banner
dec 13, 2019
1999 Views

Jeanne Panne en Mayken Tooris

Written by
banner

Het Nieuwpoortse stadsleven in de 16de en 17de eeuw krijgt veel te maken met toverij en hekserij. Geloof en bijgeloof scheren hoge toppen. Het gerecht in Vlaanderen probeert daarbij kort op de bal te spelen. Zowat in alle westerse landen treedt men scherp op tegen heksen en hun tovertoestanden. Dat is zowel het geval bij de katholieken als bij de protestanten. Dat occulte gedoe ontbolstert zich als een heuse plaag waar vooral mannen en vrouwen van slecht gedragen zich aan bezondigen. Hun bijgelovige en angstaanjagende verhalen gaan er in als zoete koek bij het ongeletterde volk. Van overheidswege moeten ze er wel met de grove bijl op inhakken. Dat beweert René Dumon in elk geval. Elke vervolging in dat verband kan echter niet starten zonder de voorafgaande toelating van de Raad van Vlaanderen die er toch voor kiest om omzichtig te werk te gaan. Een houding die niet naar de zin is van veel plaatselijke overheden in Vlaanderen die erop aandringen om rechterlijke vervolgingen te kunnen inspannen zonder het schoonmoederschap van de Raad.

Pas op 21 april 1608 kent aartshertog Albrecht aan de Nieuwpoort wetheren de feitelijke macht toe om de misdaad van toverij rechterlijk te vervolgen zonder voorafgaand advies van de Raad van Vlaanderen. Het impliceert dat de magistraten de betichten scherp mogen examineren, martelen, hen te verhoren en te veroordelen of vrijschelding te geven aangaande hun abnormale toverpraktijken. Dat resulteert tussen 1580 en 1660 in 28 processen die aflopen met de doodstraf. 11 wegens toverij, 13 wegens hekserij, 2 omwille van betovering van dieren en 2 wegens heiligschennis en godslastering.

Om de lezer een idee te geven over hoe dat zo’n proces verliep haal ik hier het voorbeeld aan van het geding tegen de 58-jarige Jacob Cambier, een fruitkoopman afkomstig van Diksmuide en woonachtig in Nieuwpoort. Een verbijsterend relaas hoe ongelooflijk bijgelovig de wereld toen in zijn gang ging.

Cambier heeft tien jaar geleden God verloochend en een verbond gesloten met de duivel omdat die een druppel bloed uit zijn rechterdij aftapte. De duivel had beloofd om hem onzichtbaar te maken wanneer hij dat maar wenste, samen met een potje grauwe zalf om er zijn gruwelijk ding mee te doen. Daarmee bestreek Jacob met zijn kwade hand en zijn zalf de koeien waarop het vee stelselmatig begon te sterven.

Hij had zeven jaar geleden op een bezemstok naar Oostduinkerke gevlogen en daar het jong meisje Margareta Casteele betoverd in zoverre dat ze samen alle soort van ondeugden met elkaar bedreven. Zijn kwade hand had hij ook gelegd op de zwangere vissersvrouw Maria Anna die daarop een kind baarde met zes vingers aan de linkerhand en één oog in het midden van zijn voorhoofdje.

Cambier was betrapt bokkensprongen te maken met zijn geit Tanne die in zijn kamer sliep en zeker zijn duivelin moest zijn. De beschuldigde had het geld van zijn buurman Jacobs Synaeve in paardenstront doen veranderen met daarna nog enkele andere bezemtochten naar Westende en andere plaatsen. De uitspraak voor zoveel misdrijven is navenant. Jacob Cambier hoort het verdict ongetwijfeld verschrikt aan. Misschien nog even meegeven dat hij bovenvermelde beschuldigingen bekend had, liever dat dan gefolterd te worden op de pijnbank. Ze zullen hem nu naar de markt van de stad voeren en hem levend verbranden. Daarna zal zijn lijk bij middel van een haak naar het galgenveld gesleurd worden en zal hij dienen als voorbeeld van de anderen.

De andere processen lijken er allemaal een beetje op. De beschuldigden krijgen de aanklacht van aangepapt te hebben met de duivel, dat ze van slechte zeden zijn en jongens en meisjes bederven, andere personen in hun eer en integriteit aanranden. En doordat niemand er iets van begrijpt moet dat wel dus het werk van de duivel zijn. Van pedoseksuelen en seksmaniakken hebben ze duidelijk nog niet gehoord.

Het bekendste proces is dat van ‘Jeanne Panne’, geboren Johanna of Jeanne Dedeystere. Geboren in 1593 zal ze op haar zevenenvijftig terechtgesteld worden. Twee jaar later, op 10 februari 1652 is het de beurt aan haar vriendin Mayken Tooris, ook bekend als ‘Nassel’, geboren in Nieuwpoort in 1594.

