banner
mei 30, 2018
2540 Views

Het Frere Mineuren poortken van Diksmuide

Written by

De lange, hete en illustere zomer van 1383 breekt aan. Het beleg van Ieper staat op stapel en Vlaanderen krijgt een erg brutale Engelse bezettingsmacht over zich heen waarbij de Gentenaars graag helpen om hun steentje bij te dragen.

banner

De lange, hete en illustere zomer van 1383 breekt aan. Het beleg van Ieper staat op stapel en Vlaanderen krijgt een erg brutale Engelse bezettingsmacht over zich heen waarbij de Gentenaars graag helpen om hun steentje bij te dragen. Dit keer is Ferdinand Van de Putte de verslaggever van dienst en krijg ik de Diksmuidse kant van de gebeurtenissen op mijn bord. Ik ben erg benieuwd of ik nieuwe en ongekende accenten te horen ga krijgen. Maar laat me toe om te beginnen bij het begin. Als gevolg van een meningsverschil in de christelijke wereld ontschepen de Engelsen in Calais met een krijgsmacht van 15.000 man. De lage landen aan de Noordzee moeten schijnbaar met het nodige geweld ervan overtuigd worden om alleen paus Urbanus VI als reguliere paus te erkennen en niet die Franse idioot Clementius VII.

Dat leger overmeestert Duinkerke en staat nu dreigend aan de poorten van Vlaanderen. De mannen van Veurne, Nieuwpoort en Diksmuide verenigen zich met de inwoners van het westen van Frankrijk en komen zo toch aan een verzetsleger van 12.000 strijders. Ze wachten de Engelse vijand op voor Gravelines. Het komt tot een gevecht en tot een nederlaag voor de Vlamingen en de Fransen. Zoveel is zeker. Die is te wijten aan een numerieke minderheid maar vooral aan het gebrek aan discipline tegen dit afgetraind Engels leger. Dit debacle resulteert in minstens 9000 doden of gewonden.

De geïrriteerde vijand raast nu verder door de maritieme kant van Vlaanderen. Diksmuide wordt hierbij niet gespaard en ondergaat zijn trieste lot net zoals alle andere plaatsen in de Westhoek. De Engelsen slaan trouwens hun garnizoen op in Diksmuide. Tot dat de Franse koning er in samenspraak met de graaf van Vlaanderen beslist om de vijand uit het land te verdrijven. Van enig beleg van Ieper hebben de archieven van Diksmuide geen weet. Ik zou anders niet kunnen verklaren waarom Ferdinand Van de Putte er geen melding van maakt. Op 18 oktober 1385 wordt er in Doornik vrede gesloten tussen Frankrijk en Engeland. Diksmuide maakt gebruik van deze tijden om de stadsmuren rond de poorten op te trekken in steen. Het is geen overbodige luxe want de voorbije jaren is de techniek van de bewapening er met rasse schreden op vooruit gegaan.

In zijn thesis ‘Diksmuide Ommuurd’, focust Jonas Verhaeghe zich op het onderwerp van de middeleeuwse bewapening en ik ben erg dankbaar bij hem een aantal verduidelijkingen te vinden. De introductie van de buskruitartillerie vindt zijn weg halfweg de 14de eeuw. Het begint met de eerder primitieve ‘bombardes’, levensgevaarlijke wapens die ook wel ‘grote bus’ worden genoemd en die nog al eens durven ontploffen in de gezichten van de gebruikers. Met deze ijzeren bombardes worden loden kogels of blijdestenen van gebakken klei op de tegenstanders afgeschoten. Ik herinner me de massa zware blijdestenen die Ieper over zich heen kreeg tijdens het beleg van de zomer van 1383.

De bombardes zijn logge toestellen die geleidelijk aan vervangen worden door elegantere vuurwapens. Zo bijvoorbeeld de ‘coulevrine’, de voorloper van het geweer of de ‘serpentine’, een licht vuurwapen die geplaatst wordt op een onderstel van wielen. De serpentines en coulevrines zijn aanvankelijk niet erg geschikt om muren te beschadigen, maar als verdedigingswapen tonen ze al direct hun nut en dat is te zien aan de architectuur van de nieuwgebouwde vestingen. De meeste steden beschikken dan al over dergelijke toestellen om zich te beschermen tegen agressie van buitenaf.

De aanvankelijk primitieve bombardes, ik weet nu trouwens van waar het woord ‘bombardement’ vandaan komt, uit de middeleeuwen dan nog, winnen met verloop van tijd aan slagkracht en efficiëntie. Een bres in een muur schieten is aanvankelijk nog zo goed als onmogelijk. De stenen ballen ketsen af op de stenen barricades. De muren en de torens blijven gemakkelijk overeind zodat enig soelaas wordt gezocht bij het beschieten van de houten stadspoorten. De resultaten zijn vaak nogal aan de povere kant.

