4 april 1814. Men werd binnen Ieper met zekerheid onderricht dat de keizer van de Russen, aan het hoofd van de legers van de verenigde mogendheden op de 30ste maart laatstleden binnen Parijs getrokken was. Daarna was de senaat direct in vergadering gegaan en deze keizer werd daar met de meeste tekenen van vriendschap ontvangen. Deze senaat maakte van de nood een deugd en stelde Lodewijk XVIII aan als de nieuwe koning van Frankrijk.
Korte tijd later werd door mijnheer Charles-Maurice de Talleyrand, de aartskanselier van Frankrijk voorgelezen dat de tiran Napoleon Bonaparte, zowel als zijn nakomelingen voor altijd vervallen verklaard waren van de troon van Frankrijk die hij overweldigd had. Met een anders besluit werden ook de vrijheid van godsdienst, de goedkeuring van de verkoop van de nationale domeinen, de erkenning van de publieke schuld en de vrijheid van de drukpers bevestigd.
Voorjaar 1814, voorjaar. Napoleon was tijdens de gore winter van 1812-1813 verslagen in Rusland en vanaf 1813 vanuit Duitsland door de verbonden legers teruggedreven naar zijn hoofdstad Parijs. Ons land werd veroverd door het noorderleger geleid door Bernadotte en bestaande uit Russen, Pruisen en andere Duitsers, Zweden en Engelsen. Dit leger kwam uit Holland. Het legde het beleg voor Antwerpen op het einde van januari 1814, bezette Brussel op 1 februari, Dendermonde op 2 februari, Gent de 4de, Brugge de 11de, Kortrijk en Oudenaarde de 15de februari.
Te Kortrijk bestond de bezetting uit driehonderd Pruissische ruiters die onder het bevel stonden van kolonel von Geismar. Ze bleven er niet daar in Kortrijk maar trokken onmiddellijk over Ieper in de richting van Hazebrouck waar ze tegengehouden werden. Het Franse leger dat in België gestreden had – dit van generaal Maison – trok zich terug binnen de muren van Rijsel van waaruit herhaalde tochten door het Westkwartier werden ondernomen.
De eerste tocht begon op 23 februari 1814, Kortrijk werd ’s anderendaags bezet. Op 26 februari wilde generaal Maison opschieten in de richting van Gent om er te trachten de hand te reiken aan het belegerde garnizoen van Antwerpen dat gelijktijdig een uitval ondernam. Het was de hertog van Saksen-Weimar die het Franse plan verijdelde. Hij viel Maison in de flank aan langs Bellegem en Zwevegem en dwong hem onverrichter zake in Kortrijk te blijven.
Op 5 maart ging Maison weer over tot de aanval. Ditmaal in de richting van Oudenaarde. De eerste lijnen van de geallieerden werden te Avelgem en te Petegem overrompeld maar de stormloop tegen de muren van Oudenaarde mislukte; Op 6 maart vingen de Fransen de terugtocht aan, de volgende dag kregen ze het hard te verduren te Harelbeke, Zwevegem en Bellegem. Ze ontruimden Kortrijk op 8 maart. De 25ste maart werd de strijd hervat. Maison bezette Menen en Kortrijk al die eerste dag en Gent op de 26ste. Hij sloot zich aan bij de afdeling Roguet die vanuit Antwerpen gekomen was en ze drongen samen beiden door tot in Aalst.
Brussel leek bedreigd zodat de hertog van Saksen-Weimar die eerste gemeend had van de Franse verbindingslijnen aan te vallen tussen Kortrijk en Gent, in allerijl de beschikbare troepen samentrok tussen Aalst en Brussel en aan Thielmann, die te Doornik gelegerd was met 12.000 man, bevel gaf om kost wat kost Kortrijk in zijn macht te krijgen. Maison was zijn tegenstanders te snel af. Hij verliet Gent op 30 maart, met 15.000 mannen en trok Thielmann tegemoet. De botsing greep plaats voor de derde keer te Zwevegem op 31 maart.
