Er bestaan geschriften die dateren van 877 waarbij de Franse koning Karel de Kale, de […]
5 juni 1588. Pinksteren valt dit jaar op de eerste zondag van de maand en […]
2 juni 1921. We keerden terug naar de streek van Ieper om een bezoek af […]
17 augustus 1930, zondag. Te Ieper werd de eerste steen gelegd van de nieuwe kaaimuur […]
Er bestaan geschriften die dateren van 877 waarbij de Franse koning Karel de Kale, de […]
Anno 1919, op de 11de januari, mijn zus, mijn jongste broer en ik lieten Pittem […]
Anno 1936, op de 26ste maart. Steenstrate. De Ijzer… of eigenlijk de gekanaliseerde Ieperlee slingerde […]
Anno 1914, op de 27ste oktober. Generaal d’Urbal en zijn overste Foch waren ontevreden over […]
Anno 1933, op de 11de november, was het 15 jaar geleden dat er een einde […]
Anno 1932, op de 17de september, zondagnamiddag is er hier op de hofstede Gustaaf Dejonckheere, […]
Uit de krant van 1922 Fopperij Vrijdag werden er alhier briefjes rondgestrooid betreffende een openbare […]
Was de streek tussen leper en Poperinge midden de twaalfde eeuw nog een onbewoonde, eenzame, eindeloze woestenij? Zo beweren de meeste geschiedschrijvers, o.a. Edmond Poullet en Victor Brants.
Op het gehucht Toesel staat een weinig bezijden de weg de herberg ‘De Brouwerij’ bewoond door het huishouden Depauvez-Vangheluwe, zonder kinderen.
‘Trakteren?’, zei Pé, ‘ik wil wel, op voorwaarde dat ik van elk een schone pieper krijg.’
Ieder leenman moest zijn onmiddellijke leenheer hulde bewijzen. Hing een leen van een ander af, zo was het een achterleen.
Jan IV (1383-1388). Sanderus en de schrijvers van de ‘Gallia Christiana’ vermelden de man niet eens, maar toch zijn er twee stukken die naar de nieuwe proost verwijzen. Uit welk gat hij vandaan komt, weten ook de schrijvers van de cartularia niet.
Bij het begin van dit hoofdstuk herhalen we de eerste wetenswaardigheden over onze kerk uit de vroegste tijden:
Men vermoedt dat er al een altaar of kerk bestond in de 9de eeuw. De geciteerde kroniek vermeldt het jaar 857.
De tempeliers hebben in hun bestaan tussen 1128 en 1314 ontelbare sporen nagelaten. Over heel Europa, België blijven op vandaag fysieke en tastbare bewijzen van hun bestaan overeind. De meeste tempeliers zonderden zich af in afgelegen hoeves die door de eeuwen heen de verbeelding van de mensen hebben geprikkeld.
’t En zal maar juiste en wel besteed zijn ook. Waarlijk men moet Boezingse Jannen zijn om zullen beestigheden en meesterstreken te begaan. Maar die olijkaards die zo de puntjes op de i’s willen stellen, waarom hebben ze niet eerste het goede voorbeeld gegeven?
Pieter Vermeersch, een doodbraaf man die langs de Elverdingse kalsijde woont, was zo gevaarlijk ziek dat men het nodig oordeelde hem de heilige sacramenten te moeten toedienen.
Ook Vlamertinge zit verveeld met een peloton Walen onder het bevel van hun wrede kapitein Laparast. Hij heeft trouwens nog een groep ‘pioniers’, arbeiders en genietroepen bij zich. Het bolwerk van de brigade bevindt zich ter hoogte van de kruising van de Lombaardbeek met de weg Ieper-Poperinge, enkele honderden meter voor het dorp van Vlamertinge als je vanuit richting Ieper komt.
Maandag laatst, kort na de noen werd een geweldige ontploffing gehoord. Wat nu? Bij het Sas van Boezinge waren mannen abris aan het afbreken en in hun vrij noenuur sloegen zij obuskoppen af, waarvan een ontplofte. Twee mannen werden op slag gedood en één gekwetst. De lijken werden naar Boezinge overgebracht en in het dodenhuisje geplaatst in afwachting van het parket.
De leeggelopen kust- en Scheldestreek is al vanaf de 4de eeuw deels herbewoond door Saksische groepen die hun Germaanse cultuur en taal met zich meebrengen. Daarvan getuigen de ontelbare Germaanse dorpsnamen die we op vandaag nog kennen. De Salische Franken zelf vestigen zich in de 5e eeuw in het huidige Noord-Frankrijk en Wallonië, vooral rond de steden Kamerijk, Doornik en Bavay.
Met al die willekeur en die afpersmentaliteit is het niet moeilijk dat de moraliteit terugloopt in Ieper. De ‘God ziet u’ bordjes bestaan nog niet en de priesters hebben wel andere interesses dan de geestelijke integriteit van hun onderdanen. Er is amper sprake van nieuwe acquisities tijdens het bewind van abt Pierre. Het zijn blijkbaar moeilijke tijden voor het klooster. De Rubrum registers maken melding van een aankoop in januari 1247. Walter, de abt van Grimbergen, verkoopt aan de Ieperse proosdij alle eigendommen die zijn abdij bezit binnen de stadsmuren van Ieper. Het betreft opbrengsten van meer dan 9 pond afkomstig van verscheidene huizen in de stad en blijkbaar ook deels op de lakenhalle.