Wie nu al met ongeduld wacht op het verschijnen van deel 10 van ‘De Kronieken van de Westhoek’, kan al even een fragment lezen uit het boek dat in oktober 2020 in de boekenzaal zal liggen!!
Augustus 1297 was het. De kasteelheren van Broekburg en Sint-Winoksbergen, allebei notoire leliaards leverden hun steden zonder slag of stoot in. De Fransen kunnen daardoor nu ongestoord tot in het hart van de Westhoek binnendringen. Ze kozen de weg naar Haringe. De landlieden van ter plekke waren er in volle paniek met hun goederen gaan schuilen in hun kerk.
Om de dood van enkele van zijn krijgslieden (reguliere plunderaars) te wreken vond Robrecht van Artesië er niets beter op om het gebouw in brand te steken en de landlieden dood te slaan. De Franse opmars in Veurne-Ambacht ging nu richting de Duitse soldaten van Willem van Gulik, een kleinzoon van graaf Gwijde, die al de hele zomer de wacht hielden. Die vreemde soldaten hadden nogal wat overlast veroorzaakt bij de lokale bevolking, de last van een vreemd leger te moeten dragen was niet bepaald gemakkelijk om dragen. Die overlast noopte het magistraat van de kasselrij om het voorbeeld van de burggraaf en de hoogbaljuw te volgen.
Die twee waren ook al overtuigde leliaards en hadden al lang aan de Fransen beloofd van hun wapens op de Duitsers te richten als het op vechten zou aankomen. Bij de Steengracht te Bulskamp was het zo ver. 15 augustus 1297. De Fransen werden eerst nog teruggedreven. Tot in de Vlaamse achterhoede de verraders hun leeuwenvanen wegwierpen en de Franse vlaggen van onder hun kleren trokken en hun Duitse kompanen in de rug vielen.
De moordpartij was huiveringwekkend. Maar liefst 16.000 lijken bedekten de velden tussen Bulskamp en Veurne. Aan Franse zijde was de zoon van Robrecht van Artesië gesneuveld en daar waren de Vlamingen natuurlijk de dupe van. Willem van Gulik viel naast andere Vlaamse en Duitse ridders in Franse handen Robrecht schandaliseerde Gwijdes zwaar gewonde kleinzoon door hem in een ijzeren kooi van stad naar stad te zeulen om hem als Vlaamse trofee te laten uitjouwen. Tot uiteindelijk de dood een einde maakte aan deze crapuleuze marteling.
Ook de inwoners van Veurne waren de pineut van het verraad van hun wethouders. De overwinnaar nam de stad in en vernielde ze met het vuur terwijl de Franse benden er rovend en moordend hun weg baanden. Wat een intrieste pagina uit de geschiedenis werd hier in 1297 toch geschreven!
De leeuw met zijn manen
Toch kwam er een einde aan die dramatische tijd. De Vlamingen droegen eerst het hatelijk juk van de Fransen, betaalden de zware boeten en belastingen en verdroegen de verwaandheid en minachting van de Franse verdrukkers. Maar toen de leeuw met zijn manen schudde en zijn gebrul door heel Vlaanderen hoorbaar werd trokken die van Veurne-Ambacht hun conclusies en namen ze wraak voor al hun lijden. De Veurnenaars vochten dapper op het Groeningeveld, onder het bevel van Staas Sporkin en behaalden de zege op de Fransen. Hun hoofdman werd tot ridder geslagen en aangesteld als hoofdbaljuw van Veurne. De overwinning in Kortrijk maakte een eind aan de slavernij.
De vredesregeling die geruime tijd later volgde legde Vlaanderen echter harde voorwaarden op waardoor er nog maar eens oorlogen op volgden. Een situatie die nog verergerde in 1322 met het aantreden van de nieuwe graaf Lodewijk van Nevers, nota bene een schoonzoon van de Franse koning. Onze eigen graaf die zichzelf bediende van een hoffelijke pracht en praal alsof hij de koning in persoon was. Erger was het dat al die decadentie moest betaald worden door het volk. Zware belastingen die hem alleen maar de vijandschap van zijn volk op de hals haalden. Tot de poorters van Ieper, Poperinge en Cassel hem uit zijn eigen land verjaagden.
Maar daarmee begon een nieuwe oorlog. Nicolaas Zannekin van Veurne had in het Westland 10.000 man verenigd en kreeg er nog 1.000 ter beschikking uit het Vrije. Met deze bende wachtte hij op de Casselberg op de komst van het machtig Frans leger, waar Lodewijk van Nevers in eigen persoon tegen hen zou meevechten aan de zijde van vermoedelijk 100.000 mannen.
Op 23 augustus van 1328 was het Zannekin zelf die de aanval lanceerde maar uiteindelijk het Franse deksel op de neus kreeg. Duizenden mannen uit Veurne, Cassel, Sint-Winoksbergen, Broekburg, Poperinge en Nieuwpoort bleven achter op het slagveld. Cassel zelf werd ingenomen, geplunderd en verbrand. Graaf Lodewijk kwam zo weer in het bezit van zijn land en dat zouden de inwoners wel geweten hebben. Het regende terechtstellingen en verbeurdverklaringen. De stad en de kasselrij verloren hun zo gekoesterde vrijheden en voorrechten. Pas later kregen ze die deels terug.
God in eigen persoon
Na een sprong in de tijd, 300 jaar vooruit, belanden we opnieuw in het Westland dat best wel floreert. Dat is vooral het geval in Veurne-Ambacht. Helaas echter; in 1644 begint een tijd waarvan er wel haast elke dag een of andere ramp of ellendige toestand in onze regionale kronieken beschreven staat. En dat heeft opnieuw te maken met Frankrijk waar een koning regeert die zichzelf laat vereren als een Zonnekoning. Lodewijk XIV denkt van zichzelf dat hij de God van de wereld is. De landlieden uit de Westhoek denken er helemaal anders over. Ze zitten natuurlijk wel geprangd tussen Spanje en Frankrijk. De Spanjaarden hebben er alles voor over om hun grondgebied te behouden terwijl de Fransen ongelukken zouden begaan om het te veroveren.
Tussen 1646 en 1658 wordt Veurne maar liefst drie keer door de Fransen ingenomen. Aangezien het de gewoonte is dat de soldaten hun karige soldij mogen aanvullen met hetgeen ze rond hun kampen kunnen roven zijn het de boeren uit de streek die daar de pineut van zijn. De kronieken hebben het voortdurend over alle soorten van wreedheden, roofpartijen, verwoestingen en brandstichtingen. Door de vrede van de Pyreneeën van 7 november 1659 komt Veurne opnieuw in Spaanse handen. Een magere troost voor de stedelingen die nu door andere en nog meer vreemde soldaten gekloot worden.
De sabel blijft niet lang in de schede. Lodewijk XIV verklaart opnieuw de oorlog aan Spanje en Veurne ziet zich op 12 juni 1667 opnieuw ingenomen door de Fransen. Het verdrag van Aken van 2 mei 1668 schenkt het zuiden van Vlaanderen met inbegrip van Ieper en Kortrijk aan de overwinnaar. Onze Westhoek heet nu plots Frans-Vlaanderen. De Vlamingen ondervinden al direct met wie ze te doen krijgen. De oude gemeentevrijheden verdwijnen, het nieuw wetboek, de ‘Code Louis’ is nu baas. Betwistingen zullen beslecht worden door de hoge raad van Doornik.
Het wordt nog erger als vanaf 1685 de Franse taal verplicht wordt in de rechtspraak. Natuurlijk allemaal bedoeld om onze landaard, onze zeden en gewoonten uit te roeien. De nieuwigheden volgen elkaar op. De eigenaars van vrije lenen, d.w.z. eigendommen die niet aan enige taksen onderhevig waren, krijgen op 2 juli 1680 te horen dat ze elke 10 jaar voor 1 jaar pacht moeten afdragen aan de koning, te beginnen met een inhaalbeweging voor de voorbije 30 jaar. Dat betekent dus concreet: drie jaar pacht in één keer te betalen. Na zwaar protest vanuit al de West-Vlaamse kasselrijen wordt die taks ongedaan gemaakt maar een jaar later vindt Lodewijk dan wel zijn geld bij de geestelijken en op de dis van de armen. De verdrukking van de Vlamingen is zonder meer schrijnend.
De vloek van de Fransen
Ondertussen lopen de Fransen het Vrije en de Vlaamse streken af tot diep in het Land van Waas, rovend, moordend en brandend. Vooral in 1684 is dat het geval. Lees maar wat de chroniqueurs schrijven: ‘honderden boeren werden gevangengenomen en op onmenselijke wijze mishandeld. De Fransen verdienden zeker de naam van christelijke Turken zoals de Vlamingen van die tijd hen benoemden.
Er was geen week waarin er niet een of andere landstreek verwoest en geplunderd werd door de markies van Boufflers. De Gazette de France kondigde aan dat de Parijzenaars met deze veldheer vertrokken waren naar Ieper met 13.000 voetknechten, 6.000 ruiters en paarden en 16 stukken geschut. En dat ze de kleine sterkte van Plassendale hadden ingenomen en vernield. Ze waren de Brugse vaart overgestoken en een van de Gentse voorsteden in de as gelegd. Heel het rijke Land van Waas was op schatting gesteld wat de Fransen zo maar eventjes 1,8 miljoen pond rijker maakte.’
En zo gaat het jaar in jaar uit verder. Uit 1691: ‘de kastelen en boerenhuizen van het Kamerlingsambacht, de streek rond rond Stene, Leffinge en Snaaskerke werden geplunderd en in brand gestoken, de oogsten op de akkers platgetrappeld en de schuren geleegd. De arme landlieden als gijzelaars weggevoerd, mishandeld of doodgeschoten, de vrouwen gruwelijk vermoord. De pen weigert de afschuwelijkheden te beschrijven door de soldaten van Lodewijk XIV gepleegd in ons vaderland.’ Het is duidelijk: de naam van de Fransman is hier in de 2de helft van de 17de eeuw zo gehaat en verfoeid dat ze in ieders oren klinkt als een vloek. Het volk bidt met opgeheven handen om toch maar van die zware gesel verlost te worden, net zoals ze in de 10de eeuw smeekten om bevrijd te zijn van de Noormannen.


