’t Woajd lik de vroede bjeestn: het waait heel erg.
Een stout ransel: vrouw die niet op haar mond gevallen is.
Jeed een twien bien buk gedoan: hij heeft iemand beetgenomen.
Giv moa sjette,pulle,goaze: begin er maar snel aan.
Mijn beste lezers en lezeresjes, wat vliegt de tijd toch pijlsnel vooruit. Nog rapper dan een sneltrein! En zeggen dat we terug in de herfst zitten, de tijd van de vallende bladeren en de lekkende neuzen. De tijd waarin moeder de vrouw ’s avonds begint met een warme pull-over te breien voor de komende winter. In mijn huishouden zitten ze allemaal met een verkoudheid, de neusdoeken, gaan ne gang