De techniek van de buskruitartillerie wordt echter beter met de dag. Het ‘rechtdoor’ schieten in een horizontale kogelbaan kan nu bijgesteld worden in een soort hevelgeschut waarbij muren nu doelgericht getroffen en vernield kunnen worden. Ieper moet dat in 1383 al hebben ervaren, want het gebruik van deze bewapening staat al gemeld tijdens de belegering van het stadje Ouderwijk (Audruicq) bij Sint-Omer van het jaar 1377.

Het komt er bij de architecten van de steden op aan om een antwoord te vinden op de ontwikkeling van die nieuwe bombardes. Dikkere muren en sterkere torens brengen niet altijd een gewenste oplossing. Rond de jaren 1450 worden er al bombardes in stelling gebracht met een eigen gewicht die vijftien ton kan bedragen en die stenen kogels kunnen afschieten die wel tot 450 kilo kunnen wegen. Geen enkele vestingsmuur kan hier tegenop.

Op de Vrijdagmarkt te Gent prijkt op vandaag nog altijd de ‘Dulle Griet’, een kanon van vijf meter lengte die in zijn tijd kalibers tot 64 cm en ballen van 250 kilo kon afvuren. Het aanaarden van de vestingmuren aan de binnenzijde en die iets lager optrekken zorgt bij de murenbouwers voor een gedeeltelijk antwoord op deze zware munitie. Ronde of halfronde torenmuren worden ontworpen om de muren aan hun zijkant te kunnen beschermen. Wat Diksmuide precies deed om zich extra te beschermen tegen die bombardementen wordt door geen enkele historicus vermeld en blijft dus jammer genoeg onbekend. Van de bouw zelf is er wel informatie bekend. Het versterkt kasteel wordt in opdracht van burggraaf Diederik van Beveren geconstrueerd vanaf 1403-1404. De datum van afwerking is niet precies geweten.

De werken duren in elk geval tot 1460 maar zullen regelmatig worden opgeschort door oorlogen of door gebrek aan middelen. De constructie, een rechthoekig complex, bevindt zich op de lager gelegen weidegronden waar de Ijzer en de Handzamevaart elkaar ontmoeten. Strategisch gezien is dat een prima keuze. Een document in de lokale stadsrekening uit die jaren toont duidelijk de intenties.

‘Mynheere van Dixmude wesende by mine heere van Bourgondien, leide hem voor ooghen dat hi een huus hadde begonnen bider stede van Dixmude, in versterkinghen van den landen ende van de voorseide steden ende hadde toegheleyt eene poorte, die hi met goedelik zoude moghen upbringen nuch uutcomen en ware dat hem zine stede van Dixmude daertoe wilde helpen.’

De brief van het stadsbestuur uit 1404 is zoals ik al kon verwachten, een vraag tot sponsoring bij Jan zonder Vrees. De vraag om stedelijke versterkingen komt zeker ook vanuit de richting van de hertog en dus vinden ze het hier niet meer dan normaal dat hij een stuk van de kosten voor zich neemt. Het gaat uiteindelijk om de bescherming van zijn eigen grondgebied. De Ijzer speelt voor de hertog een belangrijke rol op politiek en militair vlak. De macht over de toegang tot de Ijzer is ook belangrijk vanuit het perspectief om de macht van Ieper, toch één van de drie grote Vlaamse steden, enigszins te beknotten.

Lees maar: ‘Ende bi also dat mine voorseide heere van Bourgonie gheliefde te scrivene eenen brief an de wet, heer van der stede dat men mine heere van Dixmude helpen soude omme de voorseide poorte te vulmakene ende up te brenghene, den welken brief overlesen en ghesien ham was gheconsenteert, bi der wet en bi een deel poorters daerup vergadert.’

Ik stoot ook op wat informatie rond het aantal stadpoorten die de toegang tot de stad in goede banen leiden. Tien poorten. De Noord-, Oost-, Zuid- en Westpoort beschikken allemaal over een valbrug. Net zoals de Steendampoort, de Minderbroederpoort, de Kleine Noordpoort en de Onzer Vrouwepoort. Die Minderbroederpoort heet eigenlijk het ‘Frere Mineuren poortken’ bevindt zich in de buurt van het klooster van de Grauwe Broeders. Het ‘Cleene Noortpoortkine’ is wellicht een kleine voetgangspoort die deel uitmaakt van de Noordpoort.

De poorten zijn waarschijnlijk uit steen opgebouwd maar de stadswallen zijn zeker gemaakt van opgeworpen aarde en net zoals in Ieper afgewerkt met een palissade en extra beveiligd met doornstruiken (thuynen). De aanplanting van die doornstruiken staat letterlijk in de archieven genotuleerd: ‘4.500 doorne omme te planten up de oostveste tusschen de beede poorten (Oost- en Noordpoort)’.

Pas na 1440 komen er extra versterkingen in de vorm van blokhuizen die opgetrokken worden op de wallen. Kleine vierkante constructies gemaakt met boomstammen of zware houten balken en voorzien van schietgaten en met een dak van een dikke laag aarde om zich te beschermen tegen het neervallende artilleriegeschut. Er is ook sprake van ‘garites’, een soort van wachthuisjes op de vesten.

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *