Het ontstaan van onze kust

Posted by  info@dekroniekenvandewesthoek.be   in       5 years ago     5573 Views     Leave your thoughts  

Vóór het begin van het Romeins tijdvak, was heel de streek slechts een onmetelijke heide, waarin veel vochtige en moerassige laagten, bedekt met kleine bossen en waterplanten voorkwamen.

Dit is het tijdvak gedurende hetwelk de turf werd gevormd, die wij nu nog in vele plaatsen vinden onder de klei.

De kust strekte zich te dien tijde uit tot vijftien kilometer verder dan de tegenwoordige kust, ze was eveneens laag en moerassig, voorzien van duinen en doorsneden met kleine riviermondingen. Dit is het tijdperk gedurende hetwelk in de duinen van De Panne en Koksijde de volksstammen leefden van het ijzertijdvak, in hutten gebouwd uit boomtakken met klei beplakt. Wij vinden hun potten terug, hun haardsteden, en de overblijfselen van hun eetmalen.

Het is omtrent het einde van het turftijdvak dat onze kust begon dalen en dat de zee op langzame maar aanhoudende wijze vooruitging en weldra de heidegronden en de kleine bossen twee maal daags overstroomde, alsook de meeste plaatsen welke vroeger bewoond waren.

Dit is het tijdperk van de lagunen, gedurende hetwelk de klei van de Polders neergelegd werd. Onze tegenwoordige duinen hebben zich gevormd rond de 7de eeuw, omtrent op de plaats waar ze nu nog te zien zijn. Zij hebben zich gevormd op de kleilagen welke zich uitstrekken tot zelfs onder het strand tot op korte afstand in zee. In het begin van hun vorming, en zelfs tot in de 10de eeuw, waren de duinen van geringe hoogte, zeer moerassig en met waterplanten bedekt; ze waren dus onbewoonbaar. Het is slechts rond de 11de eeuw dat men sporen vindt van de mens in de duinen, en nog geldt het hier slechts van een tijdelijk verblijf.

In de 12de eeuw, integendeel, waren de duinen op verscheidene plaatsen bestendig bewoond, en de dorpen kwamen spoedig tot stand. Het is niet alleen uit reden van hun moerassige staat dat de duinen niet vroeger bewoond werden, maar ook om reden dat zij bij iedere hoge tij een reeks kleine eilandjes vormden, van elkaar gescheiden door de riviermondingen van de waterlopen welke de streek doorkruisten.

De bedijking van de Polders is slechts begonnen omtrent de 9de eeuw, en heeft geduurd tot de 15de eeuw. Het was inderdaad een lastig werk, een hardnekkig worstelen met de zee, die meermalen de dijken doorbrak en de reeds drooggelegde gronden overstroomde,

Al de dorpen van de kust dagtekenen dus ten hoogste van de 11de eeuw. Wat men vertelt van de dorpen en van de steden welke reeds in de 9de en 10de eeuw zouden hebben bestaan, berust op geen enkele ernstige bron.

Het is in het begin van de 12de eeuw dat Koksijde ontstaan is, dit is eveneens zo voor Adinkerke, dat meer westelijk lag, De Panne dat ook meer naar het westen lag en Duinhoek genaamd werd, en voor Oostduinkerke dat meer oostelijk lag bij de zee, en Nieuwe Yde heette. Wij hebben al deze oude plaatsen teruggevonden in de loop van onze opgravingen in de duinen.

Het oude Koksijde bevond zich in de duinen, te rekenen van 500 meters van de grens van de duinen en de Polders. De woningen bevonden zich omtrent op de tegenwoordige weg naar Koksijde Bad, en strekten zich uit naar het oosten tot op de wijk gezegd de ‘gallooper’. Wij hebben talrijke sporen teruggevonden van deze oude woningen welke allen dagtekenen van de 12de tot de 14de eeuw.

Twee rivieren hadden hun monding in de duinen op korte afstand van Koksijde, de ene gelegen langs het westen de andere langs het oosten.

De monding van De Panne bevond zich ten westen van St-Idesbald, dwars door de grote moerassige panne die men daar aantreft, nagenoeg bij de scheiding van de twee gemeenten, en liep tot aan de open gaten, zijnde twee grote geulen in de duinen bij het strand. De andere monding gelegen oostwaarts van Koksijde, liep ten oosten van de gallooper, dwars door de Doornpanne, en kwam in zee aan het schipgat, grote geul in de duinen en laatste overblijfsel van deze monding. Deze laatste is nog afgebeeld op een kaart van vóór de 17de eeuw. De toponymie is het ten andere eens met de geologie. Een weg lopende in de richting van Oostduinkerke, dicht bij de kerk gelegen, wordt heden nog genoemd Killewaertweg, ’t is te zeggen de weg lopende naar een overstroomde of moerassige plaats, in oud Vlaams kille.

