banner
okt 9, 2019
1191 Views

Het land van de pupegalen

Written by

De studie van de spotnamen op stad en dorp, op mens en streek vormt een belangrijke bron om de geschiedenis van ons volk te achterhalen, om in de intiemste denkwereld van de Vlaming binnen te dringen.

banner

Spotnamen in onze streek

De studie van de spotnamen op stad en dorp, op mens en streek vormt een belangrijke bron om de geschiedenis van ons volk te achterhalen, om in de intiemste denkwereld van de Vlaming binnen te dringen.

Esprit de clocher
Pas in de laatste decennia werd voor vele kleine dorpen en gemeenten de wereld ontsloten via een degelijk verkeer of door middel van de televisie. Maar vroeger bekeken de dorpelingen deze van een naburige gemeente als vreemdelingen waardoor wrijvingen en onderlinge twisten schering en inslag bleken. Zeer terecht schreef de befaamde Noor-Nederlandse volkskundige Dr. Schrijnen: ‘De spotnamen van steden en dorpen berusten grotendeels op een bekrompen gevoel van plaatselijke genoegzaamheid en laatdunkendheid, dat ruime wederzijdse waardering, ja zelfs erkenning van volks- en stamgenootschap belet. Natuurlijk draagt een te eng vasthouden aan de plek waar men geboren en getogen is, hiervan de meeste schuld.’

Ook bij ons
Om te schimpen op zijn naburen werden de kleinste gebeurtenissen dankbaar aangegrepen. In de loop van tijd kwamen ze op het scherp van de snede, werden ze afgeslankt of aangedikt. Mondeling overgeleverd van geslacht tot geslacht is het niet te verwonderen dat de oorsprong van vele spotnamen in de vergeethoek geraakte of uiteindelijk volkomen verkeerd werd vertaald.

Ook onze gewesten ontsnapten niet aan een dergelijke ingesteldheid. Volgende zeer beperkte selectie van spotnamen en verzen wil dit bewijzen.

Kris-kras, van alles wat
De streek, die de steden Diksmuide, Poperinge en de omliggende dorpen vormen, is naar het heet ‘het land van de pupegalen’, dat wil zeggen het land der kruiwagens, niet omdat daar meer van die voertuigen gebezigd worden dan elders, maar uit oorzaak van de zonderlinge benaming waaronder ze aangeduid worden.

In deze streek ligt ook het mooie Alveringem. Je kent ongetwijfeld de spreuk:

Alveringem, rijke en schone,
Fortem spant de krone.

Waarmee meteen gezegd werd dat die van Alveringem het hoog in de bol hebben, maar dat deze van Fortem hen toch maar overtroeven.

Een mens kan van ‘Houtem’ zijn, dus naar de gierige kant toe, gelet op de woordspeling in verband met ‘houden’ of ‘vasthouden’. Wie de lieve centen liever vasthoudt dat uitgeeft, is van Hout-em’.

Er zijn er van soorten en dat is maar goed ook. Wie bijdehands is, blijkt de tegenpool van anderen die het nemen op hun ‘dooie’ gemak. Voor deze laatste, een trage dus, luidt het gezegde : ’t Is lijk den tragen Isenbergemeulen.

In Krombeke wonen de Boskanters, wat een smaadnaam is voor lieden die in de bossen wonen. De wouden zijn hier verdwenen maar de naam bleef lange tijd voortleven onder ’t volk.

Tot iemand die klaagt dat hij geen ‘zit’ kan vinden, wordt schertsend gezegd : Zet-je plat up je gat, gelijk d’honds van Leisele!

De Smouteters zitten in Oostvleteren. Om zich te wreken over de spotnaam Moeseters hen door de Oostvleternaars toegemeten, noemden die van Westvleteren hen Smouteters. Er werd bijgevoegd dat ze hoofdzakelijk varkens kweekten en dus niets anders dan smout op hun boterham kregen.

Die van Stavele zijn de Rosten, omdat, naar de volksmond wil, er in ’t omliggende zoveel roodharigen zijn. Bezit men een tooi van deze kleur, dan wordt grif gezegd: hij is van Stavele.

Zeg nu eens rap achter elkaar : Stavel, Lo, Vinkem. Kan je dat terwijl er een ster valt, dan verlos je meteen een zieltje uit het vagevuur.

In de 15de en de 16de eeuw droegen de inwoners van Veurne de weinig vleiende naam Slapers. Die bijnaam scheen in overeenstemming met het karakter van de Veurnenaars, doodbedaarde mensen, die hun werk op hun zeven gemakken klaarstoomden.

Geeuwt iemand op nogal opvallende wijze, dan is het : Hij gaapt gelijk te Watou met zijn mond wijd open! Deze spreuk kan moeilijk worden verklaard en is weer een uitvloeisel van wat wij hoger noteerden : de tijd wist veel weg van de enggeestige opvattingen uit vroegere eeuwen. Zo zegt men ook dat Wulveringem een zottekot is, maar wie zal het exacte ‘waarom’ nog verklaren?

De kindjes wonen in leper. Die spotnaam komt voor in een leuke vertelling rond de roemruchte Keizer Karel.

