Dat in de middeleeuwen en nog lang daarna lijfstraffen meermaals gepaard gingen met de een andere straf, waardoor de veroordeelde in zijn eer werd aangetast of aan de bespotting van zijn medeburgers prijsgegeven, is algemeen bekend.
’t Droogt hier zoo ongenadig dat de puiden vergaan van den dorst, en heet dat ’t is, brandend heet. De vlasschaards en bloote stoppels liggen hard lijk Judas zijn voorhoofd, op loof zaaien valt niet te denken, en dat is bitter jammer, want de tijd is er.