Een ander weg lopende van de Polders naar de duinen tussen Koksijde en De Panne, heette eertijds de Swinswege, meer bepaald de weg lopende naar het swin of monding in de duinen. Tegenwoordig wordt die weg Zwijnewegel genoemd, omdat het volk de oude betekenis vergeten is.

Andere bewijzen tonen dat Koksijde reeds in het begin van de 12de eeuw bestond. Inderdaad, Pieter Pourbus, op het plan van de Duinen Abdij vertoont een kapel welke hij betitelt ‘St-Lauwereijnscapelle daer St-Beernaert misse in gedaen heeft’.

St-Bernardus heeft het klooster ter Duinen bezocht in 1138. Indien er dan reeds een kapel bestond in de duinen op korte afstand van Koksijde, waar de monikken mis lazen, moet men aannemen dat er reeds een zeker aantal woningen bestonden in deze duinen welke de eerste kern vormden van het dorp Koksijde. De naam zelf dagtekent van de middeleeuwen, en betekent de yde of haven van de koks. Zoals hedendaags leefde een menigte schelpdieren langs de kust en op het strand, bijzonderlijk de koks genaamd ‘Cardium edule’. Onze voorouders in de middeleeuwen kenden zeer goed deze schelpdieren welke ze dikwijls aten evenals de mosselen en de kleine strandschelp, ook nog de wulk. Wij hebben in de duinen overgrote hopen van deze schelpen gevonden, welke overblijfselen zijn van eetmalen, welke zich bevonden in de nabijheid van de ashopen en de potscherven uit de middeleeuwen,

In 1216 richtte men te Koksijde een kapel op toegewijd aan de heilige Simon, die diende tot parochiekerk. Zij bevond zich langs de weg naar Koksijde-Bad op de westkant, op ongeveer zeshonderd meter van de huidige kerk. Deze kerk werd gebruikt tot in 1705, err stond op de grond van de Abdij ter Duinen. Wij ontdekten er het oude kerkhof, waar al de geraamten onaangeroerd te zien waren, donkerbruin getint door de lange eeuwen.

Tot het begin van de 14de eeuw had de kust tussen Nieuwpoort en Bray-Dunes een zeer verschillend uitzicht van hetgeen wij nu zien: In die tijd waren er reeds veel lagunen en schorren bedijkt en herschapen in bebouwbare polders, in 1250 bouwde men een sluis in de IJzer te Nieuwendamme bij Nieuwpoort.

Al deze werken en in het bijzonder dit laatste hadden menigvuldige gevolgen waarvan enkele zelfs onverwacht waren. Inderdaad vóór het uitvoeren van deze werken stortte zich bij wassende tij een ontzaglijke massa water in de monding van de IJzer, die al de lagunen en de schorren overstroomde tot over Veurne, Diksmuide en tot dichtbij Brugge. Bij eb keerde die massa water terug naar de zee, grotendeels langs de monding van de IJzer, die de belangrijkste was van heel de Belgische kust. Dit heen en weer stromen van die massa water, komende van het westen naar de IJzer, en langs dezelfde weg terugkerende had een aanzienlijke wegvreting van de kust ten westen van Nieuwpoort voor gevolg. Belangrijke vernielingen deden zich voor tussen de zandbanken en de kust, kreken en reden uitmalende welke men in oud Vlaams yden noemde. Vandaar Koksijde, Nieuwe Yde, Lombardsijde, enz.

De zee bevond zich bij Oostduinkerke omtrent een kilometer dichter bij het dorp clan tegenwoordig. Te Koksijde was het verschil niet zo groot, maar toch nog aanzienlijk. Toen de afloop van het water van de Ijzer geregeld was, ten gevolge van voornoemde werken, werden de grote stromingen welke de kust wegknaagden, bepaald tot de gewone stromingen van eb en vloed.

De zee kon dus op de stranden gelegen tussen Nieuwpoort en De Panne veel meer zand aanbrengen dan vroeger. Het onvermijdelijk gevolg hiervan was dat de zee moest wijken tot op een lijn waar evenwicht ontstond tussen de uitvretende kracht van de stromingen van de tij en de weerstand van het strand. Deze lijn was dan verder gelegen dan het tegenwoordige strand. Sedert de 16de eeuw, heeft de zee deels het terrein dat ze verloren had herwonnen, en wint nu nog steeds langzaam maar voortdurend veld.