Jeanne Dedeystere, de dochter van Jan de Deysterdie in Sint-Joris ook al de naam heeft van een tovenaar te zijn, is de weduwe van Jan Panne, de zoon van Joris Panne die heel zijn leven diende als cipier in de gevangenis. Mayken was de echtgenote van Pieter Carton maar ze liet hem in de steek. Beide vrouwen behoren tot de volksklasse, een school hebben ze zelden of nooit van binnenin gezien. Het is in die tijd de gewoonte dat het volk tuk is op de processen die vermoedelijk zullen uitdraaien op de doodstraf.

Een primitieve bevolking die zich als het ware aan platvloers ramptoerisme bezondigt. Als er sprake is van een dergelijk geding in het stadhuis, de zetel van de rechtbank, dan zien we samenscholingen her en der langs de straten om toch maar niets te missen van de stoet die de veroordeelde persoon naar de markt begeleidt. Straks zullen ze allen aanwezig zijn bij de terechtstelling want na de uitspraak voeren ze de terdoodveroordeelde door de Langestraat naar de grote markt, waar het nu verwensingen en vervloekingen regent op de kap van het slachtoffer dat straks zal sterven.

Jeanne en Mayken zullen er in hun jonge jaren vaak zelf van de partij geweest zijn om dergelijke tonelen bij te wonen. Ze weten dan ook maar al te goed wat hen te wachten staat. De brandstapel, het galgenveld. En toch stevenen ze er recht naartoe tijdens hun levens. Jeanne is 21 en Mayken 20 als ze op 11 februari 1614 de opknoping meemaken van de 23-jarige Maraud De Bois, een jongen van hun eigen leeftijd die op het laatste van zijn leven nog met een stenen kan gooide naar cipier Joris Panne.

Mayken leurt met vis. Voor haar blijven de meeste deuren gesloten. Volgens de inwoners bederft ze de jongelingen van de stad met haar zedeloos gedrag. Omdat ik er toch wel het fijne van wil weten ga ik op zoek naar de akte van haar beschuldiging. Lang moet ik niet zoeken; lees maar hoe ik dat oud Vlaamse een beetje in mijn eigen woorden transformeer: ‘ze heeft God verraden en de kerk en de hele santenboetiek serieus in de steek gelaten. Met haar kwade en boze geest was ze de vijand van de menselijke natuur. Ze verkocht haar lichaam 19 jaar geleden aan een puber van zestien die de duivel in persoon bleek te zijn. In ruil voor een mand garnalen krijgt ze een duivelsplek onder haar rechterborst en verkoopt ze haar ziel aan hem. Voortaan zal ze met garnalen en verse vis leuren in de steden van Veurne, Ieper en andere plaatsen.

’s Nachts reed ze naar verluidt rond in een koets getrokken door vier boze paarden. En ze leefde samen met een man die volgens haar eigen getuigenis stonk als een bok. Met hem heeft ze meermaals vleselijke geslachtsdaden had die ingingen tegen elke schroom of gêne en tegen de vrouwelijke eerbaarheid. Ze vloog als een boze geest door de stad en over het kasteelland, danste, fuifde en dronk bier met eerbare mannen. En daarbij vergiftigde ze velen van hen met een teug gebrande wijn. Zo bijvoorbeeld bezorgde ze een vloek aan chirurgijn Joos de Cock. En gaf ze een giftige appel aan het kind van Guillielmus de Man van de Hoogstraat. Vermomd als een koppel kraaien heeft ze het leven van een aantal vissers op zee zuur gemaakt en hun schepen doen zinken.’

Het levensverhaal en de perikelen van Jeanne Panne zijn ook wel de moeite waard om te vermelden. Zij en haar man baten een bakkerij uit in de Sinte-Mariestraat (nu de Recollettenstraat) en produceren tijdens hun huwelijk elf kinderen. Tien van die kinderen zullen een vroegtijdige natuurlijke dood sterven, haar man overlijdt in zijn vijftiger jaren. Jeannes lichaam vertoont allerhande geboorteplekken en zweren. Zo heeft ze een knoest van een rode plek onder haar rechter wenkbrauw. En dus moet ze volgens haar dichte omgeving wel een heks zijn. Na een klacht van de moeder van haar overleden knecht krijgt ze diens dood in haar schoot geworpen nadat ze hem zou bezocht hebben. Op 10 mei belandt Jeanne Panne op de pijnbank. Een onderzoek van haar rode plek toont aan dat die ongevoelig is voor speldenprikken. Het duidelijk bewijs van een duivels stigma is geleverd. Deze vrouw heeft een pact gesloten met de duivel. Na drie dagen van foltering en pijniging legt ze moegestreden bekentenissen af. Op 16 mei 1650 eindigt ze haar menselijke bestaan op de brandstapel. De kosten van haar proces worden vergoed met de verkoop van haar eigendommen.

Zal verschijnen in deel 10 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ (einde 2020)

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *