De eerste Bellebrand was gedaan ten jaren 900, door de Noormannen, die uit Noorwegen, Zweden en Denemarken bij grote menigte jaarlijks gedreven werden om roof te gaan zoeken. Zij vielen binnen in het beste deel van Frankrijk en ook in Vlaanderen. Ze verbrandden, verwoesten en plunderden overal waar ze binnenvielen, zowel kloosters, kerken, abdijen als kastelen, steden, dorpen en alle huizen.
5 november, donderdag. – De nacht is tamelijk kalm. Rond 5 uur doen de Fransen een contreattaque. Het gaat er buitengewoon geweldig, in den voornoen wat min, doch in den. achternoen erger dan ooit. Verscheidene Duitse krijgsgevangenen worden ingebracht en onderhoord in de onderpastorij. Zij vertellen dat de keizer hier op het front is. Kost wat kost moeten zij hier doorboren.
De euforie van de overwinning tegen de Engelsen en de Gentenaars houdt enkele dagen aan. Het duurt nog een tijdje vooraleer de Ieperlingen echt beginnen te beseffen in welke lamentabele toestand hun stad achtergebleven is. In het heetst van de strijd had er niemand enige tijd of aandacht besteed aan de verwoestingen en de vernielingen. Vooral de buitenwijken bevinden zich in een schrijnende toestand.
Vanaf het jaar 1000 blijft trouwens niets zoals het was in Europa. De opinies en de zeden van de mensen ondergaan grondige wijzigingen. Het fenomeen van de steden steekt de kop op. In het prille Vlaanderen zien we hetzelfde gebeuren. De opkomst van onze steden heeft duidelijk zijn oorzaken. Eerst en vooral heeft de Romeinse bezetting die verschillende eeuwen geduurd heeft zowat het eigen cultureel erfgoed gewist. De mensen kunnen niet langer terugvallen op hun oude tradities want die zijn er niet meer.
Volgens wij in ons vorig nummer aangekondigd hadden, geven wij u heden de foto van de prachtig herbouwde kerk van Moorslede. Ze werd heropgebouwd door de heer Verbeure van Sint-Andries, onder leiding van de alom gekende bouwmeester De Pauw van Brugge.
In 1488 is het voor de keizer van Duitsland welletjes geweest daar in Vlaanderen. De gevangenname van zijn zoon kan voor Frederik niet door de beugel. Hij zakt af naar de Nederlanden in het gezelschap van een groot leger met een resem keurvorsten op kop.
Het is de ‘Imperial War Graves Commission’ (Commissie der oorlogsgrafsteden van het Britse Rijk) die het voornemen opvatte op verschillende plaatsen van het front gedenktekens op te richten ter nagedachtenis van de Engelse soldaten die onder de oorlog als ‘vermist’ werden aangegeven en wier lijk nooit werd teruggevonden.
De volgende dag reed ik over de kam, deels met de tank, en nooit zal ik de aanblik vergeten. Ik herinner mij zo goed hoe ik, bij het betreden van een betonnen schuilplaats nabij Spanbroeken, onze grootste trechter, er vier Duitse officieren vond om tafel gezeten – allen dood – getroffen door de weerslag. Zij hadden kunnen bezig zijn met bridge te spelen. Het was een akelig zicht – geen van hen had enige verwonding.
Handgeschreven oorlogsherinneringen van meester Flip Maurice Dehem heeft nog verteld dat hij als een jongen […]