Het gedeelte van de kust gelegen tussen Nieuwpoort en Bray-Dunes, is nochtans nog beter gevrijwaard, ten gevolge van de belangrijke massa zand welke de golven op het strand aanbrengen. In de 14de eeuw strekten onze duinen zich uit tot over het tegenwoordige strand. Een bewijs hiervan is dat men wanneer men met sleepnetten op korte afstand van de kust vist, plaatsen vindt die vroeger bewoond waren.

Menige stukken van aarden potten werden er gevonden, dagtekenend van de 14de tot de 16de eeuw, Zeer dikwijls spoelen zulke scherven aan op het strand. Ten andere, al de zandvlakten langs onze kust gelegen, zijn overblijfselen van de oude duinen en van de heidegronden waarover wij vroeger gesproken hebben. Dit gebied van weinig diepte strekt zich uit tot tien en vijftien kilometer verder dan onze tegenwoordige kust.

Vanaf de oorsprong van Koksijde waren de bewoners vissers, ze hielden zich tezelfdertijd bezig met landbouw zoals men het hedendaags nog ziet. Wii vinden hun akkers terug langs de weg naar Koksijde-Bad, tot op 500 meter van de Polders, ten oosten zowel als ten westen.

Men herkent ze gemakkelijk aan de dikke laag donkergrijs zand welke een aanhoudende bebouwing gedurende verscheidene eeuwen aanduidt.

Men vindt er ook talrijke potscherven, oude munten, spelden enz. Omtrent de 14de eeuw, tengevolge van het droogmaken van de schorren, ontstond er een weelderige plantengroei aan de grens van duinen en polders.

Bomen en struikgewassen vermenigvuldigden zich zozeer dat zij op korte tijd uitgestrekte en woeste bossen vormden. Daarin leefden herten, vossen, wolven en bijzouderlijk wilde zwijnen, zelfs tot op het einde van de 17de eeuw. In de archieven van Veurne vermeldt men dat de inwoners van Koksijde en Oostduinkerke zich in 1682, bij de magistraat te Veurne bekloegen over de schade door de herten aangericht aan hun akkers gelegen in de duinen. Onze opgravingen bevestigen deze tekst. Inderdaad: we hebben tussen overblijfselen van eetmalen, beenderen gevonden van herten en meer specifiek van wilde zwijnen, namelijk kaakbeenderen met de slagtanden, op de plaatsen welke in vroegere tijden bewoond waren, te Koksijde en te Oostduinkerke. Wij vinden ook nog sporen terug van de oude verdwenen bossen.

So you http://cute-n-tiny.com/page/51/ buy viagra may ask, can essential oil candles can treat a variety of conditions. Treatment options you could try this out buy viagra without rx with Kamagra A few options are available to suit your every need and preference. This medication is also known for enhancing the cialis 5 mg sexual drive and powers that you have. In this condition women experience reduced sexual desire which affects them psychologically How does it work?Sildenafil being a PDE5 inhibitor raises the distribution of nitric oxide in the penile region by inhibiting the degradation of Nitric Oxide and also by her body movements. sales online viagra

Het bestaan van deze bossen werd nog bevestigd door Philippe Chifflet in 1625. Sprekende van de Abdij ter Duinen die dan in de hofstede Ten Boomgaerde gelegen was, zegt hij: ‘laquelle estoit passé quelques années plus proche de la mer, mais les flots de la mer et le vent ayant enseveli une partie des bastimenis dans le sable, on a esté contraint de la transporter un peu plus loinq, ou elle est asseurée des dégats de la mer, principalement par un bois qui la couvre de ce costé là.’

Verder, in hetzelfde handschrift, spreekt hij van de vossen die in de duinen lopen. De zeevogels waren in die tijd talrijk op het strand, dat nog zeer wild was.

De zeerobben kwamen in benden rusten op het zand bij laag tij, namelijk bij het fort Mardick: ‘un canal fort large et profond de 23 piés en basse mer tout plein de chiens de mer que l’on voit. d’ordinaire jouer sur le sable par troupeaux lorsque la mer est retirée.’

Volgens Bernardus Campmans, abt van ter Duinen, aangehaald door priester Chifflet, ving men zeer dikwijls grote zeevogels op het strand om zich hun pluimen aan te schaffen. Met dit doel werden ze levend gepluimd, ‘daarna liet men ze los in de duinen waar ze indien ze niet omkwamen door de koude, door de vossen en de wezels verslonden werden.

