‘In het jaar 1601 woonde op de parochie Koekelare aan de kant van Eernegem een landsman die geboren werd aan de Leie in Ariën waar hij al zijn eigendommen kwijtgespeeld was. Hier leefde hij armoedig. Twee melkkoeien en hele dagen hard werken volstonden maar net om zijn vrouw en kinderen te kunnen onderhouden.
Ik verslik me haast in mijn ochtendkoffie op 1 mei van het jaar 1447. Seroalius Heyse trouwt met Philipina van den Brouke. De huwelijksmis wordt gecelebreerd in de kerk van Sint-Maarten, waar de toren na storm van 1433 nog altijd in de steigers staat. De zus van de bruidegom wil wel eens een blik gaan werpen in te toren en samen met Seroalius Heyse stappen nieuwsgierig de trappen op om de stand van zaken bezichtigen.
Spreken we dus een beetje over de strengste winters die de mensen ooit hebben geplaagd. Het schijnt dat voor vele eeuwen de gemiddelde temperatuur van de koudste maand van het jaar vijf of zes graden lager was dan tegenwoordig.
In 1006 worden de Vlamingen getroffen door een grote ramp. Een verschrikkelijke pest breekt uit. Alleen al in de stad Brugge sterven er 12.000 inwoners en in sommige plaatsen blijven er onvoldoende levende mensen over om de doden alsnog te kunnen begraven.
Ten jaere 1490 is er door geheel Vlaenderen opgerezen eene schroomelyke peste, van welke binnen de stad Yper, bij duyzende menschen gestorven zyn, wel zy wel 18 naer een volgende maenden gedeurde, zoo dat niet alleenelyk geheel huysgezinnen zyn uytgestorven, maer geheele straeten ontbloot waeren van inwooners.
Een schipbreuk tussen de woedende golven van de zee is wreed; een oorlog, die volk […]
De Dampierres zijn definitief door de mand gevallen Hoe kan je de toestand in Vlaanderen […]