Tussen Woemen, Eessen en Dixmude staat in de 13de eeuw een vrouwenklooster dat de naam […]
Al vijf eeuwen zijn de Romeinen heer en meester over België. De Frankische vorst Claudion, […]
In 1551 ontstaan er nieuwe moeilijkheden in Nieuwpoort. Terwijl Yde en Vloedgad onder de jurisdictie […]
Rond 1040 komt graaf Herman aan de macht in het naburige Henegouwen. Deze afstammeling van […]
De graaf van Vlaanderen is niet vergeten dat de Noormannen hun troepen in 861 hebben […]
Om Poperinghem efficiënt te besturen, vaardigt de abdij van Sint-Bertijns een ‘prepositius’ af. Een proost. […]
In 1147 is de plek al uitgegroeid tot stad. Voor wie er woont en zich […]
In 842 spoelen de Noormannen via het Friese Katwijk de Morinische kustlijn binnen. De pagi […]
Op 20 augustus 1304. De stank van de rottende kadavers op de Pevelenberg is niet […]
We dwarrelen met onze geest naar Vlamertingahem. We horen er dat op acht kilometer van […]
Terug naar de periode 940-960. De Bevere heeft als burggraaf van Dixmude inderdaad een beperkte […]
De wonderbare kaars van Atrecht en O.L. Vrouw van Groeninge Naast het wonderbeeld van O.L. […]
Anno 1776, op de 20ste augustus, is zijn hoogwaardigheid Felix De Wavrans, met mijnheer de voogd Carton en de fiskaal van Brussel naar de koninklijke abdij van Mesen gereden om bij opdracht van onze koningin van Hongarije al de religieuze nonnen af te danken.
Wanneer Mommolien, Berten en Ebertram hun klooster van Luxeuil (Haute Saone, Frankrijk) verlieten om Omaars te gaan helpen in het prediken van het evangelie aan de Morinen, kregen zij van deze het goed Sithiu toegewezen, dat Adroald aan Omaars geschonken had.
Poperinge heeft met de nodige moeite de periode van de beeldenstorm overleefd. Tijdens de tweede helft van de 16de eeuw schudt en beeft Vlaanderen in elk geval op zijn grondvesten.
Het Vrijbos Wat heden overblijft van het zo beruchte Vrijbos, is maar een schim van hetgene het vroeger was. Eeuwen geleden besloeg het een oppervlakte van meer dan 6000 hectare.
In december 1979 mocht ik in het Vatikaans Archief enkele gegevens ontdekken die voor de geschiedenis van Sint-Sixt belangrijk bleken te zijn. In de jaren 1390-1393 is de Ontvanger van de pauselijke Taksen voor de Kerkprovincie van Reims, Jean de Champigny, op toer in de noordelijke bisdommen van zijn ruim gebied.
Den Boerenkrijg der westersche parochiën gelegen tusschen Yper, den Yperlé, den Isser en Vrankrijk, tegen de Franschen of Carmagnolen door Carolus De Rache, Krombeke.
Jan IV (1383-1388). Sanderus en de schrijvers van de ‘Gallia Christiana’ vermelden de man niet eens, maar toch zijn er twee stukken die naar de nieuwe proost verwijzen. Uit welk gat hij vandaan komt, weten ook de schrijvers van de cartularia niet.
De burggraaf van Dixmude is een diepgelovig man. In die tijd geloven de mensen er rotsvast in dat ze met de schenking van geld en voordelen hun hemel kunnen kopen. Diederik VIII van Dixmude doet in elk geval flink zijn best.
Het begon in de herfst van 1578. Op de beroving en openbare verkoping van de inboedel volgde de afbraak en verwijdering van het hout- en metaalwerk van de gebouwen. Met zoveel vlijt dat de onttakeling bijna voltrokken was tegen de winter van 1579.
De Ieperse kanunniken willen niet zomaar de kaas van tussen hun boterhammen laten wegpikken. Op de dagen wanneer er grote plechtigheden doorgaan, hebben ze al de rechten op de opbrengsten.
Zoals bekend, gingen de belangrijkste foren van Vlaanderen door te Sint-Omaars, Dowaai, Gent, Rijsel, Mesen, Ieper en Torhout. Wat aan deze vier laatste steden gemeenschappelijk is, is dat ze pas op het einde der 11de eeuw opdagen en dat ze al van meetaf aan een bloeiende foor bezitten.
Het kapittel eist een vierde van de overlijdensrechten en de begrafenisgelden van allen die op het kerkhof van de broeders wordt begraven. Ze stuiten op een weigering van de Minderbroeders die opwerpen dat de pastoors van Sint-Maarten al hun ding hebben kunnen doen want allen die begraven liggen, hebben een begrafenisplechtigheid gekregen in één van de parochiekerken van de proosdij.
Na zekere tijd kwam Maximiliaan 88, zoon van Frederik III aan het hoofd van ons graafschap Vlaanderen. Maximiliaan kon niet overweg met de oproerlingen. Vandaar bezttingen, boetes, leveringen, kortom al de nadelige gevolgen van een bezetting. Door deze onmenselijke straffen, zoals halsrechting, het heffen van nieuwe belastingen, de waardevermindering van het geld, werd hij door het Vlaamse volk verwnest, vervloekt en gehaat.
Is een eigen kapittel niet de gedroomde plaats om hun kinderen te laten genieten van een gepast inkomen? De opbrengsten (prebenden) verbonden aan een kanunnikplaats zijn uitermate attractief. En dat ze daarbovenop nog een officieel karakter hebben dank zij kerk en staat is al helemaal meegenomen! En de verzekering van het eeuwige zielenheil is natuurlijk een toemaatje van belang.
Walbert heeft al een hele tijd geleden voor Bertinus gekozen als zijn favoriete zielenherder. Hij gaat hem regelmatig opzoeken en verlaat de abdij nooit ofte nimmer zonder eerst de speciale zegen van de abt gevraagd en gekregen te hebben. Toch riskeert hij op een bepaalde dag (hij moet om een of andere reden dringend vertrekken) de abdij te verlaten zonder die zegen. Hij is nog maar pas vertrokken als zijn paard struikelt en hij met een harde smak op de rotsachtige bodem valt.
Immers, naar de beschikbare bronnen is de bekende Ermentrudis van uit Keulen naar Brugge gekomen, en heeft omstreeks 1250 te Sint-Baafs de eerste Clarissenabdij in Vlaanderen gesticht. In de lente van 1256 heeft zij Brugge verlaten om te Langemark een nieuwe abdij, de tweede van haar orde in Vlaanderen, op te richten. Doch op het einde van 1258 of in de lente van 1259 heeft zij die stichting opgegeven en een nieuwe abdij te Rosendale, in de parochie van St.-Jan tussen de eerste en de tweede omheining van Ieper, gebouwd.
Daagt in de geschiedenis op als een grafelijke villa, de ‘villa Mecinensis’. Er was een grote foor, te danken aan de uitzonderlijke ligging. De foren van Vlaanderen gingen door te Sint-Omaars, Dowaai, Gent (de oudste), te Rijsel, Mesen, Ieper en Torhout. Deze vier laatste dagen op tegen het einde van de 11de eeuw. Ze zijn van meet af aan een bloeiende foor. Ze liggen alle vier ten westen van de grote verkeersader van Vlaanderen, de Schelde en vormen een westelijke economische as, parallel lopende met de Schelde en ze hangen eerder af van Brugge dan van Gent.
De transacties en de eigendommen van de holding worden ten persoonlijken titel bevestigd door niemand minder van graaf van Vlaanderen Boudewijn. Het is duidelijk dat éénzelfde familie al eeuwenlang de plak zwaait en zal blijven zwaaien over de hele regio tussen Ieper en Roeselare. Met de komst van het kapittel is er echter één zaak veranderd: de eigendommen zijn ditmaal officieel bevestigd door kerk en staat. De taksen en tienden op alle opbrengsten in de regio worden nu officieel naar de familie van Rolleghem gekanaliseerd. Onder het voorwendsel van het christelijk geloof en onder druk van de eeuwige verdoemenis in de hel.