banner
nov 27, 2024
145 Views
Reacties uitgeschakeld voor Stoelgeld

Stoelgeld

Written by
banner

Op 1 november 1788 is in Wervik de buitengewone mode van het geld vragen voor de stoelen in de kerk voor de eerste keer in gebruik genomen. De stichters van deze verstrooidheden in het huis van God waren Carolus Gheerbrand, Franciscus Paret, Benedictus Paret en Pieter-Augustinus Caulie die de kerkmeesters waren. En de pachters waren Emanuel met zijn broers en zusters tezamen die de rechten voor de som van 103 ponden per jaar gehuurd hadden. Al de banken waarmee de kerk begiftigd was hebben de vier vermelde kerkmeesters gemeend van af te breken uit de kerk ten opzichte van meer profijten te realiseren. Maar de wijze en voorzichtige heren van het Frans gebied hebben in dit slecht voornemen niet willen toestemmen om welke reden ze dan ook in de kerk zijn blijven staan.

In de novembermaand is er een droevig ongeval gebeurd. Een oude ijzerhandelaar of zoals men gemeenzaam zegt een ‘pateelman’ werd tussen Ploegsteert en Nieuwkerke aangevallen. Hij heeft zijn aanvaller een slag met zijn stok toegediend waardoor die kwaadwillige doodgevallen is. Daarop is de pateelman weggelopen. Als hij nu ongeveer een half kwartier gelopen had kwamen twee marechaussees hem tegemoet en ze vroegen hem waarom hij zo liep. Hij vertelde hen over de gevaarlijke ontmoeting die hij had gehad.

Maar ze wilden hem niet geloven en lieten hem terugkeren naar de plaats waar hij de kwaadwillige deze slag gegeven had. Daar aangekomen zijnde vonden ze deze persoon nog op de grond. De marechaussees hebben de dode gevisiteerd en bevonden dat de pateelman de moordenaar moest geweest zijn. Op het lijk vonden ze een ‘schuifelink’ waarop ze hebben geblazen, en op dit blazen zijn er tien of twaalf mannen uit het bos gekomen. Toen de marechaussees dit zagen zijn ze op hun paard gesprongen en lieten ze de pateelman in hun handen vallen, de man is daar op een wrede manier van het leven beroofd.

December 1788. Er is hier een grote koude ontstaan die de hele maand geduurd heeft. De winter heeft zulke grote armoede doen ontstaan in alle provincies dat het haast niet te beschrijven is. Men heeft als vaste waarheid vernomen dat er omwille van het verbod om te bedelen er bijna een grote volksoploop gebeurd is. Ware het geen zaak geweest dat het niet toegestaan werd. Een vrouw had aan de deur van een rijke man om een aalmoes gevraagd en deze heer had ze binnengroepen en haar behoorlijk eten en drinken aangeboden en ondertussen heeft hij de pandoeren (= Oostenrijkse soldaten) van de stad ontboden en deze vrouw naar het gevangenhuis doen leiden, waarom deze man hier niet langer kan genieten van een goede reputatie. Daar zijn in Rijsel in een parochiekerk alleen al 4.000 arme mensen bevonden geweest.

De pastoor, zijn kapelanen en de heren van het magistraat zijn rondgegaan naar alle treffelijke burgers en ze hebben 2.000 halve stukken opgehaald. In Komen werden een vrouw met haar kindje van acht dagen oud dood versteven teruggevonden.

Dit is een fragment uit Boek 10 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 10
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.