Ongelukkig genoeg geeft Chifflet de naam van deze vogels niet, hij vergelijkt de grootte met die van andere gekende vogels. Zo waren er: ‘de quatre espèces comme des oyes, comme des poulles, des pigeons et des merles, mais on ne chasse qu’aux deux plus grandes espèces pour la plume.’ Het waren heel waarschijnlijk volgens Jan van Gent, de eidereend, de meeuw en de pluvier.

De walvisachtigen waren ook niet zeldzaam in de middeleeuwen, somtijds bezochten zij onze kusten bij benden. Volgens Sanderus ving men acht walvissen en een zeezwijn bij Oostende. ‘In 1403 werden er acht van dezelve, die de toekijkers door haar gevaarte schrik aanjoegen, gevangen, zijnde zeventig voeten lang, en zoo hoog dat men met ladders daarop moest klimmen. Het zeezwijn was zeven en een halve el lang; het werd vijftien jaar na de vorige walvissen gevangen (1418) en men bracht het levend te Doornik, alwaar het verkocht wierd.’

Volgens de aangegeven grootte, waren deze walvissen de Noordse walvis aangezien de tekst ongeveer 19 meter aangeeft voor lengte.

Voor wat het ander dier betreft, het zeezwijn, is het heel waarschijnlijk dat er hier sprake is van de zwarte globicephalus, die zeer dik en kort is en waarvan de lengte ongeveer deze is aangegeven in de tekst van Sanderus, namelijk 3,85 m.

Deze soort bezoekt nog somtijds de Franse kusten van de Atlantische Oceaan alsook het Kanaal. In de 15de eeuw vervolgde men zeer dikwijls walvissen in de Golf van Gascogne. Sedertdien is het vangen van grote walvissen langs onze kust een zeldzaamheid geworden.

In Veurne-Ambacht waren er sommige jaren zoveel wolven, dat het magistraat in 1587 beloningen toekende voor ieder dode wolf. De voetgangers waren zelfs niet meer vrij langs de wegen, en menig persoon werd aangevallen en verslonden. ‘De menschen selve gingen niet in seckerheyt langs de wegen, midts de wolven er eenige verscheurden.’ (Heindericx).

In de rekeningen in het archief van Veurne vinden we de prijs die betaald werd voor ieder gedode wolf, zoals ook voor de kraaien. Deze laatste, die tot twee verscheidene soorten behoorden, de roek en de zwarte kraai maakten hun nesten in de grote bomen van de dichtbegroeide bossen gelegen tussen duin en polders, ze hadden zich zo vermenigvuldigd, dat zij een waar gevaar geworden waren voor de akkers.

Men betaalde eerst voor ieder wolf: ‘ … van elcken ouden wulf 36 pond paresus’. Verder in dezelfde rekeningen van hetzelfde jaar 1537, leest men: ‘… bij augmentatië sidert tvermaken vande cueren van de unie van de stede ende casselrie, van elcken ouden wulf ofte wulfinne tsestich ponden paresis, van elcken jonghen wulf 24 pond paresis, van elck hondert oude craeyen 6 Parijse schellingen; ende van elcke hondert jonghe craeyen 20 Parijse schellingen, ghebrocht binnen de palen van den Landtshuuse.’

Verder nog: ‘gherembourseert Pieter Vekeman, voor syn verschoten penninghen uit coopen ende bereijden van tgaerne van de wulvenetten 130 pond, 8 schellingen.’ …’Betaelt. diverssche weynaers ende andere commende van buyten by die vanden collegie tot diverssche stonden beschreven, omme tvanghen vande wulfven metsgaders seker extraordinaire theercosten by hemlieden ten dien opsiene ghedaen; ‘ende voorts, het onderhoudt, van eenige honden, omme ’temployeeren tot de selve jacht 785 parijse ponden en 14 schellingen’.

De bevolking van de duinen bestond in de middeleeuwen over het algemeen uit arme lieden, vissende langs de kust. Zij wonnen genoeg om eenvoudig te leven. De vrouwen maakten speldewerkkanten. De archieven en onze oudheidkundige opzoekingen bewijzen dit voldoende.

Hetgeen men zegt van de vissers van Raversijde in 1479 is toepasselijk op al de dorpen van de duinen te dien tijde: ‘.. aanqesien dat sij scamel lieden syn, daaraf de meestendeel daghelicx ter zee varen moeten ende d’andere huere ambachten doen, waerby sy hueren nootdorst winnen moeten om by te levene.’ (Beaucourt de Noordvelde).

Sommigen leefden in huizen uit bakstenen gebouwd, het waren de welstellenden. Anderen integendeel bezaten elk een hut uit planken of elzentakken samengesteld, verbonden met twijgjes en beplakt met klei, zoals wij het gezien hebben bij onze opgravingen te Raversijde.

