 van De Kronieken van de Westhoek

 

 

Article Categories:
fragment uit deel 8
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.