Toen de vorst in 1520 een bezoek bracht aan de lakenstad stond hij niet weinig in bewondering voor het juweel dat de halle is. Jong – te Gent twintig jaar vroeger geboren – en behept met een onverstoorbare drang om te spotten, vroeg hij het gebouw ten geschenke. De heren van de raad keken sip toen zij dit vernamen en ’s avonds staken ze de koppen bijeen om een passende oplossing te vinden voor dit toch ernstige probleem. Maar een idee kwam niet uit de bus.

Heel de lange nacht lag de burgemeester te woelen in zijn bed tot groot ongenoegen van zijn vrouw, die na veel listige vragen – vrouwen eigen – eindelijk vernam wat er haperde. ‘Is ’t anders niets?’, vroeg dat wakkere mens, zeg de keizer dat hij de halle mag meedoen als één blok en de grond laat liggen om er een andere op te bouwen !

Over dit snedige antwoord bleek Karel in zijn schik. Maar toen hij vernam hoe de vork aan de steel zat, noemde hij de Ieperlingen kindjes. Sedertdien, zegt het volk, zit er een vrouwmens in de raad van leper, en daarvan de spreuk op een vrouw, die zich met alles en nog wat bemoeit: ’t Is è vrommens in den raad, lijk in den raad van leper.

Bij hun eerste bezoek aan leper stonden de inwoners van Kemmel met gapende mond te kijken naar al de schone dingen in de stad. Vandaar dat ze Kemmelse Gapers werden.

Dat de Keikoppen in Poperinge te vinden zijn weet groot en klein. Deze spotnaam stoelt op een dubbele betekenis:

1° harde koppen, koppigaards, zinspeling op de hardnekkige economische strijd tussen leper en Poperinge in de 14de eeuw.
2° zotten, gekken. Immers, een kei in het hoofd hebben was destijds synoniem van zot zijn. Vandaar dat ook gesproken wordt van de Zotten van Poperinge. En als iemand oudmodisch gekleed was, werd gezegd: hij is gekleed naar de laatste mode van Poperinge.

De volksmond ging het soms ver zoeken.

Wat zongen de inwoners van Roesbrugge in vorige eeuwen over de Poperingenaars waarmee ze nu door de gril van een minister verbonden zijn? Weinig vleiend in ieder geval:

Poperinge keikop
De meulenwal op,
De meulenwal op en neer
’t Is teken van kwa weere!
Poperingenare
Bedelare
Waar is je vaan?
Riekt er naar!
Waar ligt je nest?
In ’t str … geprest!

In Frans-Vlaanderen

Hoe kan het over de Schreve anders zijn dan bij ons? Eéns was het eenzelfde land waar de Vlamingen hoorden. En als te Bambeke wordt gezegd Schoon Bambeke, treffelijk Herzele maar schamel Winnezele, dan weet men dadelijk van waar de wind komt.

In de 15de en de 16de eeuw werden de inwoners van Belle Kaasmakers genoemd, duidende op een bedrijf dat er intens werd beoefend, Bierne staat voor Sint-Winoksbergen in min of meer ongunstige roep. Bedoelde gemeente ligt westelijk van Bergues en als de westenwind regen brengt, zegt men: Hoort men de klokken van Bierne dan zal het gaan regenen! Om die reden werden de klokken van Bierne de pisklokken van Bierne.

Weet je dat Bissezele het overschot van de wereld wordt genoemd? Toen Onze Lieve Heer de wereld had geschapen, zag hij nog een lege plaats, die geen mens wilde, en hij legde er Bissezele neer.

Die van Boeschepe zijn de Kousen en dat zou wel eens ‘sullen’ of ‘onnozele halzen’ kunnen betekenen.

De Duinkerkenaars heten van oudsher Keuneters en die spotnaam zijn ze verschuldigd aan de ligging van hun stad midden in de duinen.

Een spreekwoord zegt: van Duinkerke ten haring varen, wat zoveel zeggen wil als ‘er slecht van af komen’. Het doelt op de Duinkerkse vrijbuiters, die tijdens de Spaanse oorlogen in de Noordzee de Hollandse haringvissers kaapten.

Eertijds stond te Eke een aloude eik waaronder Sint Wulmar een schuilplaats had gezocht. Van daar de naam ‘Eke’.

De Soudeniers, d.i. de Soldeniers wonen in Grevelingen, terwijl Hazebroek het moet stellen met Hazebroekje Passe-Temps. Alle inwoners van Hondschote worden over één kam geschoren met de naam Saaiwevers, doelende op het weven van kousen en ondervesten wat hen tijdens en na de middeleeuwen een zekere welstand bezorgde.

Op iemand die moeite heeft om de twee eindjes aan elkaar te knopen wordt grif gezegd: ‘Hij is altijd te Kales bij de poorte.’ Hier is de woordspeling overduidelijk ‘kaales’. Men kan financieel ten onder gaan en dat is te Kales varen.

Dat de inwoners van Kassel Vechters zijn komt voort uit de geschiedenis. Citeren we even Sanderus: ‘De Kasselaars worden in de volkstaal ‘voorvechters’ genoemd, want ze voerden vaak de voorhoede van Vlaanderen aan en versloegen de koning van Gallië.’

Ontstaan uit stedelijke trots, uit na-ijver met de buur, die ze graag kleineren en bespotten, zijn alle lapnamen tot ons gekomen. Ze wijzen meteen op een facet van de volksziel, die onverwoestbaar nieuwe bronnen van humor aanboort.

Jack Verstappen in ‘De Ijzerbode’ van 1986

Article Categories:
naar de bronnen van onze taal
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *