Anno 1178. Ontrent ’t eynde van january is’er zoo overvloedige sneeuw gevallen, dat die schielyk […]
Anno 1144. Dit jaer was wederom zeer rampspoedig door de menigvuldige regens, dog meest door […]
Op 3 juli 1912 rond 4 uur ’s morgens deed Cyriel Saezen, jachtwachter te Oostvleteren, een ronde op de jacht van zijn meester. Eensklaps hoorde hij een geweerschot. Hij ging in de richting van het geknal en zag weldra, op een stuk land een persoon gaan die in de linkerhand een haas en in de rechterhand een geweer droeg.
Na een lange sneeuw- of vorstperiode is de dooi welkom: “me liggen met den dooi”. Maar dat kan ook ironisch in de zomer worden gezegd, om op het minder welkome van de regen te wijzen. De vieze papperige brij van half gesmolten sneeuw doet ons van “ne vuilen dooi” spreken, maar als de dooi zich niet doorzet, hebben we het over “nen (h)alven dooi”. Immers, “nen dooi zonder regen en win(d), en e(s) nie weer(d) dat ie begin(t)”.