banner
Jul 1, 2020
1295 Views

Hartbrekende taferelen

Written by
banner

Anno 1915, op de 8ste maart. Overnacht was niets speciaal gebeurd. Na de mis ging ik kijken of de meisjes in het naaiatelier niets nodig hadden. En daarna moest ik enkele families gaan verwittigen die wensten te vertrekken naar Frankrijk. Ouderlingen, kinderen en gehandicapte mensen werden door de Quakers overgebracht naar de eerste herberg van Vlamertinge. Rond 11u ontmoetten we elkaar allemaal in de refter van ons klooster.

Nadat zuster Berchmans iedereen een goede tas warme soep had aangeboden, kon het vertrek beginnen. Ik vergezelde de kinderen met het voertuig want ze zouden laten weer moeten verenigd worden met hun ouders die het traject te voet zouden moeten afleggen. Bij onze aankomst in Vlamertinge begon het er al direct mooi uit zien.

De kinderen rilden van de kou terwijl de sneeuw in grote vlokken naar beneden viel. De ene stond te wenen, de andere verloor zijn bagage, nog een andere zag dat hij iets vergeten had en een vierde struikelde in de modder. We moesten met zijn allen tot aan het station te stappen. Op mijn rechterarm droeg ik een baby terwijl ik me links moest bekommeren over een oude man van 86 jaar. Aan mijn schort klampte zich nog een peuter vast met nog een aan mijn kap en aan de koord van mijn tuniek. Een dertigtal jonge kinderen liepen voor ons uit. Dat was zowat onze stoet.

Terwijl we ondertussen geflankeerd werden door legerwagens en soldaten. Van tijd tot tijd maakte een van onze kinderen een ferme tuimelperte, uiteraard gevolgd door een luidruchtige serenade. We mochten van geluk spreken dat enkele soldaten toch een handje toestaken. Uiteindelijk …… na maar liefst anderhalf uur stappen bereikten we het station. De mobiele keuken van de Quakers bood de vluchtelingen een heerlijke warme soep aan, wat brood, vlees, kaas en een sinaasappel. De stationschef bestudeerde aandachtig de lijst die ik hem voorschotelde. Met daarop genoteerd de namen van de respectieve families en het aantal van hun gezinsleden.

We waakten er op dat alle leden van éénzelfde familie konden plaatsnemen in hetzelfde compartiment. Nog enkele minuten en dan zou de trein vertrekken en iedereen had me nog wel een laatste bezorgde vraag te stellen. Of ik voor hen wilde bidden, of ze lang zouden wegblijven? Vragen waar ze nu naartoe gingen. Geloof me vrij: het waren hartverscheurende taferelen die zich voor mijn ogen afspeelden. Die arme mensen, hoe zou het hen vergaan? En dan plots het schril geluid van het fluitje, de trein zette zich op gang en ze vertrokken uit beeld. Waarheen? Ik had er geen idee van. De volgende weken zou zich zowat dagelijks een identiek spektakel afspelen.

Het was ondertussen al 13u en de wagen voerde me terug naar het klooster, net op tijd voor het middagmaal. Rond 14u stond een ‘search party’ tussen Ieper en Vlamertinge op mijn programma. Na een voorproefje in het hospitaal van het Heilig Hart ging ik tot 16u30 op bezoek bij mogelijke tyfuslijders. In de loop van de dag wenste een Amerikaanse minister, een zekere Terboyen priester Delaere te spreken. Het ging over een mogelijke bijdrage en ondersteuning. Delaere nam hem mee bij enkele van de armste gezinnen die elk 5 frank kregen.

Anno 1915, op de 9de maart. Vlakbij de vestingen vielen er 3 à 4 obussen. Ik deed enkele boodschappen bij Breyne-Devos en gaf er 300 frank uit aan een rol doek om hemden van te vervaardigen, bij de huizen van Peckel en Grimonprez-Maillard gaf ik respectievelijk 100 en 197 frank uit. Juffrouw Mathilde Maroy droeg nu al enkele dagen de soep rond bij de arme lieden en de ouderlingen want ik had absoluut geen tijd meer om dat nog te doen. Toch vond ik vandaag nog eventjes de tijd om dat zelf te doen.

’s Namiddags vergezelde ik dokter Thompson op zijn ronde om inspuitingen toe te dienen. Bij ‘Tivoli’ op de Rijselse steenweg hoorden we vertellen dat er twee tyfusgevallen waren in de ‘Driekoningenhoek’, het zou gaan om vluchtelingen van Hollebeke. Nadat ons lijstje was afgewerkt gingen we op onderzoek uit. In een vuil en wanordelijk huisje dat bijna volledig gestript was van meubelen troffen we enkele kinderen aan in een lamentabele toestand van armoede en verwaarlozing. Ik vroeg aan de moeder uit hoeveel mensen hun gezin bestond. Het bleek om vader, moeder en acht kinderen te gaan. Hoe stond het met hun inentingsbewijzen? Kon ze die voorleggen?

Ze kwam schoorvoetend af met zes van die kaarten. En hoe zat het dan met de rest? Haar man en haar oudste zoon bleken aan het werk te zijn voor de Engelsen. En de oudste dochter lag te bed met een zware verkoudheid en de moeder zelf van plan was zich te laten inenten wanneer de anderen genezen waren. We vroegen haar of we hun huis mochten bezoeken. Als enig beddengoed lagen er wat geïnfecteerde strozakken. Uit de slaapkamer walmde een misselijk makende stank. Ik opende het raam en zei aan de vrouw dat ze de ruimte moest verluchten.

We zakten af naar de kelder en deden onze ronde door het huis maar vonden nergens de twee tyfusgevallen waarvan gesproken werd. Waardoor we met lege handen moesten vertrekken. Dokter Thompson was van plan om die vrouw vanavond een verrassingsbezoek te brengen. Rond 20u kwam hij me afhalen met een ambulancevoertuig. Onderweg adviseerde ik hem om een streng gezicht op te zetten want dat hij met vriendelijkheid niet verder zou geraken. Ik merkte op dat de vrouw zich tijdens ons bezoek vanmiddag de hele tijd geleund had tegen een soort houten muur. Zou het niet kunnen dat ze een toegangsdeur verborgen hield?

Het kwam er voor ons op aan om ons deze keer niet te laten verschalken. Onze ingeving bleek juist. We konden ons nu wel degelijk een toegang verschaffen, we zwaaiden met een bevel om tyfuslijders met ons mee te nemen omdat die een groot risico vormden voor de soldaten die niet ver van daar in hun loopgraven lagen. In die verdachte ruimte vonden we inderdaad de twee zieken. Met een koorts van 40° en 41°, terwijl de zoon ijlde.

Dokter Thompson pakte de vrouw nu wel hard aan, het ging er allemaal in het Engels aan toe maar hij maakte ze nu wel bang voor hem. We konden haar kalmeren en tot hun eigen grote tevredenheid konden we beide zieken met ons meenemen. Samen met het jong meisje dat ook al licht ontstoken was. Bij onze terugkeer konden we niet aan de verleiding weerstaan om het flitsend spektakel aan de nachtelijke hemel boven Ieper gade te slaan. Mooi was het wel, maar verdomd spijtig dat al die lichtende projectielen zulke een triestig vervolg kenden.

Uit ‘De Grote Kroniek van Ieper’ (werk in opbouw)

Article Tags:
· · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·
Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *