Pietje-krutje en Pietje-kootje

Posted by  info@dekroniekenvandewesthoek.be   in       5 years ago     3627 Views     Leave your thoughts  

Naar aanleiding van mijn stuk over ‘Pieten tember’ van deze week, kreeg ik van Willy Tillie uit Poperinge een stuk toegestuurd dat hij jaren geleden schreef over de ‘Pieten’.

Het is een schitterend stuk dat de liefde voor onze Westhoekse eigenheid in al zijn schoonheid uitstraalt. Jullie moeten heus niet verwonderd zijn dat ik al jaren de grootste bewondering koester voor deze ‘reus’ uit Poperinge.

Bedankt Willy, veel respect!


OVER PIETJE-KADULS EN ANDERE PIETEN

Willy Tillie
Poperinge

Hoe meer je gaat mijmeren over ons dialect in de Westhoek, hoe meer je in bewondering gaat staan voor dat subtiele spel van woorden, spreekwoorden en uitdrukkingen. Onlangs werd me gevraagd of ik misschien kon uitleggen wat een pietje-kadul was. Gretig ging ik in op dit verzoek, maar begon mezelf toch af te vragen waar al die pieten in ons dialect vandaan komen.

Om de achtergrond van de hele pietenhistorie voldoende te kunnen begrijpen, moesten we toch eerst eens onderzoeken hoe het woord piet en zijn aanverwante vormen zich had ontwikkeld.
In de parochieregisters van de 17de en 18de eeuw stellen we vast dat de voornaam Petrus bijzonder populair was in onze contrei­en. Aangezien de pastoor in deze registers (die ca.1796 werden vervangen door de registers van burgerstand) haast altijd de Latijnse taal hanteerde bij het opstellen van geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten, treffen we dus enkel de La­tijnse naam Petrus aan.

Willen we de volkse, zeg maar Vlaamse, varianten kennen dan moeten we beroep doen op de volkslitera­tuur, op sagen en legenden, op verhalen, enz… Al vlug stellen we vast dat een paar eeuwen geleden de volksmens in de omgang het niet had over Petrus, maar wel over Pieter (bv. Pieter de Pensjager), Piere en Pieren (bv. Stouten Pieren, in het spookverhaal van de Poperingse Magdalenakapel) en in mindere mate over Piet. Wel kwam de vleinaam Pietje veel voor, maar of die nog iets te maken heeft met de stamnaam Petrus zullen we wat verder in deze tekst onderzoeken.

We mogen nu niet denken dat Petrus de meest populaire naam was bij onze voorouders. Eeuwenlang was het Joannes (Baptist) die bij de mannen de hitpara­de van de meest gebruikte voornamen aanvoer­de. Ook in het dialect kunnen we daarvan nog de sporen aanwijzen. Denk maar eens aan een gezegde als ‘Dag Jan, wei!’ (We zijn er wel mee! Het ziet er lief uit!), ‘Jan, m’n frak!’ (Ik ben er gerust in!) of ‘De grote Jan uithangen’ (Hovaardig zijn).

Laten we echter terugkeren tot Petrus, want als studieobject in ons dialect is hij veel interessanter. Even voorstellen? PiDe naam Petrus is ontstaan uit het Griekse woord ‘petra’, wat ‘rots’ betekent. De Franse vertaling van Petrus, nl. Pierre, betekent evengoed ‘Peter’ als ‘steen’. De discipel Sim(e)on, de zoon van Jona, ontving de naam Petrus van Christus, toen hij zei: “En Ik zeg u: Gij zijt Petrus, en op deze steenrots (pet­ra) zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten der hel (het dodenrijk) zullen haar niet overweldigen. En U zal ik de sleu­tels geven van het rijk der hemelen. En al wat gij op de aarde zult binden, zal ook in de hemel gebonden zijn, en al wat gij op de aarde zult ontbinden, zal ook in de hemel ont­bonden zijn.” Om de hierboven aange­haalde woorden (Matth.16­,13-19) wordt Petrus beschouwd als de eerste paus. Na hem nam geen enkele paus deze naam nog aan, omdat men geloofde dat een Petrus II de laatste paus en dus ook het einde van de Kerk zou beteke­nen.

Petrus wordt onder verschillende gedaanten afgebeeld. De meest voorkomende attributen (zinnebeeldige kentekens, waaraan men een bepaalde figuur kan herkennen) waren al vanaf de 5? eeuw het boek en de sleu­tels. Het is niet moeilijk om uit de boven­staande bijbeltekst af te leiden hoe hij aan die sleutels komt. Het boek komt veel voor in het volksgeloof en zelfs in de moppen, waar steevast wordt verteld dat de overledene het eerst bij Sint-Pieter komt. Deze heilige, die men dan vaak afschil­dert als een oude man, zelfs een tikkeltje seniel, zet dan meestal zijn bril op en bladert in een dik boek om te contro­leren of je voorbije levenswandel wel toelaat om je in het rijk der heme­len toe te laten.

Vanaf de 16de eeuw, de eeuw van de reformatie, werd de positie en de geloofwaardigheid van de paus sterk in vraag gesteld. Petrus was op dat moment een welgekomen figuur om hem als paus, in typisch pauselijk ornaat en met een tiara, voor te stellen.

Vanaf de 17de eeuw, de eeuw van de barok, wordt hij bij voor­keur uitgebeeld als martelaar of als boeteling. Als martelaar stierf hij de kruisdood, maar omdat hij zich onwaardig achtte om dezelfde dood te sterven als zijn Meester, liet hij zich kruisi­gen met het hoofd omlaag. Omdat de barok in de kunst vooral een flamboyante uiting is van de contra-reformatorische (anti-protestantse) ideeën, is het niet te verwonderen dat Petrus ontelbare keren als boeteling op biechtstoelen een plaats krijgt naast Maria Magdalena. Het sacrament van de biecht werd door de leer van Luther en Calvijn zomaar onder de tafel geveegd. Petrus werd de ideale figuur om te wijzen op de rouwmoedige zondaar. Bij het boetetafereel ontbreekt de haan niet, die herinnert aan het feit dat Petrus tot driemaal toe zijn Meester verloochende. “En Petrus herinnerde zich het woord van Jezus: Voor de haan kraait, zult ge Mij driemaal verloochenen.” (Matth.26,75)

De heilige Petrus wordt doorgaans samen met Paulus gevierd op 29 juni. Paulus werd, wellicht door het samenvieren van deze twee heiligen, een minder populaire naam, tenzij je doet als de ouders van de grote Antwerpse schilder Rubens en je kind als Petrus Paulus laat dopen.

De overstap van de Latijnse Petrus naar de Vlaamse Pieter, m.a.w. de overgang van de e-klank naar de ie-klank, is een veel voorkomend verschijnsel bij leenwoorden (dit zijn woorden die ontleend zijn aan een andere taal maar die sinds eeuwen in het Nederlands zijn ingeburgerd, zodat je nog moeilijk hun oorsprong vermoedt) die uit het Latijn werden overgenomen. We moeten maar eens vergelijken met het Latijnse ‘remus’ dat in het Nederlands ‘riem’ (om te roeien) werd, ‘speculum’ dat ‘spiegel’ werd of ‘brevis’ (kort) dat ‘brief’ werd.

Het komt zelden voor dat in het Vlaamse dialect de Latijnse vorm Petrus wordt gebruikt, tenzij in de zegswijze: “Hela Petrus, waar ga je tè?”, waarin Petrus wordt gebruikt als een algemene naam, met een licht ironische ondertoon, die je op iedere manspersoon zou kunnen toepassen.

Vreemd is wel dat de zegswijzen waarin Pietes, Piet of Pietje is opgenomen haast alle wijzen op iets negatiefs, in het slecht­ste geval op de dood. En toch … de Pieter-figuur is nooit echt kwaadaardig of misdadig, integendeel ze is eerder ondeu­gend met een sympathieke ondertoon.

Zwarte Piet
Je kunt het best deze gespleten persoonlijkheid ontdekken in de figuur van Zwarte Piet. Hij is toch bij uitstek de man die bij de kleuters het ene moment een schrikwekkend beeld op­roept, maar het andere moment een guitig, plaagziek personage kan zijn. Heb je je ooit afgevraagd hoe die angstaanjagende figuur in onze folklore is binnengeslopen?

Hoewel de meer historisch gerichte volkskundigen van vandaag enigszins twijfelen of er een relatie bestaat tussen Sinter­klaas en het zeer oude volksgeloof, zagen hun vroegere colle­ga’s in de figuur van Sint-Nicolaas een ver­chris­telij­king van de Ger­maanse opper­god Wodan, die op zijn ros Sleipnir het zwerk doorklief­de. Daar in de christelijke denkwereld de oppergod het goede beloont en het kwade bestraft, was Sint-Nicolaas de ideale figuur als beloner van het goede, vergezeld door Zwarte Piet, de bestraf­fer van het kwade, die ermee dreigt de ongehoorzame kinderen met de roede af te rossen of die in een zak te ste­ken.

Sommige onderzoekers van oude volksgebruiken menen dat met de figuur van Zwarte Piet oorspronkelijk de duivel, zwart van het roet van de hel, bedoeld werd. Het goede had, in de persoon van de Sint, het kwade overwonnen en de duivel tot zijn knecht gemaakt.

Een viezen Pieren.
“Je moet ervoor opletten, ’t is een viezen Pieren!” Een ‘vie­zen Pieren’ wordt in twee betekenissen gebruikt. In de eerste plaats wordt er een persoon mee bedoeld die geen gemekkalijk karakter heeft. Andrzijds kan men deze woordcombinatie ook aanwenden om te wijzen op een ‘rare’, iemand waarvoor je op je hoede moet zijn, wil je niet bij de neus worden genomen.

Piet, Jan en Klaai
“Je moet goed weten dat Piet, Jan en Klaai hier niet alle dagen moeten komen.” Met zo’n zin noemt men niemand bij naam, maar worden in één adem alle ongewenste bezoekers bedoeld.
Het komt ook wel voor dat dit drietal in een andere volgorde wordt genoemd, nl. Jan, Piet en Klaai. Klaai is een dia­lectische variante op de naam Klaas. Die wordt ook nog gebruikt in zinnen als: “’t Is een rare Sinte-Klaai” (Je kunt zijn vreemde wijze van doen niet goed begrijpen) of “’t Is een taarteklaai” (Een dwaaskop met weinig ver­stand en weinig karakter).

Piet boven Jan
“Hij is weer Piet boven Jan” wil zeggen: hij is weer fris en gezond; het gaat hem weer voor de wind, vooral financieel.

Hij heeft piet gehad.
“Hij heeft piet gehad, heel zijn auto was dubbel, maar hij had niets.” Hij heeft veel geluk gehad of zoals men dat zo sappig kan zeggen: “Hij heeft een ‘kaart’ (kwartier) chance gehad!” Ik vermoed dat ‘piet hebben’ een moder­ne zegswijze is, die meestal door de jeugd wordt gebruikt.

Pietje de Dood
Pietje de Dood is een woord waarmee in de eerste plaats de dood wordt verpersoonlijkt. Alweer stellen we een soort dua­lisme vast. Enerzijds is er het gruwelijke beeld van de dood en anderzijds is er die vrolijke vriendelijke ondertoon van de ver­kleinvorm.

In een zin als “’t Is lijk Pietje de Dood” wordt verwezen naar iemand die zeer mager is. Men zegt ook wel: “Hij ruttelt (rammelt) in zijn kleren”, waarbij wellicht allusie wordt gemaakt op het rammelen van de knoken van een menselijk ge­raamte. In dezelfde sfeer wordt ook gezegd van een mager mens: “’t Is lijk de dood op geitepoten.”

