Ik dank eveneens enkele van de oudere inwoners die me hielpen het geheugen wat op te frissen, en heel speciaal Martha Brel. Blijven er thans nog twee herbergen voor 602 inwoners (1978), voor de eerste wereldoorlog waren er niet minder dan zesentwintig voor 1009 inwoners (1912) of een café voor 39 inwoners! Men begrijpt al vlug dat geen enkele uitbater met zijn zaak een deftig bestaan kon leiden. Inderdaad, de dorstigen laven mocht dan nog een werk van barmhartigheid zijn: voor de meesten zal de verdienste van de herberg slechts een welgekomen aanvulling geweest zijn van het inkomen als landbouwer, smid, metselaar, slager, schoenmaker, loonarbeider, enz.