In het algemeen was de bodem van de woonsten niet bedekt met tichels, maar wel met gestampte klei. Daar zij geen stoven bezaten, waren zij verplicht, om zich te warmen en hun voedsel gereed te maken, een hout- of turfvuur aan te steken op de grond zelf van hun woning.

Gewoonlijk rangschikten ze op de grond een aantal bakstenen, in de vorm van een vierkant van ongeveer een meter lang en breed. Daarop maakten ze vuur. Tijdens de zomermaanden maakten ze hun maaltijden gereed vóór hun woonhuizen, namelijk diegene welke in de duinen woonden zoals we hebben kunnen opmerken tijdens onze opdelvingen te Oostduinkerke en te Nieuwe Yde. Zeer dikwijls vonden wij de ashopen van hun haardsteden vóór de huizen in lange rijen, de ene hoop dicht bij de andere. Hun keukengerief bestond enkel uit aarden potten en kruiken, later ook nog uit hard Duits aardewerk.

Zij gebruikten geen teljoren maar aten uit kleine diepe kommen. Meestal bezaten ze geen drinkkannen, maar dronken uit de kruiken. Zij aten veel vis, waarvan men de graten in grote hoeveelheid terugvindt op de vroeger bewoonde plaatsen. Zij braadden in grote pannen voorzien van een handvat en een bek. Wij hebben er in grote hoeveelheden gevonden van zeer verschillende afmetingen, Ze aten ook zeer veel kleine schelpdieren, die ze bij laag tij op het strand in waterplassen vonden, namelijk de koks en de kleine strandschelp. We hebben de schelpen in ontelbare hoeveelheden in grote hopen bij hun hutten teruggevonden.

In de bossen vingen zij menig wild zwijn, vooral jonge dieren, waarvan we de beenderen terugvinden bij de resten van hun maaltijden.

Niet alleen in de middeleeuwen, maar tot in de 19de eeuw bleven de duinbewoners deze levenswijze getrouw. Inderdaad, tot rond 1850 zelf tot 1860, bezaten de meeste vissers geen stoven in hun huizen. Rond deze tijd sprak men van woningen waar een Vlaamse stoof stond, als van iets buitengewoons, en iedereen ging deze stoven bewonderen als een luxevoorwerp.

De vissers van Koksijde en Oostduinkerke vissen sedert eeuwen garnalen op een heel bijzondere wijze, ’t is te zeggen met de paardekarten. Dit is een klein sleepnet voortgetrokken door een paard of een muilezel waarop de visser gezeten is. Deze manier van vissen bestaat nog in enige gewesten in Holland, namelijk te Hoek van Holland, te Scheveningen en te Katwijk, ook nog in Holstein. Men kende al deze manier van vissen in 1625, tussen Grevelingen en Duinkerke, volgens Ph. Chifflet: le Jeudi 21 aoust 1625. .. on luij a fait voir en retournant à Dunkerke deux pescheurs qui peschaient en cheval avec de grands filets dans la mer jusques au col des chevaux nonobstant les flots de la mer qui pour lors estoient esmue par un grand vent qui faisoit que l’eau sembloit ensevelir l’ homme et le cheval dans les ondes sans toutefois luij apporler aucin dommaqe’.

Vroeger konden de duinbewoners hun akkers zeer vruchtbaar· maken, om de reden dat bijna allen twee of drie koeien bezaten die zonder veel kosten mochten grazen in de grasrijke pannen. Nu zijn deze natuurlijke weiden grotendeels verdwenen ten gevolge van de villa’s welke overal in de duinen gebouwd werden. Aldus kunnen de landbouwers hun koeien niet meer voeden. Een gevolg hiervan is dat zij de nodige mest niet meer bezitten, om hun akkers, in de duinen gelegen, vruchtbaar te maken.

Men gebruikt wel scheikundige meststoffen, maar, indien deze de planten doen groeien, verbeteren ze de grond niet. De thans gevormde akkers verbeteren dus maar zeer langzaam, want het is maar door het kweken van konijnen en zwijnen, dat men nog over mest kan beschikken. Voor hen die een paard of een muilezel bezitten is dit heel wat gemakkelijker, maar toch nog onvoldoende voor de bemesting. Weinigen bezitten nog koeien. Het aankopen van stalmest is te kostelijk, en het gevolg hiervan is dat de opbrengst van de duinakkers nu minder belangrijk is dan vroeger.

Uit ‘De Geschiedenis van Koksijde en van de Abdij ter Duinen’ van K. Loppens uit 1927.

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

No Comments

No comments yet. You should be kind and add one!

Leave a Reply

You can use these tags:   <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>