Ik heb Sinte-Pieter gezien.
Als iemand zegt: “Ik heb Sinte-Pieter gezien”, dan bedoelt hij daarmee dat hij op sterven lag, maar dat hij als door het oog van een naald is gekropen en er weer bovenop is gekomen.
Deze zegswijze kadert perfect in de vele moppen en verhalen die er over Sint-Pieter als portier van de hemel worden ver­teld.

Sinte-Pieter
“Mag ik eens je Sinte-Pieter hebben om de deur open te doen?” In deze zin is een Sinte-Pieter een sleutel. Hiermee wordt allusie gemaakt op de vele voorstellingen van Sint-Pieter die volgens de bijbel de sleutels van het hemelrijk bij zich heeft.

Sinte-Pieterspenning
Sinte-Pieterspenning is een begrip dat de jongeren niet meer kennen. Het is sinds eeuwen een ‘vrijwillige’ gift tot onder­steuning van de paus, waardoor voor een deel de kosten worden gedragen, die aan het bestuur van de Kerk verbonden zijn.

Pieteren
“Je moet maar opletten dat je niet gepieterd zijt!” Met deze zin wil iemand ervoor waarschuwen dat je je niet mag laten bedriegen. Eerlijkheidshalve moeten we eraan toevoegen dat we het woord ‘pieteren’ toch maar zelden horen gebruiken.

Pietje-kadul
Een pietje-kadul is een pannelap, waarmee je de hete potten van het vuur afneemt. Een ietwat harderklinkende variante is ‘pieten-kadul’, vooral gebruikt in omstandigheden waarbij je heel dringend vraagt om je die pannelap aan te geven.

L.W.Schuermans, een geestesgenoot van onze Deken De Bo, no­teert in zijn ‘Algemeen Vlaamsch Idioticon’ (1865-1870) dat een pietje-kadul in Poperinge ook ‘een goedaardig manneken’ betekent. Volgens hem zou ‘kadullig’ in Poperinge ook de betekenis hebben van ‘goedaardig, te goed’ (in het Frans: bonasse). Deken De Bo meent dat ‘kadul’ twee betekenissen heeft. Een kadul is in de eerste plaats een ‘zoetaardig en bevallig kind, dat veel of dat geern gekaduld wordt’. Daarbij vergelijkt hij het woord met het Engelse ‘doll’ of pop. Ten tweede, een kadul kan ook wijzen op ‘gestampte aardappels gemeenlijk met zurkel gestoofd’, blijkbaar een van die gerechten die in de vorige eeuw als ‘gezonde boerenkost’ wordt omschreven.

Maar wat betekent dan het werkwoord ‘kadullen’? Volgens De Bo is het een synoniem voor ’troetelen, bekukkelen’, dat eventu­eel ontstaan is uit het werkwoord ‘kullen’. Hierbij verwijst hij naar het oude Engelse werkwoord ’to cully’ of iemand op een gemene manier bedriegen.

Ons dialectwoord ‘kullen’ heeft een veel vriendelijker beteke­nis. Als je iemand ‘kult’ bedrieg je hem wel, maar het is eerder een spelend plagen. Wellicht zullen er maar weinigen vermoeden dat het speelse ‘kullen’ een synoniem is van het vulgair klinkende werkwoord ‘kloten’. Een ‘kul’ is een bal, een bol, een knikker, meer bepaald een teelbal of een kloot. Het is een woord dat de Vlamin­gen al tijdens de middeleeuwen gebruikten en dat we nog in zijn oorspronkelijke betekenis aantreffen in de uit­drukking ‘kul over koente’.

Het zou boeiend zijn om eens te achterhalen hoe ‘kullen’ een meliora­tieve (meer gunstige) betekenis heeft gekregen en hoe ‘kloten’ een pejoratieve (ongunstige) betekenis heeft gekre­gen, die ‘plat is en slechts gebruikt bij onheusche lieden’, zoals De Bo het formuleert.

