De Vlamingen en vooral de Bruggelingen blijven zich verzetten tegen de deal van Athis-sur-Orge. De graaf blijft veiligheidshalve in Vlaanderen en waagt zich niet meer op Frans grondgebied. Filips de Schone is natuurlijk niet geamuseerd dat de Vlamingen de voorwaarden van de ondertekende vrede niet wensen na te leven. Na heel wat verdere onderhandelingen laat hij de voor Brugge onhaalbare eis om 3.000 van hun streekgenoten uit te leveren dan toch vallen. Enfin, niet volledig, hij maakt er een financiële boete van 300.000 gulden van. Dergelijk bedrag is natuurlijk opnieuw een van de pot gerukte aanspraak. De Bruggelingen blijven echter bij hun verzet: alleen de Rijselse akkoorden van 1 oktober 1304 tellen en ze zelfs bereid om eerder te sterven dan af te stappen van het verdrag van Rijsel.
September 1307. De graaf en de gedeputeerden van de Vlaamse steden worden naar Parijs ontboden om tekst en uitleg te geven of ze nu al dan niet de vrede van Athis zullen gaan naleven. Daar krijgt Filips de Schone voor uitleg dat de Vlamingen het vredesakkoord van Rijsel willen naleven maar dat ze in geen geval gemachtigd zijn om andere afspraken te maken. Voor de Franse koning een perfect alibi om nu de volledige afstand van Rijsel, Douai en Orchies als schadevergoeding op te eisen van de Vlamingen. De onderhandelingen lopen dus verder. Terwijl de eisen van de Fransman dwingender worden groeit de tweespalt tussen de klauwaards en de leliaards dagelijks aan. In Gent en Ieper dringen de Fransgezinde patriciërs er op aan om zich te onderwerpen aan de Franse monarch. Alleen de fiere Bruggelingen die trouwens de grootste slachtoffers van deze onderwerping zouden worden, verzetten zich tegen elke vorm van inschikkelijkheid tegenover de koning.
13 oktober 1307. Massale aanhouding van de tempeliers. Filips de Schone ontbindt zijn duivels ook op andere fronten en daar krijgen Vlaanderen en Brugge ook zijdelings mee te maken. De oorlog met Vlaanderen kost handenvol geld aan de Franse monarch en die heeft in het verleden niet geaarzeld om geld af te troggelen van de Franse clerus. Zijn tekort aan middelen houdt al een hele tijd aan. Filips de Schone is geldzuchtiger dan ooit. Hij heeft zich al eerder bezondigd aan het slaan van valse munten, heeft de Joden al eens beroofd van hun goederen en toch is zijn financiële honger nog niet gestild. Staatkundig gezien heeft hij geleerd diegenen te verzwakken die hij moet vrezen. Zijn leenmannen zijn nu getemd, de steden verarmd. Er rest hem nu nog één strijdmacht, de orde van de tempeliers die onder het mum van het geloof enorme eigendommen bezit en zich als een staat in de staat etaleert, met de trots van zijn degens en zijn rode kruisen.
Een doorn in het oog van de Franse koning die het plan opvat om heel die tempeliersorde te elimineren en daarna zijn bezittingen in te pikken. Hij voert zijn plannen haarscherp uit. De koninklijke baljuws krijgen geheime brieven dat ze op die 13de oktober dienen over te gaan tot een massale aanhouding van tempelbroeders over de hele uitgestrektheid van het koninkrijk Frankrijk. Daarbij krijgen ze duidelijke instructies om direct al hun roerende en onroerende goederen in beslag te nemen, en deze in afwachting van de overdracht aan de koning in verzekerde bewaring te houden. De graaf van Vlaanderen zou al van in 1306 op de hoogte gebracht zijn van zijn plannen met de tempeliers.
Filips de Schone beseft dat onze tempeliers zich aan de zijde van de steden hebben geschaard tijdens de Guldensporenslag en dat hun eliminatie in het noorden moeilijker zal zijn als dat in het zuiden van Frankrijk het geval zal zijn. Het noorden van Frankrijk en Vlaanderen waren zowat het vaderland van de eerste kruisvaarders waar de tempeliers haast organisch hun oorsprong vonden. Godfried van Sint-Omer en verschillende andere ridders legden hier de basis van hun militaire kloosterorde. Godfried bezat in Ieper een groot beluik aan woonhuizen die hij schonk aan ‘de arme broeders van de militie van de tempel van Salomon’. De wieg van de tempelorde in Europa lag ongetwijfeld in Vlaanderen. In 1225 had Johanna van Constantinopel al verklaard dat allen die tot het huis van de tempel te Ieper behoorden vreemd waren aan haar rechtsgezag. Zoals eerder gezegd: de tempelorde groeide als een staat binnen de staat. De voorbije tientallen jaren hebben ze een ontzettend grote macht en invloed opgebouwd.
Daar komt nu op die 13de oktober van 1307 bruusk een einde aan. Bij de krieken van de dag wordt het bevel van de koning ten uitvoer gebracht, overal waar Filips de Schone aan de macht is. Zowel te Ieper als in Parijs. Daarna zal een periode van vergelding aanbreken, schijnprocessen met telkens de brandstapel als exponent. Wie het durft op te nemen voor de tempeliers verdwijnt zelf in de vlammen. Daar kunnen Gozewijn van Brugge, de commandeur van Vlaanderen, Jan van Veurne, Jan van Slijpe en Robrecht van Male over meespreken. Filips de Schone eist en verkrijgt de toestemming van paus Clemens V om de orde te vernietigen.
November 1308. In enkele Brugse abdijen ontstaan grote moeilijkheden tussen de reguliere broeders en de lekenbroeders. Eerstgenoemden beslissen om voortaan geen nieuwe lekenbroeders te laten intreden en dat kan natuurlijk op weinig bijval rekenen. De zorg van de buitengoederen ligt in handen van de boeren en die blijken nu allerhande afspraken te maken in de privé woningen van de lekenbroeders. Daar kunnen de echte paters niet mee lachen. Zo bijvoorbeeld broeder Willem van Saaftinge (de man die meestreed in de Guldensporenslag) van de abdij ter Doest. Die maakt zich vreselijk kwaad en in zijn gramschap vermoordt hij haast zijn eigen abt. Maar die kan de vreselijke slag afweren en raakt enkel gewond. Van Saaftinge doodt daarbij wel de prior van de abdij waarop hij nu halsoverkop op de vlucht slaat naar de toren van Lissewege.
De vrienden van de abt kunnen dat natuurlijk niet ongestraft laten gebeuren en bestormen de toren. Ze zouden de misdadige broeder zeker gevat hebben moest die niet plots de hulp krijgen van Jan Breydel en de zoon van Pieter de Coninck die hem daar aan het hoofd van een gewapende bende uit zijn benarde situatie komen ontzetten. Ze doen dat uit erkentelijkheid voor de dapperheid die hij ooit toonde aan de Groeningebeek. Ze slagen er in om Willem van Saaftinge naar Brugge te voeren. Hier bezorgen ze hem de nodige middelen om weg te raken uit Vlaanderen. Als ik de geruchten mag geloven is de broeder daarna naar Syrië vertrokken waar hij zijn geloof afzwoer.
Historicus Kervijn de Lettenhove schetst in 1865 de bevrijding van Willem van Saaftinge in een heel andere context. Er heerst inderdaad een diepe onrust in Vlaanderen na de onverantwoorde akkoorden van Athis. Men beschuldigt Robrecht van Bethune ervan om de belangen van de Franse koning te steunen. Jan van Namen, de man die aangedrongen had op die vrede van Rijsel wordt nu gelinkt aan een nicht van Filips de Schone met wie hij ook zal trouwen en heeft daarmee zijn kar gekeerd. Onder zijn invloed ontstaat er een uitgebreid verbond van leliaards tegen de macht van de gemeenten. Met de grafelijke baljuws als trouwe vrienden wordt er in de steden gezocht naar de vijanden van de koning en naar diegenen die in oppositie gaan tegen de vrede van Athis-sur-Orge.
In het land van Waas nemen ze zo 25 notabelen gevangen waarvan enkelen aan het kruis worden opgeknoopt of een verbanning oplopen. Blijkbaar zou Willem van Saaftinge op de vlucht geslagen zijn door diezelfde represaillemaatregelen. Hij zou inderdaad omgekomen zijn indien Breydel & de Coninck hem niet uit zijn hachelijke situatie zouden gered hebben. Na zijn bevrijding trekken ze met de broeder zegevierend naar Brugge waar de poorters al terug in de wapens staan om hun vrijheden te beschermen. Die privileges blijken een zeldzaam fenomeen over heel Europa. De Bruggelingen vrezen ervoor dat men hen weer tot de dienstbare staat wil terugbrengen.
Februari 1309. Robrecht van Bethune en zijn jongste zoon Robrecht van Cassel vertrekken nogmaals naar Parijs om te onderhandelen over enkele aanpassingen aan het ‘ondeugend verbond’ van Athis. Ze hebben hiervoor alvast de toestemming van de Gentenaars en die van Ieper op zak. Of tenminste toch die van de rijke poorters van beide steden die een nieuwe oorlog met Frankrijk als rampzalig beschouwen voor hun commerciële activiteiten. De rest van de bevolking, de gilden en de neringen bewaren het stilzwijgen en kijken ongerust de kat uit de boom.
Die toezegging van Gent en Ieper komt er ook maar na een cascade van dreigementen, toezeggingen en giften waarvoor de rest van de steden en gemeenten uiteindelijk voor lijkt te bezwijken. Feit is wel dat Brugge nu helemaal alleen staat in zijn verzet tegen de Fransen. De deadline van de onderhandelingen is 26 maart 1309, conform het akkoord van Athis. Robrecht van Cassel gaat begin maart met de toezeggingen van al de andere steden op zak nog een laatste keer naar Brugge om daar alsnog hun medewerking los te weken. Daar blijven ze rustig tijdens zijn redevoering en vragen ze even bedenktijd om zich te beraden over hun antwoord.
26 maart 1309. De woensdag van de Goede Week. Vandaag zal de Brugse beslissing vallen. De leliaards die eerder naar Frankrijk uitgeweken waren zijn met zijn allen teruggekeerd om de voorstellen van Robrecht van Cassel te ondersteunen. Ze krijgen de steun van de handelslieden en de vissers die alleen maar nadelen ervaren door een eventuele oorlog met Frankrijk. De rest van de neringen luistert naar de stemmen van Pieter de Coninck en Jan Breydel. Ze herinneren de vergadering aan al de opofferingen en de vernederingen opgelegd door dat verdrag van Athis.
Ze hebben geen vertrouwen in de plannen van Filips de Schone die alleen maar de Vlaamse steden wil ontmantelen om dan in een tweede fase Vlaanderen binnen te vallen. De Kortrijkse bloedmeers, het symbool van hun zegepraal zou zeker en vast overgeleverd worden aan de Franse krijgsknechten. Waarom anders zou de Franse koning zelf de keuze willen maken van de dissidenten die hij op verre pelgrimstochten en gevaarlijke ballingschappen wil sturen? En dan die kwestie van de excommunicatie! Hoe kan hij beloven om die schorsing van de hemel op te heffen? Is dat niet de taak van de paus en de bisschoppen? Het is maar al te duidelijk dat Breydel & de Coninck het zaakje niet vertrouwen.
De vergadering lijkt af te stevenen op een nieuwe ronde bloedvergieten tussen de leliaards en de klauwaards. Tot enkele wijze mannen zich opwerpen als bemiddelaars. Er moet een tussenweg bestaan om verdere ellende te vermijden. Ze slepen een deal uit de brand waarbij acht eerbare Bruggelingen naar Parijs zullen vertrekken om nog meer wijzigingen en vooral verzachtingen in het verdrag van Athis te bepleiten. Het Brugse voorstel wordt verrassend genoeg ook overgenomen door de andere steden van Vlaanderen en dat scheelt inderdaad wel een slok op een borrel om als één front te kunnen onderhandelen.
De eensgezinde houding van de steden zet de koning van Frankrijk er eindelijk toe aan om zijn aanspraken wat te matigen. Zijn onbespreekbare eisen waren hoe dan ook onaanvaardbaar voor de Bruggelingen. Al diegenen van Brugge en de andere Vlamingen die misdaden hebben gepleegd tegen zijn persoon of die van de Franse edelen krijgen vergiffenis. Hij neemt voortaan de graaf en het land van Vlaanderen onder zijn hoge bescherming. De jaarlijkse eis voor 20.000 pond wordt vervangen door een eenmalige som van 120.000 pond, te betalen op drie jaar tijd. Daarvoor legt hij een soort van hypotheek op de graafschappen van Rethel en Nevers met daarbij ook nog de heerlijkheid van Bethune. Daarnaast behoudt de koning Rijsel, Douai en Orchies met het onderliggende Waals Vlaanderen als onderpand.
Hij stelt Gent, Ieper, Douai en Rijsel tevreden met zijn toezegging dat ze hun versterkingen mogen houden. Met uitzondering van Brugge hoe dan ook: die wil hij niet gedogen. Voorts vernietigt Filips de Schone al de belastingen die de voorbije jaren opgeëist werden. Op 10 mei van 1309 laat de koning weten dat de Vrijlaten vrijgesteld zijn van de opgelegde boeten omdat ze zich altijd aan de eerste vrede gehouden hebben. Maar daarmee is zowat alles gezegd. De zware schattingen die Vlaanderen nu moet betalen aan Frankrijk komen grotendeels ten laste van het gemeen. Zeg maar de ambachtslieden en het gewoon volk. De adel en de rijke burgerij ontsnappen aan de taksen. Robrecht van Bethune begunstigt de edelen in ruil voor hun steun aan zijn bewind. De klauwaards moeten werken om de aangerichte schade te vergoeden terwijl de leliaards er op toekijken hoe dat gebeurt.
Dit is een fragment uit Boek 9 van De Kronieken van de Westhoekleliaards
klau


