De site van Rijsel is haast een eiland, kijk maar naar de naam Insula, Isla, Lille. Het eiland. In het begin moet die hoge Deûle nochtans eerder een moerasachtige plas geweest zijn. We mogen veronderstellen dat hier ooit een dam werd gebouwd om het water van de rivier op te vangen. De nieuwe watermolens in de bocht van de rivier en bij de burcht worden gevoed dank zijn die kunstmatige watertoevoer.
Het kanaal van de Baignerie, een schoolvoorbeeld van een investering die een lokale burggraaf ooit heeft gedaan. Het kanaal levert trouwens het water van de slotgracht van het mottekasteel, het ‘castellum’ dat al geciteerd wordt in 1054. De lokale archeologen hebben een vette kluif aan het uitzoeken van de Rijselse bodem. Van de Romeinen vinden ze niets. 3,6 meter onder de grond van de ‘Rue de Paris’, van de oude binnenstand, stoten ze op de resten van een straat uit de 7de eeuw.
De, met houten planken geplaveide, straat heeft een breedte van vijf meter en moet zich ooit bevonden hebben op het nieuwe van de lage Deûle. In die dagen is er nog geen sprake van een kunstmatige bevloeiing van de hoge Deûle en van de Rijselse watermolens. Er wordt aardewerk uit de 6de tot de 9de eeuw gevonden. Pottenbakkersovens van het jaar 900. Tekent hier toen al een echte stad voor present? Historici beweren dat dit de plek is waar zich ooit het koninklijk domein van Treola, de ‘casa indomnicata’, bevond dat in 800 omschreven wordt in de ‘Brevium exampla’.
Hoe dan ook; Rijsel geldt al heel vroeg als een belangrijk bestuurlijk centrum dat rond het jaar 1000 de hoofdstad wordt van een belangrijke kasselrij van het ’territorium islense’ met een eigen zaalhof, een burcht die zich op een hoge motte bevindt net na de laatste bocht van de rivier. En niemand die weet wat er nu eerst was; de bocht in de rivier of het ‘castellum’? Rond 1066 sticht graaf Boudewijn V het kapittel van Sint-Pieters en de bouw van de Sint-Pieterskerk. En versterkt hij ongetwijfeld het lokale zaalhof. De geestelijken krijgen een terrein van 10 hectare van de graaf en dat gebied sluit nog altijd nauw aan met de huidige grootte van de Sint-Pietersparochie.
Het ‘castrum islense’ mag dan wel de grootste zijn van Vlaanderen, toch is het meteen ook de jongste en een van de laatst gebouwde kastelen van het graafschap. Een keure uit 1066 preciseert een en ander. Rond het ‘castrum’ zijn er de buitenwijken, de ‘suburbium’ en de markt (forum). We zien het beeld van een flink ontwikkelde en dichtbevolkte stad waar de graaf zijn personeel en de kanunniken kan laten verblijven. Rijsel moet dus ontstaan zijn nog voor zijn burcht er gekomen is en dat zien we ook in de atypische niet-centrale ligging van het kasteel.
–
Uit deel 4 van ‘De Kronieken van de Westhoek