Pietje-kwik
Een Pietje kwik is een levendig kind, dat nooit stil zit. In de Westhoek zegt men: “’t Is een doende.”

Pietje-pek
Oorspronkelijk is een Pietje-pek een duivel. Als klein kind werd je soms gewaarschuwd: “Je moet opletten, hoor, of Pietje-pek gaat komen.” Pek of pik is een zwarte, kleverige substan­tie, die achterblijft als men teer destilleert. Het woord wordt veel gebruikt in samenstellingen om de zwarte kleur nog te accentueren, zoals in pikzwart en pikdonker.

It supplements your body viagra ordering with important nutrients and improves your efficiency. Making cialis generico in india unica-web.com use of Kamagra Fizz a male may respond to erotic activation within a sex experience. Practitioners, during an observation, saw cheap cialis no prescription working to increase blood flow. Acai Berry Increases Longevity Acai fruit is also known to order cheap viagra improve other physiological conditions as well, but the main reason is poor blood flow to the penile region.

Wie herinnert er zich nog het rijmpje?
Pietje pek
zat op ’t hek (variante: op ’t vertrek)
met een uil
in z’n bek.
Maar een Pietje-pek wordt vooral gebruikt om een klein ondeu­gend kind op een vergoelijkende manier aan te wijzen. Zo’n kind kun je ook wel een ‘hellepek’ noemen.

Pietje-fernynt
Een Pietje-fernynt is een sluw, geslepen ventje (zowel jong als oud), waarvoor je moet opletten. De vergelijking met het ‘fernynt’ (venijn, gift) is zeer treffend als we bedenken dat ‘fernynt’ de dialectische bena­ming is voor kleine, vervelende of boosaardige beestjes, die zich aan groenten of bladeren te goed doen.

‘Fernynt’ wordt ook gebruikt om een gevoelen van erge pijn uit te drukken: ” Ik heb daar een plekje in mijn rug, ’t is fer­nynt.”

Pietje-pak-het-al
Een Pietje-pak-het-al is een ‘voorbatigaard’, een egoïst, bijv. iemand die aan tafel zich het eerst en het best bedient, zonder met zijn tafelgenoten rekening te houden.

Pietje-doet-het-al.
Een Pietje-doet-het-al is een ‘klawier’, iemand die dag en nacht werkt.

Pietje-kuloore
Wie een ander graag fopt of beetneemt noemen we wel eens een Pietje-kuloore.

Pietje-krutje
Een Pietje-krutje wordt gegeven als vleinaam aan een kind of aan een geliefde. Het woord ‘krut’ staat voor een klein kind­je. De ene keer wordt het gebruikt om te liefkozen, de andere keer om iemand te minachten. Het ‘krutschooltje’ is daar een duidelijk voorbeeld van.

Pietje-kootje
Pietje-kootje is een andere vleinaam die tussen geliefden wordt uitgewisseld.
Of het woord ‘kootje’ een verkleinvorm is van ‘koo’ kon ik niet achterhalen. Vreemd genoeg kon ik ook nergens een verkla­ring van het woord ‘koo’ (bijv.: “’t Is een koo” of “’t Is een domme vent”) aantreffen. Wie kan helpen?

Pietje-zjuuste
Iemand wordt een Pietje-zjuuste genoemd als hij wil dat alles correct is of volgens de voorgeschreven normen.

Pietje-contrarie
Een Pietje-contrarie is een vervelend ventje dat zoals het woord laat vermoeden altijd tegendraads is in zijn denken en doen.

Pietje-keuntje
Een Pietje-keuntje is de populaire benaming van een winterko­ninkje (Lat. Anorthura trogladytes).

Pietje-vogeltje
Een Pietje-vogeltje is een vleinaam die door kinderen wordt gebruikt om om het even welke vogel aan te duiden.

Pietje zit in de chance.
Wanneer iemand ‘wel vaart’ of iets krijgt wat hij niet had verwacht, zeg je wel eens: “Pietje zit in de chance!”

