Ik verhuis naar de 5de januari van het jaar 1477. ‘Deze dag staat in de […]
Anno 810. Dit jaer heeft eene vreeselyke koeypest door geheel ons land gewoed; en uyt […]
Anno 1178. Ontrent ’t eynde van january is’er zoo overvloedige sneeuw gevallen, dat die schielyk […]
Anno 1144. Dit jaer was wederom zeer rampspoedig door de menigvuldige regens, dog meest door […]
Anno 1125. ‘T was ook eerst in den maend mey dat de fruytboomen hebben begonst […]
Anno 1003. In ’t begin van juny en in augustus, geschiede in Vlaenderen groote overstroomingen […]
Hoog tijd om de lotdagen voor 2021 door te geven Januari 2021. Het weer tijdens […]
Ook onderstaand fragment zal te lezen zijn in deel 10 van ‘De Kronieken van de […]
Als Allerzielen zachte begint, volgt er al zere regen en wind.
November is de kleinzeune van september, de zeune van oktober en de voader van de winter.
Oktober nat en koele, de winter zochte en zwoele.
Houd’n de bomen hun blaren lang, wees dan voor een strenge winter bang.
Gift de herfst veel mist en neveldoagen, in de winter zal de sneeuw u ploagen.
Na de lange winter verzuchten de mensen naar de eerste deugddoende lentedagen. Ze zijn er nog schaars en daarom worden ze zo zorgvuldig opgeteld.
Nu mezen en robaers hen honger, koud en durst
Ze kommen ieder dag en pekken e bitje vet
Na de beruchte winter van 1709 is deze van 1739-40 de hardste geweest in de 18e eeuw, en met de langste nasleep van slecht weer en schaarste. In zijn dagboek heeft de Ieperse patriciër en magistraat Guillielmus Josephus de la Tombe het volgende aangetekend over die maanden van ellende.
De winter is nat, winderig en zonder grote vorst geweest. Op 22 februari, dag van de meeste koude was de barometer 7,5 graden beneden 0. De meeste hitte, op 24, 25 en 26 augustus, was 28 graden boven 0.
Men zal zich nog herinneren de schrikkelijke misdaad, gepleegd op de avond van 14 januari, langs de steenweg van Geluwe naar Dadizele, op Delrue, werkman in de gaz te Menen. Deze voorbeeldige werkman, vader van zeven kinders, werd op weg naar zijn huis, rond 7 uur ’s avonds, verraderlijk aangevallen en ’s anderendaags dood gevonden in de sneeuw
Spreken we dus een beetje over de strengste winters die de mensen ooit hebben geplaagd. Het schijnt dat voor vele eeuwen de gemiddelde temperatuur van de koudste maand van het jaar vijf of zes graden lager was dan tegenwoordig.
Wat prachtig weêr, met blauwe lucht
en noorderwind! De leeuwerik zingt
al hoog en nestelt in de vrucht
of ’t grachtengroen, dat ’t land omringt.
Anno 1139. Naer eene langduerige droogte van ontrent twee jaeren, waer door de aerde als versteent was, hebben de beken ende rivieren schielyk beginnen te swellen ende zoo veel water te geven, dat zy de meerschen overstroomen; dog dit belette den hongersnood niet, die, ontrent twaelf jaeren duerende, zeer veel volk wegsleepte.
’t Nazomerken van Allerheiligen en kan voor den winter niet beveiligen. (De nazomer, of S. Michielszomer.)
Sinte Marlijn | vuer en warme wijn!
De misse van sinte Merten brengt ons den winter dikwils herte.
Na een lange sneeuw- of vorstperiode is de dooi welkom: “me liggen met den dooi”. Maar dat kan ook ironisch in de zomer worden gezegd, om op het minder welkome van de regen te wijzen. De vieze papperige brij van half gesmolten sneeuw doet ons van “ne vuilen dooi” spreken, maar als de dooi zich niet doorzet, hebben we het over “nen (h)alven dooi”. Immers, “nen dooi zonder regen en win(d), en e(s) nie weer(d) dat ie begin(t)”.
Na de dooi van de grote vorst heeft de koude blijven duren met felle winden, en de sneeuw die het opkomende en groeiend koren op de landen vernietigde. En het koren, al gerezen tot 34 pond per zak, deed alle mensen beducht zijn voor een aanstaande excessieve dure tijd. Hetgeen aan het magistraat mogelijkheid gegeven heeft om reden de hoofdmannen op te roepen en met hen een bestelling te nemen van een hoeveelheid koren ten koste van stad uit Danzig te ontbieden ten dienste van de eerlijke gemene lieden en voor de armen, met verbod dat de rijken noch de welstellende personen daar niet van zouden genieten. Waartoe den heer voogd 3.000 guldens aan de stad in lening gegeven heeft zonder interest.
Dan zal ik dromen van het zomerland,
Zalig wandelen hand in hand.
Wek niet mijn ziel dan, wandelend uur aan uur
In droomwaranden licht van droom-azuur.