Pauwel Heinderycx schrijft zijn jaarboeken rond 1680. Met de hand uiteraard. De fanatieke beleving van de katholieke kerkdienst is dan al ferm op zijn retour en dat steekt hij niet onder stoelen of banken: ‘men heeft in voorledene tijden veel meer genegen geweest om het heylich Cruys te vereeren met schoone processien ende cieraden als men tegenwoordigh doet’. In 1459 is het heilig geloof nog op en top. De monniken van Sint-Walburga werken samen met het magistraat van Veurne om van de processie van dat jaar een succesnummer te maken. Het moet een ‘seer schoone ende algemeene processie’ worden tere ere van het heilig kruis. Die zal doorgaan op 10 september. Het is de begintijd van de Rederijkers en hun fenomeen steekt ook de kop op in Veurne. ‘Sy schreven daerom vele schoone prijsen uut, die te winnen waren door de gone van andere steden ende dorpen die quamen om deselve alderschoonst te verçieren.’
De Veurnse organisatoren sturen een publiciteitsfolder (in die tijd nog een ‘geschrifte’ genoemd) uit over heel Vlaanderen, waarbij opgeroepen wordt om deel te nemen aan de processie. De voorwaarden en de te winnen prijzen worden hierbij uiteraard netjes vermeld. Deelnemers dienen op de dag van de processie spelenderwijs naar Veurne te komen, waar ze op hun best een figuur van het oude testament moeten uitbeelden. En dat allemaal ter ere van het heilig kruis. De passende rijmdicht moet tussen de 600 en de 650 versregels bevatten. Zes zilveren drinkschalen met vergulde randen zijn weggelegd voor de winnaar en er volgen nog meer prijzen. Of er in die dagen een Rederijkerskamer bestaat in Veurne kom ik niet te weten.
De deelnemende toneelgezelschappen zullen op 8 september via lottrekking te weten komen in welke volgorde ze zullen figureren in de grote processie.’ Ten dage dat de processie haren ommeganck doen sou, sach men in de stadt Veurne uut vele steden ende dorpen de geselschappen aencommen, die gingen dingen om de voorseyde prijsen.’ Alle deelnemers zijn feestelijk uitgedost. De processie van 1459 is zonder twijfel een schot in de roos. ‘Sulck eene schoone processie als men niet in dusdanige menigen tijdt gesien hadde.’ Na de middag en tijdens de volgende dagen, worden de tonelen in het publiek herhaald.
En volk dat er op af komt. Het heeft geen naam. De toevloed van mensen is zo groot dat de stad er bijna te klein voor is. ‘De herbergen waren soo vol van volck, die gecommen was om de voorseyde prijsen te winnen, ende der menichte van hun gevolch, dat de andere vreemde lieden groote moeyte hadden van voor hun geldt een pot bier of wijn te krijgen.’ De voorbije jaren is de welstand in het Westland alleen maar toegenomen en dat is er natuurlijk aan te zien die week in september van 1459.
Er is nu al geruime tijd geen sprake meer van oorlog en verwoestingen. De streek is goed bevolkt door producenten van lakens en van allerhande wol en zijden stoffen. De jaarboeken van Veurne orakelen dat het een wonder is om deze welstand in het Veurne te mogen zien. In 1463 organiseren de broeders van de gilde van St.-Sebastiaan van Poperinge een schiettornooi. Een ‘schietspel’ zoals ze het in hun uitnodiging schrijven. In zowat heel Vlaanderen en de omliggende landen, worden de gilden van de handbogen opgeroepen om deel te nemen aan het tornooi. De eerste prijs is deze keer wel erg bijzonder. Een levend hert dat een zilveren halsband torst van wel 400 gram. De opkomst is uitstekend. ‘Menige gilde uut Vlaenderen ende uut andere provintien trock derwaerts, om er de prijsen te winnen.’
De Veurnenaars zijn fier als een gieter. ‘Naer lanch campen, wiert den opper prijs eyndelinge gewonnen by de schotters der gilde van St. Sebastiaen, binnen Veurne’. Het team van Veurne wint de hoofdprijs en keert triomfantelijk terug naar hun thuisstad. Een hele menigte van stedelingen haast zich naar de stadspoorten om er de schutters welkom te heten en om een glimp op te vangen van het zeldzaam dier dat ze met zich meedragen. De erewijn mag natuurlijk niet ontbreken. De hele stad voelt aan als een vat vol vreugde en blijdschap. Ook het stadsbestuur laat zich niet kennen. Een vaatje wijn van 50 liter kan er best van af.
Bovenop de gelukwensen krijgen de handboogschutters nog eens een kostenvergoeding van 36 Parijse ponden aangereikt. Heerlijk toch die oude kronieken. De Veurnenaars, het zal wel de elite zijn, zouden wel eens dat hert in actie wil zien. Niet alleen in een kooi, maar ook terwijl het aan het rennen is in de natuur. Zo staat het toch geschreven. ‘Naer dat den geseyden hert eenigen tijdt in de stadt geweest was, wiertter besloten van hem te stellen op het veldt, om eens ’t genoegen te hebben van hem te sien loopen, toen hy gejogen soude worden.’ Het magistraat stuurt een uitnodiging naar enkele vermaarde jagers van die tijd. Op de afgesproken dag zien we inderdaad het kruim van Vlaanderen opduiken in Veurne. Karel van Vlaanderen, ridder en opperjager van Vlaanderen, biedt zich aan.
Ook Gaspard van Vlaanderen en de hoogbaljuw van Ieper is er. Net zoals Pieter Van den Burgh in zijn functie als baljuw van Elverdinge ‘ende andere groote jagers met hunlieder weyknechten ende honden.’ Het zijn precies deze details die geschiedenis zo herkenbaar maken en zich laten ontvouwen tot een boeiend verhaal dat wacht om verteld te worden. Het hert wordt in een wagen vervoerd tot in het midden van het ‘Ghyvelde-veldt’, zowat twaalf km naar het zuidwesten in het hinterland van Bray-Dunes.
De jagers staan er al te wachten en in hun zog een massa volk uit de kasselrijen van Veurne, Bergen, Duinkerke en andere plaatsen. ‘Naer dat het dier langen tijdt in ’t gesichte van een ider geloopen hadde om sijn leven te behouden, wiert het ten lesten gevangen ende vande honden doodt gebeten.’ Het dode dier wordt nu teruggebracht naar Veurne, in het gezelschap van de jagers die nu op hun beurt door het magistraat ‘getracteert wierden op een ‘schoone maeltijdt’. Het bestaan van de valse “reeuwers’ duikt op in het Veurne van 1468.
Eerder al vertelden de Ieperse kronieken ook al over hun vervolging. Alles heeft te maken met de pest die tijdens dat jaar uitbreekt in de stad en de kasselrij van Veurne. ‘Eenige reeuwers van dese streecke, die uut de peste profijt trocken, siende dat sy begonde te verminderen, hebben de selve doen verbreyden door middelen die sy door d’ingeving vanden duyvel daer toe gevonden hadden.’ De voetnoot van uitgever Edmond Ronse halfweg de 19de eeuw geeft wat meer informatie prijs over hun duivelse praktijken. De ‘reeuwers’ blijken lijkbezorgers te zijn die er voor zorgen dat de doden tijdig ter aarde besteld worden.
De ene zijn dood is de andere zijn brood en dus hebben die reeuwers bij het uitbreken van de pest altijd een prima handeltje. ‘Dese zeer haestige ende pestinentiele maniere van stervene was alsdan overal ghenouch ghemaeckt deur die groote maliteusheit ende malversatie van de reeuwers ende reeuwighen, die welcke de steenpitten ende andere water.’
‘Ja zelfs die sperwatervaten van der kercken, zo tallen canten infecteerden (metten ghecorrumpeerden bloede van de overledene endere andersins) dat zy by dien middele allomme handen veel wercx ghecreghen, depescherende voorts elc zijne ziecken ofte patienten metten regale zo best zy consten.’ Voor alle duidelijkheid betekent het woord ‘regale’ hier vergif en sperwater staat voor ‘aqua lustralis’. Zeg maar wijwater. Twee mannen en één vrouw worden opgepakt om hun moorddadige praktijken. De schepenbank veroordeelt hen tot een publieke verbranding op de markt van Veurne. Die schepenbank van Veurne komt in 1471 opnieuw in de actualiteit.
Om de stad te besturen, bestaat het schepencollege uit de burgemeester en 12 schepenen die allemaal rijkelijk vergoed worden voor hun taak. En dat in een periode waarbij ‘hunlieder stadt aerme ende niet sterck bewoont was.’ De inwoners sturen een verzoek naar hertog Karel de Stoute, die na de dood van zijn vader in 1467, het roer in Vlaanderen heeft overgenomen. Zou het niet wenselijk zijn om het aantal schepenen terug te brengen tot acht? Ook de Raad van Vlaanderen buigt zich over de kwestie en beslist om in te gaan op de vraag van de Veurnse bevolking.
Dit is een fragment uit Boek 5 van De Kronieken van de Westhoek


