banner
Jan 26, 2025
92 Views
Reacties uitgeschakeld voor Het vervloekte departement van de Leie

Het vervloekte departement van de Leie

Written by
banner

Onze oude vertrouwde staatsindeling, onze bestuursvormen, vrijheden en voorrechten, alles wat ons nog aan het verleden doet herinneren wordt door de sansculotten verbrijzeld zoals het koren onder de molensteen. Op 7 september 1794 verdelen de Fransen ons overwonnen land in vijf gewesten: Brabant, Vlaanderen, Henegouwen, Namen en het land van Luik. Op 15 oktober volgt een aanvullende verordening en is er nu sprake van 10 gewesten. West-Vlaanderen krijgt nu Ieper als hoofdstad. Een maand later wordt er nog verder gesleuteld aan de structuren.

Uiteindelijk wordt ons vaderland op 1 september 1795 voorgoed bij Frankrijk ingelijfd en op republikeinse vorm geschoeid. Zonder ook maar naar taal of volksaard te kijken verdelen onze nieuwe meesters als dwingelanden onze vroegere staten in negen departementen. Elk van hen krijgt een verdere indeling in arrondissementen, kantons en gemeenten. Het Westland met het Vrije en de kasselrij van Kortrijk verschijnen nu plots onder de naam van ‘Département de la Lys’ met Brugge als hoofdstad. Het is daar dat de prefect verblijft.

Elk departement beschikt over een ordewacht van 985 gendarmen waarvan twee derden Fransman moet zijn. Het voormalig Westland, daarna West-Vlaanderen genoemd, kreeg de namen van de arrondissementen Veurne en Ieper, verdeeld in 16 kantons. In iedere gemeente stellen de Fransen een plaatselijk bestuur in functie, een ‘jury’ met een ‘maire’ en een ‘adjoint’. Een burgemeester en zijn adjunct die feitelijk alleen maar goed zijn om de geëiste belastingen te verdelen over de inwoners. Deze nieuwe besturen komen in voege op 10 maart 1798.

Drie maanden later krijgen de landelijke gemeenten ook elk een veldwachter om schade en wanorde te beteugelen. De lening van 80.000 pond is nog helemaal niet uit het geheugen van de mensen verdwenen als de Franse grijpvogels nu al afkomen met hun jaarlijkse grondbelasting. In 1796 moet het departement van de Leie 1 miljoen pond betalen. Een jaar later is dat al haast 4 miljoen. Op 24 september 1796 eisen de Fransen deze belasting al voor het jaar 1797. Dat betekent concreet persoonlijke aanslagen ingevoerd op basis van huispachten, deuren en ramen. Het volk noemt ze ‘kwâ kosten’, ja, de Fransen laten het bijzonder goed aanvoelen dat de Vlamingen nu oprecht blij mogen zijn om tot hun ‘grande nation’ te behoren.

Ons land is overstroomd met een leger bedienden die het ver beneden hun waardigheid achten om de Vlaamse boerentaal te leren. Franse bureelratten van alle soort en slag, Franse gendarmen, Franse ontvangers. Alle bekendmakingen gebeuren in het Frans, net zoals de wetten en de verordeningen. De arme landlieden leren enkel dankzij menigvuldige boeten en straffen de betekenis van deze voor hen vreemde brabbeltaal die hen toegesnauwd wordt. Vlaanderen heeft nu al eeuwen de Spaanse en Oostenrijkse heerschappij moeten ondergaan. Maar deze uitheemse landheren eerbiedigden tenminste onze taal. Ze beschermden ze zelfs. De Vlaamse letterkunde was alom gerespecteerd. Elke stad en de meeste dorpen beschikten over één of meerdere rederijkskamers.

Welk een buitengewone pracht stelden deze gezelschappen toch tentoon tijdens hun feesten en voorstellingen? Dat gebeurde zelfs nog tot na de tijd van Maria-Theresia. Kan daar de reden gezocht worden waarom de Vlamingen zo gedwee het vreemde juk droegen? Hoe dan ook; wanneer in september 1795 het doodvonnis van onze rederijkerskamers en onze taal getekend wordt lijkt het wel alsof alle volksleven stilaan gaat uitdoven. De wet is duidelijk: ‘L’envoi officiel des lois et des arrêtés se fera en Français seulement et un exemplaire Français devra reposer au gresse de chaque municipalité!’. Dat staat te lezen vanaf de 21ste Vendémaire van het jaar 4, ergens in de eerste week van oktober van 1796 als ik goed kan tellen.

Het kan niet missen dat al die Franse dwangwetten wegen op het leven en de moraal van onze voorouders. En daar houdt het allemaal nog niet mee op. In september 1797 vinden de overheersers het nu nodig om de priesters aan te pakken en te vervolgen. De republiek heeft dan al het meeste kerkgoed verkocht. Deftige mensen zijn helemaal niet geïnteresseerd om eigenaar te worden van dat ‘zwart goed’ te worden. Lodewijk Allaeys vertelt dat de oude mensen in zijn tijd nog de naam en toenaam kenden van diegenen die deze uitgestrekte eigendommen voor een appel en een ei hadden aangekocht en toch – het leek wel een straf van God – allen in de grootste ellende en armoede gestorven zijn.

Op 5 september moeten alle openbare ambtenaren, met inbegrip van de priesters zweren dat ze voortaan hun koningdom zullen haten en de republiek trouw zullen blijven. De priesters krijgen welgeteld tien dagen om hun eed af te leggen. Als ze dat niet doen zullen hun kerken gesloten worden en mogen ze zich verwachten aan zware boetes, gevangenschap, verbanningen en het verbod om ooit nog hun beroep in het openbaar uit te oefenen. De priesters van het Westland weten goed genoeg wat hen te wachten staat. Ze hebben het zo vaak gehoord van hun Franse collega’s die naar hier gevlucht waren. Toch vinden ze altijd manieren om aan deze schismatieke eed onderuit te geraken en zelfs hun taak in deze moeilijke tijden uit te voeren.

Dit is een fragment uit Boek 10 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 10
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.