Na de verschijning van ‘eener sterre met eenen steert’ in 874 en andere voortekens van plagen wordt datzelfde jaar verschroeiend droog en onmenselijk heet waardoor het graan op de akkers er totaal opgedroogd bij ligt. Er breekt een nooitgeziene sprinkhanenplaag uit. Precies de achtste plaag van de farao.
Vlaanderen was aan het einde van de 9de eeuw tot het einde van de 18de eeuw een graafschap, waarvan het grondgebied thans gedeeltelijk tot België, Nederland en Frankrijk behoort. Het was verdeeld in ‘Kroonvlaanderen’, en ‘Rijksvlaanderen’. Eerstgenoemde omvatte ‘Vlaams-Vlaanderen’ en ‘Waals-Vlaanderen’.
Dat ze in Nieuwkerke in vroegere tijden geen groot gedacht hadden van hun katholieke priesters kan je zo lezen in onderstaand krantenartikel uit 1887
Ik stap nog maar eens binnen in de ‘Jaerboeken van Veurne en Veurnambacht’. De Engelsen zijn de voorbije maand met 12.000 soldaten de grens overgestoken en hebben lelijk huis gehouden in het Westland.
Woesten De parochie van Woesten was in de oude tijden een groot bos dat toebehoorde […]
Een ongelooflijke inkijk in de oude geschiedenis van het Westland en de ontwikkeling van de parochies in Veurne-Ambacht.
Een goochelaar ( in het Frans ‘escamoteur’), was onlangs op een gemeente in het Veurne-Ambacht. Die heer gaf een buitengewone vertoning in het gemeentehuis waar veel publiek tegenwoordig was.
Eggewaartskapelle is een parochie van goede en vruchtbare landen en bovendien een goede plaats om te wonen. Dat heeft veel te maken met de aanwezigheid van hout en bomen, zo middenin de parochies van het Bloote. Daarom is ze altijd goed voorzien van jachtwild.
Mijn nieuwe kroniek ‘De pubertijd van Veurne-Ambacht’ staat volop in de steigers. De basistekst is geschreven en moet nu nog volop geredigeerd worden tot een sappig stuk tekst. Alvast de opener voor de liefhebbers van ‘De Kronieken van de Westhoek’.
Eggewaartskapelle maakte vroeger deel uit van de parochie van Steenkerke. Maar rond het jaar 1100 woonde daar een rijke ridder, een zekere Egalfridus die daar een kapel stichtte voor zijn gerief en dat van zijn volk.
In 1296 voelt Veurne-Ambacht de politieke malaise aan den lijve als de Fransen de streek aanvallen en alles wat ze onderweg ontmoeten met de grond gelijkmaken.
Onbewust transponeer ik de jongelingen van Veurne die in 1396 naar Hongarije vertrekken in de onwetende waaghalzen die zich anno 2013 naar Syrië begeven om zich daar in een onbekend avontuur te storten. Het leger vertrekt uit Vlaanderen in de meimaand van 1396. Het doel van de reis is om Nicopolis te belegeren. Ik schakel even over op ‘Google Maps’. Mijn Nicopolis in Hongarije blijkt nu Nikopol te zijn in Bulgarije, op de grens met Roemenië. Een afstand van 2.250 km met een reistijd van zowat 24 uur.
Ook Vlamertinge zit verveeld met een peloton Walen onder het bevel van hun wrede kapitein Laparast. Hij heeft trouwens nog een groep ‘pioniers’, arbeiders en genietroepen bij zich. Het bolwerk van de brigade bevindt zich ter hoogte van de kruising van de Lombaardbeek met de weg Ieper-Poperinge, enkele honderden meter voor het dorp van Vlamertinge als je vanuit richting Ieper komt.
Kardinaal Petrus à Colle komt officieel de kruistocht verkondigen en meldt zich ook aan in de Sint-Walburgakerk van Veurne waar hij een groot sermoen afsteekt en de inwoners van de casselrie oproept om in deugd en godvruchtigheid hun duit in het zakje te doen en mee te helpen aan deze goddelijke opdracht. De inwoners van de casselrie Veurne slagen er in een schip gevuld met gereedschappen, goederen en proviand klaar te krijgen om de lange zeetocht naar het oosten te maken.
Maar; het was jammer van het huis des Heren. Ja! Zeer jammer. Deze kerk was op die vreselijke dag ’s morgen nog de schoonste en de grootste van Veurnambacht. Bij het vallen van de avond was ze nog een rokende hoop as.
De tempeliers hebben in hun bestaan tussen 1128 en 1314 ontelbare sporen nagelaten. Over heel Europa, België blijven op vandaag fysieke en tastbare bewijzen van hun bestaan overeind. De meeste tempeliers zonderden zich af in afgelegen hoeves die door de eeuwen heen de verbeelding van de mensen hebben geprikkeld. Het lijdt geen twijfel dat een aantal afgelegen boerderijen door het geroddel van de mensen onterecht aan de tempeliers werd toegedicht.
Alveringem is een van de oudste prochien daar men memorie af vindt. Hier heeft gewoond in het jaar 670 een rijke en zeer machtige ridder, genaamd Adalfridus de welke was zoon van Liederijk De Buk, eerste forestier van Vlaanderen, en was heer van Alveringem en gebieder van alle landen van daar omtrent.
Nieuwjaarsdag is ook ‘lukkedag’ (‘strienen’ of ‘palullen’). Men ‘lukte’ vader, moeder, peter of meter, gepaard met het aflezen, tot aan zijn plechtige communie, van de nieuwjaarsbrief, waarin men goede gezondheid wenste en hiernamaals het eeuwig geluk na een lang leven.
Naadloos en eigenlijk ongewild komen we terecht bij de naam van Veurne. Vier jaar later wel te verstaan. Zo lang is het geleden dat ik me onderdompelde in het eerste deel van zijn oude jaarboeken. Hoewel Veurne natuurlijk ook vrouwelijk kan zijn. Maar dit heeft nu niet echt belang. Enkele weken geleden, eind 2013, kreeg ik een mail van een geschiedenisfanaat die zich afvroeg of ik enig idee had waar de naam ‘Veurne’ vandaan kwam. Nee. Eigenlijk niet. En dat ergert me meer dan ik kan vermoeden. Veurne verdorie. Waar kom jij vandaan?
Het wordt een hard en bloedig gevecht daar op de markt van Veurne. Hoe het zal aflopen lijkt even minder duidelijk, maar diegenen die Ysengrim hebben gevolgd worden tenslotte overmand. Velen sneuvelen. De rest neemt lafhartig de vlucht en dat terwijl hun leider in groot gevaar verkeert. Ysengrim blijft zich dapper verweren maar de overmacht is te groot en hij valt dodelijk gewond neer op de grond. De overwinning is binnen voor de heer van Wulveringem die zich onmiddellijk naar de gevangenis van de burcht begeeft en er Ryckaert of Rijckewaert Blauvoet en de andere gevangenen vrijlaat.
‘T wos e kè è man, en die man adde twee zeuns. Zegt den joenksten van die zeuns ezoo tegen ze voadere: voader! zegt en, gee’ me ’t part van ’t goet, die me toekomt. En de voader deelden ulder ’t goet. Eenigte doagen d’r achter, giink er de joenkste zeune van deure, noa è ver land, woar dat en ol lichte me’ zen ordjes èdoan makte, me’ in slichte kotjes te wareeren.
De Dampierres zijn definitief door de mand gevallen Hoe kan je de toestand in Vlaanderen […]