banner
Jul 17, 2020
1038 Views

Treurspel aan de Leie

Written by
banner

Een goede voorspelling
12 september 1793. Rond 15u begonnen de Fransen sterk op te komen vanuit de richting van Komen, vanuit het oosten rukten ze op tot aan herberg ‘De Jambon’ en zelfs nog dichter. Nog voor ze begonnen te schieten waren de Hollanders hen al tegemoet getrokken en ze boden nu hardnekkige weerstand zodat de Franse ballen geen schade konden aanrichten in de stad. Het schieten hield aan tot 19u. Bijna alle burgers van de stad vluchtten op weg naar Menen, maar op het zeggen van de Hollanders dat ze niet moesten vrezen voor de Nations zijn de meeste Wervikanen naar huis teruggekeerd.

Deze voorspelling bleek de goede want ze slaagden er in om de Fransen terug te drijven richting Komen. Die avond en nacht hielden ze heel secuur de wacht. Maar de volgende morgen stonden de Fransen er weer. Aan twee kanten dan nog, langs ‘De Jambon’ en van op de berg. Ze begonnen van alle kanten hevig te schieten, het was haast niet te omschrijven hoe vreselijk het er aan toeging.

De Fransen rukten zo heftig op vanuit die twee kanten, met naar schatting wel 20.000 soldaten Tezelfdertijd trok er een colonne van ongeveer 6.000 mannen – welke onder het bevel van generaal Hosten over Waasten waren gekomen – nu door de bossen recht naar Geluveld. En dan was er nog een andere colonne die via Halewijn naar Menen op komst was. En terwijl ze Menen bestormden was er nog een groot aantal Fransen die in Wevelgem met pontons de oversteek over de Leie maakten. De Hollanders in Menen moesten zich terugtrekken zodat de Fransen om 9u van de 13de september in deze stad binnen waren.

Ondertussen boden de Hollanders in Wervik nog altijd goed weerstand tegen de oprukkende Nations. De Fransen waren al twee keer met hun batterijen opgelopen maar ze hadden zich telkens moeten terugtrekken. De vijand was er al van overtuigd dat ze zich moet groot verlies van volk zouden moeten terugtrekken, maar van het moment dat een Hollandse koerier in Wervik het nieuws kwam melden dat de Fransen Menen hadden veroverd hebben ze hier de strijd verlaten, hoewel ze de overwinning op dat moment zo goed als binnen hadden. Maar ze waren nu bijna helemaal door de Franse vijand omsingeld.

Diegenen die via Waasten gekomen waren bevonden zich nu al aan de Koelenberg en die van Menen hadden Geluwe al bereikt. En zo zijn de Hollanders van het Wervikse kamp al schietend moeten vluchten tussen Geluwe en de Koelenberg. Hun collega’s die vertrokken waren uit Menen bevonden zich eveneens in de buurt van de Koelenberg om daar de Fransen tegen te houden. De twee compagnies hebben zich samen uit dit wespennest kunnen bevrijden maar dat ging wel ten koste van veel bagage en twintig stukken kanon.

Tussen Menen en Wevelgem
Het grootste treurspel speelde zich bij de menigte burgers die op de vlucht waren met alles wat ze konden dragen. Ze hadden beschutting gezocht in de bossen om daar te verblijven als als het nodig moest blijken van nog verder te kunnen vluchten. Maar al hun bezittingen zijn die dag in het vuur beland en gingen verloren. De mensen mochten zich nog gelukkig achten dat ze hun leven konden behouden. Want, alle lof tot God, ik geloof niet dat er tijdens deze voorvallen burgers doodgeschoten werden. Sommigen waren sneller op de vlucht geslagen en hadden hun belangrijkste en kostbaarste goederen naar de noordkant van Wervik overgebracht.

Hun tuig werd helaas ontdekt door de Nations die de hele wijk daar plunderden. Net zoals dat gebeurde met Menen en Wevelgem, tot waar de Neerbeek in de Leie stroomt en de keizerlijken hun kamp aanhielden. 16 september 1793. Om 14u zijn de Fransen door Wervik geraasd. Ze sloegen de brug in stukken en sleepten het ijzerwerk ervan met zich mee. Twee uur later zijn de keizerlijke geallieerde troepen de stad binnengekomen. En dat was geen verbetering. Die mannen bleken Polen te zijn, de Polackers waren een kwaad en diefachtig volk, met een huidskleur van aarde, zwartachtig, grauw van vel, uitnemend vuil en luisachtig.

Een ander deel van de geallieerden waren Engelse ruiters die in tegenstelling tot de Polackers een schoon en proper volk waren. Ze maakten de voorposten van het keizerlijk leger uit dat zich nu posteerde tussen Wervik en Geluwe en verderop achter Menen en Wevelgem. Vanuit deze kanten werd deze voorpost bij ons dagelijks vernieuwd. Het was hier een dagelijks komen en gaan van rond de duizend mannen.

En ondanks die grote aanwezigheid van geallieerde troepen bleven de Fransen naar goede gewoonte aanvallen plegen. De stad werd tussen de 13de en de 16de september grotendeels geplunderd. Een roofpartij die begon op de 13de om 13u30 en pas eindigde op 16de om 2u30. Tot zelfs in de kerk toe werd het groot portaal ingesmeten en droegen ze enkele pakken weg. Maar dat heeft niet lang geduurd want de Franse rovers werden er weggejaagd en men heeft wachters voor de kerk geplaatst.

Niet zo ver van de Leiemeersen
De keizerlijken hebben niet zo lang hun kamp aangehouden want ze moesten naar Maubeuge verhuizen. Dat betekende natuurlijk dat hun aanwezigheid in en rond Menen danig verzwakte. De Fransen daarentegen begonnen zich aan de kant van Rijsel, bij Marquette te versterken en nu werd er weer dagelijks geschoten tussen beide kampen. Het was een situatie die aanhield tot op de 21ste oktober. Die dag trokken de Nations weg uit Komen om de keizerlijke voorposten de heel godganse dag te gaan bestoken. Pas in de avond zijn ze naar Komen teruggekeerd.

De 22ste stonden ze er opnieuw, maar veel sterker dan daags tevoren. Ze begonnen al om 7u te schieten, zo heftig dat de burgers nog maar eens gingen vluchten in noordelijke richting. De keizerlijken die zo vaak met de Hollanders gelachen en gespot hadden omdat ze de Fransen binnengelaten hadden in Wervik moesten nu hetzelfde lot ondergaan. Al om 9u besloten ze zich uit de voeten te maken. Ze hadden te Geluwe enkele batterijen opgesteld en alles afgewerkt hadden net zoals ze dat gedaan hadden aan de Menense Hogeweg, de Lageweg en eentje niet zo ver van de Leiemeersen en er hun verdediging met 4.000 à 5.000 mannen laten versterken.

Veel zou het allemaal niet uitmaken. Om 15u van diezelfde dag stonden de Fransen al in Wervik van waaruit ze hun kanonnen afschoten op Geluwe. Om 20u viel Geluwe en om middernacht was Menen aan de beurt. Ze zaten nu tot bij Wevelgem op de hielen van de keizerlijken, ja tot zelfs aan de Neerbeek waardoor Kortrijk natuurlijk in grote benauwdheid zat.

Burgemeester Casteleyn houdt voet bij stuk
Wervik zou acht dagen geteisterd worden van de Fransen die er op los plunderden en contributies eisten van wie ze aantroffen. Veel moet dat niet geweest zijn want de meeste burgers en de leden van het magistraat waren op de loop. De gewezen burgemeester Fauvarque zag zich genoodzaakt om ietwat de meubelen te redden. De Fransen eisten en kregen driehonderd zakken graan van Fauvarque. Wanneer ze er honderd zakken extra vroegen moest de stand-in burgemeester ook alweer zwichten, wat kon hij anders doen gezien het dreigement van de vijand dat ze anders de kerk zouden plunderen?

Voor Fauvarque was het enkel proberen wat tijd te winnen tot de terugkeer van burgemeester Casteleyn en de rest van het stadsbestuur. Daartoe schreef hij enkele dringende brieven. In eerste instantie durfde Casteleyn het nog niet aan. Dat liet hij in elk geval weten op de 23ste oktober. Een verontwaardigde Fauvarque drong nogmaals aan waarop Casteleyn dan toch besefte dat zijn prestige op het spel stond en hij best kon terugkeren. De 25ste oktober zagen ze hem terug in Wervik, met bij zich wetheer Lesoing. Gemakkelijk zouden ze het niet krijgen. De Fransen bleven contributies eisen, een eis waar de burgemeester onmogelijk kon op ingaan.

Ze hebben dan de grote en de kleine klok van de kerktoren weggehaald en omdat Casteleyn bleef weigeren hebben ze ook de grote klok laten afzinken tot op de ‘bellinck-kamer’. De burgemeester die snapte dat hij zijn klok definitief dreigde te verliezen trachtte de commandant der Fransen tevreden te stellen door hen een som te overhandigen die min of meer de waarde van de klok vertegenwoordigde. Zo kon de grote klok dan toch blijven staan. Maar ook in de kerk bleven de rovende Fransen zeer gulzig. Acht kandelaars en de sieraden kregen pootjes. Deuren en ramen werden verbrijzeld, ze pikten zonder uitzondering al de zilveren kandelaars, de bloempotten, serafienen, en al het zilverwerk van het hospitaal.

Met daarbij ook al het koperwerk van de kerk. Al dat materiaal hebben ze op vier wagens weggevoerd. Iets wat heel droevig was om te aanschouwen. Bij de nabijgelegen boeren hebben ze het koren van de schelven opgeladen en ermee naar Frankrijk getrokken. De koeien werden door de Nations uit de stallen gehaald. In Wervik alleen al werden er 200 à 300 koeien gestolen. Zonder daarbij de varkens en de schapen mee te tellen, Of de koeien van Capelle-ten-Brielen, Houthem en Komen die ze tijdens deze zeven dagen massaal afhandig maakten. Na die helse week verdwenen ze naar Wervicq-Sud en Komen. De volgende morgen om 3u heeft een keizerlijke patrouille Wervik opnieuw bezet en werd er al weer wacht gehouden aan de brug.

Een stuk lood door het hoofd
Op deze dramatische 22ste oktober, bij het binnenkomen van de Fransen heeft Julianus Saroen heel ongelukkig het leven verloren. De woning van zijn zuster was in brand geschoten en hij was naartoe gelopen om te kijken of hij deze brand kon helpen blussen. Toen hij zag dat er niets meer aan te doen was is hij dan maar teruggekeerd naar de stad. Onderweg is hij op een Fransman gelopen die geld van hem eiste. Na een woordenwisseling heeft deze Nation hem een stuk lood door het hoofd geschoten.

Eind oktober 1793. Na het vertrek van de Fransen begonnen het wederzijds schieten en de overvallen opnieuw. Soms kwamen de Fransen opgedoken uit Komen en drongen ze binnen in de nabijgelegen pachthoven om er alles mee te gristen wat ze konden krijgen, ondanks het feit dat alles hier nog verleden week geplunderd en verwoest was. Maar daarmee waren de Nations nog niet tevreden. Ze drongen nu verder het binnenland in, de kanten van Capelle-ten-Brielen en Houthem, zo ver als het enigszins mogelijk was om er alles te bederven. Achter hun ijver zat echter een problematische toestand.

De voorraden die ze tijdens de afgelopen oogst hadden verzameld in hun centrale magazijnen te Rijsel bleken te groen en te vers geweest te zijn en waren nu al helemaal bedorven. In Komen waar de inwoners altijd veel vrochten aan hun linten en ‘semoysen’ was er geen mens die ook maar een slag werk had. Om de problemen van het klein gemeen wat te verzachten verrichten ze pionierswerk en zo hielden ze zich staande. De situatie bij de molenaars, bakkers, smeden en timmerlieden was effenaf dramatisch. Ze werden allen opgetrommeld voor de oorlog en er was trouwens bij de gewone mensen toch geen geld meer te vinden.

Uit boek 10 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ (verschijnt in oktober 2020)

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *