banner
mei 22, 2025
100 Views
Reacties uitgeschakeld voor De schaking van Judith

De schaking van Judith

Written by
banner

Hoe ziet het leven er uit in Vlaanderen ten tijde van Karel de Grote? Grote delen van Vlaanderen zijn woest en armzalig. Een afwisseling van bossen, moerassen. Uitgestrekte en eindeloze stukken heide bedekt door kreupelhout. In de kuststreken is dat helemaal anders. Daar leeft de inheemse Germaanse bevolking op grote landbouwexploitaties (villae).

De taal is Frankisch. Het christendom wordt er gepredikt. Als het niet lukt met overreding wordt de christelijke leer er met geweld opgedrongen bij de al met al brute, gewelddadige en barbaarse mensen van toen. De meeste Franken zijn onvrije mensen. De eigenaars van de gronden zijn nauw verbonden met de koning. Ze zwaaien de scepter over hun grondgebieden en over de mensen die er wonen. Daar leven de mensen op het land. Ze ploegen, zaaien, oogsten. Slechts een klein deel van de oogst mogen ze houden. De rest is voor de landeigenaar.

Zo leven ze. De zoon na de vader. Altijd op hetzelfde domein, op dezelfde grond. Soms is hun landeigenaar geen leek, maar een abdij. Zoals dat bijvoorbeeld het geval is in de villa Pupurningahem. Maar eigenlijk verandert dat niet zo veel aan hun lot. Er is niet echt sprake van mishandeling van de lijfeigenen. Maar de mensen leiden een vreugdeloos en hopeloos leven met niet het minste perspectief op een betere toekomst. De geestelijken van die tijd zijn trouwens allesbehalve meester van hun abdijen.

De koning wikt en beschikt over hun lot en schenkt kloosters en abdijen als een vorm van beloning aan zijn getrouwen. Waar er gewerkt wordt op zandgronden, is er geen sprake van milde oogsten. Naast de landbouw wordt handel gedreven. Op de zandgronden vinden runderen niet echt hun plaats. Schapen vinden er wel hun gading.

Er is sinds de Morinische en Menapische tijd al sprake van overvloedige hoeveelheden wol in Vlaanderen. De Friese lakens die in de 9de eeuw door de hoogsten in rang worden gedragen, worden al in Vlaanderen vervaardigd en door ondernemende handelaars via onze rivieren vervoerd. De trage en goed bevaarbare rivieren, diep ingesneden doorheen het Vlaamse land, in combinatie met de vele handelsnederzettingen bij de havens zorgen voor een bloeiende handel.

In 862 is er voor de eerste keer sprake van een zekere Boudewijn als graaf van Vlaanderen. Boudewijn de Ijzeren. Wie is hij? Waar komt hij vandaan? Wij krijgen de hulp van Hincmar van Reims in onze zoektocht naar de afkomst van Boudewijn I. Hincmar, geboren in 806, is de Frankische aartsbisschop van Reims. Een belangrijke raadsman van Karel de Kale die koning is van Francia. Hincmar is op dat moment de meest invloedrijke kerkvorst van heel Gallië. De geschiedenisboeken vertellen dat de Vlaamse graaf verliefd wordt op Judith, de dochter van Karel de Kale en dat hij op een bepaald ogenblik besluit om haar te schaken. Haar te ontvoeren, weg uit de klauwen van de Franse koning.

In de jaarboeken van aartsbisschop Hincar staat geschreven dat Boudewijn geen nobele onbekende is op het moment van de schaking. Hij is op dat moment wel degelijk de ‘comes’ van de Vlaamse gouw. We keren terug naar onze eerste vragen. Wie is Boudewijn en waar komt hij vandaan? Kunnen we zijn afkomst afleiden uit zijn naam?

Al in de 7de eeuw worden de koosnaampjes Bodo en Bado aangetroffen in het geslacht van de heilige Sadalberga, abdis van Laon. De broer van Sadalberga heet Bodo. Haar zoon wordt Boudewijn genoemd. Ook de naam van Autgarius, nauw verwant met Audacer komt voor in het geslacht van Sadalberga. Is het toeval dat de namen Audacer en Boudewijn herhaaldelijk voorkomen bij de allereerste Vlaamse graven? Een tweede geslacht van ‘Boudewijns’ wordt aangetroffen in het cartularium in de buurt van Metz en Trier waar ze abt en prior zijn van het klooster van Gorze.

In het onderzoek naar de afkomst van de graven van de Bourgogne stuiten we in die vroege geschiedenis herhaaldelijk op de naam van Audacer Boudewijn en Autgarius. De eerste Vlaamse graven hebben overduidelijk een nauwe link met de streek van Laon. Een dochter van Boudewijn I zal er non worden. Arnulf I schenkt er bezittingen weg die hij ooit erfde. De ‘Vita S. Sadalbergae, abbatissae Laudunensis’ liegt niet.

De relatie Laon-Vlaanderen is geen toeval. Walcher, de zoon van graaf Adalelm van Laon is de abt van de Sint-Pietersabdij van Gent. De opeenvolgende abten daar dragen de naam van Boudewijn en Robrecht. Die laatste is waarschijnlijk Robertus Faretratus, nauw verwant met het geslacht van Laon, die tijdens het beleg van de Noormannen op Parijs in het jaar 886 sneuvelde. Het is ongetwijfeld geen toeval dat tussen de periode van Walcher en Robrecht Faretratus de abt Boudewijn in wezen Boudewijn I van Vlaanderen is. Alle drie met nauwe familiebanden met de Laon-dynastie.

Boudewijn brengt in 861 of in 862 een bezoek aan Senlis en dat bezoek zal beslissen over het lot van Vlaanderen. Hij ontmoet er de 18-jarige Judith, de dochter van Karel de Kale, die koning is van West-Francië. Het meisje mag dan amper achttien zijn maar ze heeft al meer beproevingen achter de rug dan anderen in hun hele leven. Op twaalfjarige leeftijd was ze al uitgehuwelijkt aan de Engelse koning Ethelwolf die op dat moment als de vijftig voorbij was.

Na nog geen twee jaar huwelijk werd ze weduwe en trouwde ze met Ethelbald een zoon van Ethelwolf uit zijn eerste huwelijk. Maar ook Ethelbald is geen lang leven beschoren. In 860 keert de dubbele weduwe Judith naar haar vader terug. Haar hardvochtige vader vindt er niets beter op dan haar gevangen te zetten in Senlis in afwachting van een nieuw en interessant huwelijk. Enfin: in verzekerde bewaring wordt dat toen genoemd. Zo staan de zaken ervoor als Boudewijn aankomt in Senlis. Kent hij Judith al van vroeger? Komt hij speciaal voor haar naar Senlis?

Hoe is hij er in godsnaam in geslaagd om de bisschop die haar moet bewaken te verschalken en in contact te komen met de koningsdochter? Mogelijk is Boudewijn bevriend met haar jongere broer Lodewijk. De kronieken blijven het antwoord schuldig. Het is wel geweten dat Lodewijk positief staat tegenover het huwelijk van zijn zuster met de Vlaamse edelman. Boudewijn wordt in elk geval verliefd op Judith. En die gevoelens blijken wederzijds. Hij besluit haar te bevrijden uit haar gevangenschap en haar te schaken.

Lodewijk zal wel een handje hebben meegeholpen. In elk geval kan Judith vermomd ontkomen uit Senlis en op de vlucht slaan. Het komt er voor beiden nu op neer om zo snel mogelijk het rijk van Karel de Kale te ontvluchten, want deze verblijft in Soissons, niet eens zo ver van Senlis. Het koppel rept zich naar haar neef Lotharius II die koning is van de gebieden tussen Schelde en Rijn.

Wanneer Karel de Kale het nieuws van de schaking verneemt, laat hij alle bezittingen van Boudewijn verbeurd verklaren en slaat hij het paar in de ban van de kerk. Hij is woedend! Lotharius ontvangt zijn nicht vriendelijk maar niet zonder enig leedvermaak. Karel de Kale heeft zich de voorbije jaren met zijn persoonlijke zaken bemoeid en nu kan hij hem een koekje van eigen deeg laten proeven. Hij laat het koppel zelfs door zijn eigen geestelijken trouwen. Maar toch ziet de situatie er voor Boudewijn en Judith niet echt rooskleurig uit. Karel en Lotharius hadden zich immers in 860 geëngageerd om wederzijdse uitwisseling van misdadigers uit te voeren.

Boudewijn geeft zich niet gewonnen. Aanvankelijk wendt hij zich tot de Noormannen die stilaan de macht aan het overnemen zijn in het noorden van Europa. Maar uiteindelijk kiest hij voor een ander alternatief: paus Nikolaas I. Het koppel reist naar Rome om er hun zaak te bepleiten. Boudewijn wijst er de paus op dat Judith vrijwillig met hem is meegegaan en dat een toenadering tot de heidense en goddeloze Noormannen het enige wanhopige alternatief is dat hen rest.

De paus kiest hun kant. De positie van Karel de Kale is te zwak om zich te verzetten tegen de wil van de paus. Na maanden van getouwtrek geeft hij zich in oktober 862 gewonnen en wordt de banvloek die over hen werd uitgesproken ingetrokken. Nog in datzelfde jaar treden Judith en haar Boudewijn te Auxerre in het huwelijk. Karel de Kale schenkt nieuwe goederen in leen aan zijn schoonzoon. Voor 866 zal hij de gouwen Gent, Waas en Ternois (de streek rond Sint-Omaars) verwerven. Die gouwen vormen ongetwijfeld maar een onderdeel van zijn totale bezit. De informatie hieromtrent is schaars.

Het is wel geweten dat Boudewijn ook meester is van de Vlaandergouw waar de vesting Brugge al is ontstaan. Het is echter niet zo dat Boudewijn over heel Vlaanderen regeert zoals zijn afstammelingen dat later zullen doen. Zijn zelfstandigheid als vorst is beperkt: hij is per slot slechts een Karolingische graaf die functioneert als ambtenaar van de koning die nu wel toevallig zijn schoonvader is. Waarschijnlijk wordt Boudewijn aangesteld als markgraaf van de Vlaamse kust en is hij de aanvoerder van de bestendige kustverdediging die er ingericht is tegen de Noormannen.

Mogelijk oefent hij in die hoedanigheid het opperbevel uit over alle graven van de kustgouwen en die van het nabije binnenland. Boudewijn en zijn Judith schenken uit dankbaarheid voor de goede afloop van hun liefdesavontuur in oktober 864 het domein Temse aan de Sint-Pieters abdij te Gent. Uit hun huwelijk worden twee kinderen geboren: Boudewijn en Rudolf. In 864 proberen de Noormannen nog een keer om het land binnen te vallen maar ze worden verslagen door de Vlamingen.

Karel de Kale slaagt er tijdens het jaar 866 in om met de aanvallers een verdrag af te sluiten waarbij ze in ruil voor een grote som geld onze streken willen verlaten. Er komt eindelijk rust en vrede. Boudewijn en Judith leiden een rustig leven, onderbroken door gewichtige politieke opdrachten die de koning aan zijn schoonzoon toevertrouwt.

Dit is een fragment uit Boek 1 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 1
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.