14 februari 1568. De sneeuw van gisteren heeft plaats gemaakt voor dooi en regen. Nu kondigt trommelgeroffel aan dat de gevangenen zullen moeten verhuizen. Karren en wagens rijden tot bij ‘Het Zweerd’ waar verkleumde wachters in de gietende regen staan te wachten. Het weer is zodanig slecht dat de plannen noodgedwongen moeten afgeblazen worden en iedereen naar zijn logies terugkeert! Het transport van de gevangenen wordt uitgesteld tot morgen.
Zondag 15 februari 1568. Maar daar wordt niet om gemaald. Al om vijf uur grommen de trommels de soldaten op het appèl. Ze haasten zich naar ‘Het Zweerd’ waar dampende paarden al in het gareel van hun karren op de gevangenen staan te wachten. Ik ben hier en daar al eens mijn licht gaan opsteken over hun identiteit en zo ben ik te weten gekomen dat hun leider een zekere Hendrik van Nedonckel is. Hij staat beter bekend als ‘Hanekam’; een fel rosse, fanatieke en niets ontziende calvinist die in opdracht van Willem van Oranje probeerde om de bosgeuzen van de Westhoek te linken met de Franse hugenoten. Ros heeft Oranje gevonden. Hanekam zou van plan geweest zijn om met tweeduizend man Ieper binnen te vallen en van Poperinge een geuzenbolwerk te maken.
Gelukkig kon hij dus tijdig opgepakt worden door de soldaten van Valentin de Pardieu, meneer De Lamotte. Het duurt niet lang voor ik de rosse naar buiten zie komen. Zijn handen geboeid achteraan de rug en de helft van zijn gezicht omzwachteld. Hanekam is blijkbaar aan het hoofd gewond geraakt tijdens zijn arrestatie. In zijn zog verschijnen nog vier andere gevangenen. De vijf worden nu direct naar Rijsel opgebracht waar ze ondervraagd zullen worden door baron van Rasseghem, Maximiliaan Vilain, de stadhouder van Rijsel en toch wel de grote baas van Artesië. De belangrijke gevangene valt dus in de handen van een trouwe adept van koning Filips II. In het gezelschap van honderd soldaten laten ze Hanekam nu daar achter in Rijsel.
18 februari 1568. Trommelgeroffel. Wat is er nu weer aan de hand? De soldaten van het vendel van kapitein Kerfonnier worden naar de markt geroepen. Het zijn Fransen van uit de regio Grevelingen. Ze zullen vandaag een serie van terechtstellingen voor hun rekening nemen. Wat scheelt er met onze procureur De Visch? De galg wordt opgesteld op zijn gewoon plekje voor het bezant. Een gigantisch vuur flakkert zijn vlammen, een voorbode van de onderwereld. De hel wacht. Het duurt niet lang voor een eerste slachtoffer er naartoe wordt gesleept. Vastgebonden aan de staart van een paard. Hij wordt bij wijze van inleiding eerst eens naar alle vier de hoeken van de markt geslingerd en gesleurd.
Alsof dit niet erg genoeg is moet de man achteraf nog een geseling doorstaan. Daarna komt een volgend slachtoffer aan de beurt. De eerste moet nog even wachten op zijn dood. De tweede gevangene moet eerst opgeknoopt worden. Eerst gekeurd en goed bevonden en daarna opgehangen. Niet al te veel complimenten. Daarna moet het tweetal op de brandstapel. Het lijk van de opgeknoopte wordt nu samen met de levende stakker in het vuur gehesen. Agonie. Het lijken wel poppen van stro in het vreselijke vuur. Zou de dood nu niet direct kunnen ingrijpen? Mijn mond is droog, de geur van brandende huid maakt me misselijk, mijn keel snoert dicht, ik kijk nog even naar het vuur en dan naar mijn buren die net zoals ik wezenloos en in trance naar het spektakel staan te kijken. De show is nog niet afgelopen. De galg wordt weer in paraatheid gebracht.
