Na de dood van Karel de Goede, werd zijn erfdeel door drie prinsen betwist. De Vlamingen kozen de zijde van diegene die het meest bereid was om hun vrijheden te beschermen. Deze drie mededingers waren Willem van Lo, markgraaf van Ieper, wiens vader, Philippus van Vlaanderen, zoon was van Robert de Vrieslander; Dirk van de Elzas, zoon van Gertrudis, dochter van de zelfde Robert; en eindelijk Arnold van Denemarken, neef van de goede graaf Karel.