We beginnen het verhaal van Zonnebeke ergens rond 10.000 jaar voor het begin van de […]
De schepenen van Ieper hebben in 1215 de immuniteit van de proosdij van Sint-Maartens aanvaard. Zo is er een einde gekomen aan de grove aanvaring tussen de wereldlijke en de kerkelijke machthouders in Ieper.
De transacties en de eigendommen van de holding worden ten persoonlijken titel bevestigd door niemand minder van graaf van Vlaanderen Boudewijn. Het is duidelijk dat éénzelfde familie al eeuwenlang de plak zwaait en zal blijven zwaaien over de hele regio tussen Ieper en Roeselare. Met de komst van het kapittel is er echter één zaak veranderd: de eigendommen zijn ditmaal officieel bevestigd door kerk en staat. De taksen en tienden op alle opbrengsten in de regio worden nu officieel naar de familie van Rolleghem gekanaliseerd. Onder het voorwendsel van het christelijk geloof en onder druk van de eeuwige verdoemenis in de hel.
Met al die willekeur en die afpersmentaliteit is het niet moeilijk dat de moraliteit terugloopt in Ieper. De ‘God ziet u’ bordjes bestaan nog niet en de priesters hebben wel andere interesses dan de geestelijke integriteit van hun onderdanen. Er is amper sprake van nieuwe acquisities tijdens het bewind van abt Pierre. Het zijn blijkbaar moeilijke tijden voor het klooster. De Rubrum registers maken melding van een aankoop in januari 1247. Walter, de abt van Grimbergen, verkoopt aan de Ieperse proosdij alle eigendommen die zijn abdij bezit binnen de stadsmuren van Ieper. Het betreft opbrengsten van meer dan 9 pond afkomstig van verscheidene huizen in de stad en blijkbaar ook deels op de lakenhalle.