Er staan nog vijf extra ophangingen op het programma. Een van hen is de gardemaker van Mesen, een man die al een hele tijd opgesloten zit. Daarna volgt nog meer schoon volk. Predikers van het nieuw geloof, lieden die het aangedurfd hebben om kerken en priesters aan te pakken. Ze kunnen volgens de rechters hier maar één straf hebben. De dood op de brandstapel. Wie geluk heeft mag eerst opgehangen worden, de rest moet zijn afscheid levend ervaren. Ze hebben het zootje geuzen van Belle geholpen aan buskruit, geld en middelen en daarvoor schieten ze nu op een gruwelijke manier het leven bij in.
27 februari 1568. De baljuw van Hondschote komt op bezoek bij het stadsbestuur van Ieper. De arme man komt zich een beetje excuseren. Hij heeft niet kunnen voorkomen dat zijn dorpspastoor vermoord werd. En dan nog in de kerk zelf die daardoor nu ritueel ongeschikt is om nog verder katholieke diensten te herbergen. Gelukkig heeft bisschop Rythovius ondertussen al aanbevelingsbrieven ontvangen van Alva dat hij de kerk opnieuw mag gaan wijden. De katholieke bisschop moet hiervoor wel zijn leven riskeren te midden van geuzenland. Al de volgende dag avonturiert Rythovius zich richting Hondschote. Hij wordt vergezeld door zes ruiters.
Ook de baljuw en jonkheer Simon Uyttenhove draven mee op. Samen met vijftig soldaten. Via Poperinge en Roesbrugge gaat het richting Hondschote waar ze ingehaald worden door een honderdtal mannelijke inwoners. Het is best een zonnige zaterdag, de temperatuur lonkt al naar de vijftien graden. De bisschop toont lef om zich hier te wagen in het hol van de leeuw. Dat vinden de Hondschotenaars in elk geval. Gisteren nog heeft de amman van Elzendamme een zware aanvaring gehad met een bende bosgeuzen. Na een woordenwisseling hebben ze hem onverhoeds aangevallen. De man kreeg enkele messteken toegediend en werd voor dood in de vaart gedumpt. Tot hij vanmorgen weer in levende lijve opdaagt. Ik krijg hier ook te horen dat de kerk van Rexpoede opnieuw moet gewijd worden nadat ook daar de dorpspastoor gelyncht werd.
2 maart 1568 is Vastenavond. Doorheen Vlaanderen en Brabant houden de mannen van Alva een algemene razzia en worden er overal te lande booswichten uit hun bed gelicht. Dat is ook het geval in Mesen, Waasten, Menen, Hondschote en op veel andere plaatsen. Twee dagen later krijg ik de opgepakte schurken in levende lijve te zien. Tenminste die van Mesen en Waasten die hier voor de Ieperse wethouders moeten verschijnen. Het gaat om tien geuzen die in colonne vergezeld worden door zeker veertig soldaten. ’s Anderendaags worden ze op twee wagens buiten de Antwerpse poort weggevoerd.
10 maart 1568. De hertog van Alva laat weten dat alle kerken binnen de drie maanden volledig hersteld moeten zijn. Op kosten van de daders en van iedereen die betrokken is geweest met ongelovige sermoenen en de voorbije rebelse toestanden. De facturen voor de herstellingswerken moeten integraal betaald worden door niet-katholieken. Een deurwaarder van Gent houdt vandaag een algemene zitting om te oordelen over een flink aantal verdachte mannen en vrouwen. Het is een sessie bestemd voor hen die al eerder opgeroepen werden om zich te komen verantwoorden en dat toen niet gedaan hebben. Ze krijgen welgeteld één maand de tijd om dat alsnog te doen. Wie dat weigert zal binnenkort automatisch verbannen worden uit het land van de koning. Hun eigendommen zullen aangeslagen worden voor het profijt van Filips. De deurwaarder laat zijn bevel achteraf prominent ophangen aan de kerkdeuren van zes parochies en uiteraard ook aan de gevel van de lakenhalle. Ook de burgerwacht van katholieke ingezetenen wordt herbevestigd. Toch voor wat betreft de handhaving van de orde op de grote markt.
–
Uit deel 8 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ – Dagboek van Augustijn –