Pietje zit in de leute.
Wanneer iemand zich amuseert zegt men soms: “Pietje zit in de leute!”

Pietje-dien
Pietje-dien is een raadselachtige figuur; het kan om het even wie zijn. Meestal wordt Pietje-dien erbij gehaald als een kind je vraagt: “Wien?” en als je er geen concreet antwoord op wil geven. Er bestaan verschillende varianten.

Wien?
Pietje-dien met een gatje in z’n knieeën.

Wien?
Pietje-dien met haar op z’n knieën.

Wien?
Pietje-dien, heft z’n steertje op je gaat z’n holletje zien.

Pieten
Eén enkele maal hoorde ik iemand in onze streek zeggen: “Hij moet met niets inzitten, hij heeft pieten genoeg!” Het is duidelijk dat ‘pieten’ hier staat als synoniem van ‘geld’. Zou ‘pieten’ dan op een of andere manier iets met geld kunnen te maken hebben? Zouden er bijvoorbeeld munten bestaan hebben met een voorstelling van de H. Petrus en die in Vlaanderen in omloop waren?

Volledigheidshalve willen we nog een stelletje ‘pieten’ aan deze lijst toevoegen, hoewel ze niets gemeen hebben met Pe­trus, Pieter of Piet.

Een piete
In de Costumen van Poperinge lezen we: “Weghen ende straeten behoorlijck te vermaken, pieten ende jock-weghen open te doen, water-loopen te suyveren.” Een piete is een brug die men over een beek slaat met twee balken, bedekt met plan­ken, indien de noodzaak zich voordoet. Het is dus geen blijvende brug, maar wel een houten constructie die men tamelijk vlot uit elkaar kan nemen en terug in elkaar kan steken. Pieten werden vooral gebruikt om bijv. het vee naar of van het weiland te brengen, het hooi naar de hoeve te voeren. De ‘Hooipiete’ is nu nog de naam van een café, die verwijst naar een plaats langs de IJzer tussen Renin­ge, Pollinkhove en Lo waar regelmatig zo’n piete werd opgesteld.

Een onnozele, een rare piet
Wellicht hoorde je wel eens zeggen: “Onnozele piet, zwijgt en laat verstandige mensen klappen!” Maar je zal zeker nooit vermoed hebben dat je op dat ogenblik een zeer banaal woord hoorde gebruiken. Deze ‘piet’ komt eigenlijk van het verouder­de woord ‘pijt’ (Lat. penis) of zoals De Bo het om­schrijft: ‘schacht van dier of mensch’.

Een hoge piet
Een hoge piet is een invloedrijke persoon. In dezelfde beteke­nis, nl. een persoon, vinden we het woord ook terug in samen­stellingen als ‘slunsepiet’ (voddenkoopman) en ‘zwijnepiet’ (varkenshandelaar).

De eerste piet van ’t regiment.
In soldatenkringen werd onder deze benaming verwezen naar de 1? sergant van het regiment.

Als uitsmijtertje kunnen we nog een fragment (?) van een liedje geven waarin een zeker Pietje Perluntje de hoofdrol speelt. Wie kan dit liedje vervolledigen?
Pietje Perluntje
zat bij ’t viertje (vuurtje)
met zijn kindje
al op zijn schoot

En tenslotte nog dit … Mijn grootmoeder vertelde me eens dat er, toen ze een jaar of achttien was, een jongen kwam ‘rynke­vylen’ (het hof maken). Hij had een spraakgebrek en zo al keuvelend over koetjes en kalfjes zei hij plots: “Ja, ja, je moet altijd voor d’n boer z’n piet staan.” Mijn grootmoeder vroeg enigszins verbaasd wat hij daarmee bedoelde. “Wel,” zei hij, “dat je altijd moet zorgen voor het profijt van de boer.”

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

No Comments

No comments yet. You should be kind and add one!

Leave a Reply

You can use these tags:   <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>