De Saksers werden uiteengedreven en vervolgd tot op de Scheldeoevers. Ze verloren 3.000 man. De afdeling Roguet probeerde de zege te verzilveren en Doornik in te nemen maar deze poging mislukte. Het gros van de geallieerden was trouwens in aantocht zodat Maison zich opnieuw binnen Rijsel ging opsluiten. Na twee dagen rust wilde hij een derde tocht ondernemen maar de wapenstilstand werd op 7 april afgesloten.
De vestingen die in België door de Fransen bezet werden zouden zich nu stelselmatig overgeven. Diksmuide op 9 april, Maastricht op 30 april, Oostende en Antwerpen op 3 mei en Luxemburg op 13 mei.
De eerste maanden van 1814 brachten voor de bevolking van West- en Oost-Vlaanderen talloze rampen met zich mee. Op 9 februari werden te Kortrijk, Menen en aanpalende gemeenten door maarschalk Soult alle eetwaren en voeder opgeëist en alle vervallen belastingen geïnd. Toen de Fransen vertrokken waren kwamen de bevrijders die nog slechter waren. Te Menen – bij de doortocht van de 3.000 Pruissen – werden de inwoners gedwongen hun bedden af te staan en op de grond te slapen, hun ongenode gasten te voeden, hen geld te geven.
Wie dat weigerde werd op slagen getrakteerd. De soldaten waren zo veeleisend dat men verplicht was om van hele dagen bezig te zijn met het bereiden van hun spijzen. De vrouwen werden zo mishandeld dat ze gedwongen waren een schuilplaats te zoeken in de huizen van de arme bewoners waar de soldaten niet binnengingen.
5 april 1814. Napoleon deed te Fontainebleau afstand van de troon nadat de Verbonden Mogendheden op 31 maart Parijs binnengetrokken waren. Frankrijk had dan al twintig jaar lang oorlog gevoerd in Duitsland, Italië, Spanje, Pruisen, Portugal, Polen en Rusland en ondertussen waren de versterkte steden – zoals dus ook Ieper – verwaarloosd en zonder bezetting gebleven.
De rampzalige gebeurtenissen met de legers van Napoleon in het jaar 1812 te Rusland, hadden de Verbonden Mogendheden laten oprukken tot aan de westelijke kant van de Rijn. Daardoor had Ieper in november 1813 een bezetting gekregen van licht voetvolk van het 27ste Franse regiment samen met een afdeling van oudgediende kanonniers.
In het begin van 1814 waren de Verbonden Legers echter aan een opmars begonnen in de richting van het westen. Op de 23ste februari waren ze Kortrijk en Menen binnengerukt. Daardoor was een vliegende colonne Fransen onze stad binnengekomen, had het noenmaal genomen bij de burgers en daarna zijn weg voortgezet in de richting van Belle. Die zelfde namiddag was een afdeling Pruisische soldaten via de Menensteenweg voor Ieper gekomen en was de stad gedurende een uur lang beschoten geweest.
Als antwoord hadden de oudgediende kanonniers dat geschut beantwoord vanaf de vestingen achter de Sint-Jacobskerk. De bevolking had de aanval ernstiger ingeschat en had aan de Franse bevelhebber Boniface ertoe aangedrongen om zich over te geven, maar de man had de Ieperlingen het zwijgen opgelegd. Hij had in de plaats daarvan een boodschapper naar Rijsel gestuurd waardoor twee dagen later er 5.000 Fransen binnengekomen waren langs de Bellepoort.
Boniface had zich daarbij wraakzuchtig getoond ten opzichte van de Ieperlingen en hij had de bevolking willen straffen door de stad te laten plunderen. Dankzij de gemeenteraad en van markies de Harchies konden deze wraakoefeningen verijdeld worden. ’s Anderendaags had de generaal de stad verlaten op weg naar Menen.
–
Uit ‘De Grote Kroniek van Ieper’ – werk in opbouw


