Het kasteel van Veurne, den ‘Burg’, is mogelijk het oudste gebouw van het land van de Menapiërs. Later zal het als verblijfplaats dienen voor de forestiers en de graven van Vlaanderen. Tijdens de komende eeuwen zal de Burg op verschillende tijdstippen vernield worden door onder andere de Goten en de Noormannen.
Op vandaag herinnert enkel nog de hoogte (de mote) aan het bestaan van het illustere Romeins kasteel. De Westhoekmensen zijn heidenen. Ze hebben geen besef van de wet van Mozes of de wet van God. Ze aanbidden vooral de maan en de godin Nehallennia in hun tempels. Ze eren hun godin voor de vruchten van de aarde en vragen haar om de stormen en de overvloed van de zee te stillen, de zee die af en toe de laagst gelegen gebieden overstroomt en daarbij alle huizen, mensen, bomen en dieren in haar wrede vloed verzwelgt.
Wie anders dan de Westhoekinwoners kennen de godin Nehallennia? Bij de oude Griekse en Romeinse geschiedschrijvers is ze onbekend. Pas in 1647 zal op Walcheren bij Domburg enige klaarheid geschept worden rond die geheimzinnige godin als de stormwind enkele tientallen zeer oude stenen beelden van onder het zand aan de oppervlakte brengt. Veertien beelden verwijzen naar de oude maangodin. Eén ervan draagt de oude Indo-Europese naam ‘Deae Nehallenniae’.
Ik moet direct denken aan de eerste Europese volkeren die hun plaatsnamen aan het water betitelden met hun primitieve ‘alle’, ‘ille’, ulle’, ‘elle’ klanken. Typisch aan de beelden is dat Nehallennia altijd afgebeeld staat met een mand vol appelen en peren. En met een hond die geofferd wordt om de goden gunstig te stellen. Naast de beelden van Nehallennia komen nog drie andere beelden naar de oppervlakte die verwijzen naar de goden Neptunus en Jupiter.
De afgoderij zal na de inval van de Romeinen nog eeuwen ingebakken blijven bij onze oude westkustbewoners. Een voorval uit 1183, omschreven in de oude kronieken van de geschiedschrijver Oudegerst, bewijst dat Nehallennia nog altijd aanbeden wordt 1200 jaar na de Romeinen. In dat jaar 1183 krijgt graaf van Vlaanderen Filips van den Elzas te maken met een doorgebroken Noordzee. De dijken van Damme hebben het begeven en de hele stad Brugge staat onder water.
Filips verzoekt een aantal Hollandse ingenieurs iets te doen om de dijkbreuk onder controle te krijgen. Volgens Oudegerst lukt het pas als de ’technici’ een grote hond in het gat van de dijk werpen. Vreemd genoeg begint de aarde van de dijk wat te verschuiven en veroorzaakt dit zo een eerste barrière tegen het hevig wassende noordzeewater. Nu pas kan de rest van de dijken hersteld worden. Het vreemde aan het hele verhaal is dat de schrijver op dat moment geen weet kan hebben van het bestaan van de godin Nehallennia en dat hij dus helemaal geen besef heeft van het feit dat het werpen van de hond in de damopening, een duizenden jaren oud bijgeloof is van de bevolking.
In 1183 offeren de mensen dus nog altijd een hond aan hun godin Nehallennia. Een zoenoffer bij hun vraag om de vloed van het water te stoppen. De Romeinse praetor Sextus Julius Frontinus (ca. 40-103 na Christus) schrijft dat de kustbewoners van de Westhoek de maan vereren en dat ze niet in zee durven gaan of nieuwe projecten willen opstarten voor het begin van de nieuwe maan. De mensen vereren de godin van de nacht en tellen daarbij de tijd niet in dagen maar wel in nachten. Veel eeuwen later vinden we in oude ‘Cuer of Costumenboecke’ van de casselrie Veurne nog termen terug zeggende ‘binnen den genachte van veerthien dagen’, ‘binnen dobbelen genachte’, ‘binnen derden genachte’.
Afgoderij. Het is niet duidelijk op welke plaatsen er in de streek van Veurne-Ambacht ooit tempels stonden. Na de kerstening door de eerste missionarissen zal alle afgoderij worden verbannen en verboden. De heidense tempels zullen afgebroken worden, de heidense tekens verwijderd om te voorkomen dat de lokale bewoners ooit zullen hervallen in hun afgoderij. In de ‘oude Cronycke vande Duynen’ staat geschreven dat er op de plaats van de Burg of het kasteel van Veurne ooit een tempel gebouwd was.
Het is de vroegst bewoonde plaats van de hele stad en de casselrie. De geschiedschrijver Brito schrijft dat Filips II van Frankrijk in het jaar 1213 met zijn legers de oversteek maakt van de havens van Cales en Mardycke naar Sluys. Langs de kust, tussen de Moere en de zee, ter hoogte van Adinkerke, vinden ze de overblijfselen van vroegere heidense tempels.
Legerleider Julius Caesar is er op tweeënvijftig jaar in geslaagd om de hele westerse wereld in te lijven in de republiek Rome. De Romeinse senaat stelt hem aan als dictator van dat machtige imperium. Vier jaar later, op 15 maart van het jaar -43, wordt Caesar in Rome op bloedige manier vermoord. Het Romeinse (Roomse) rijk komt, na een turbulente machtstrijd tussen Octavius en Marcus-Antonius, uiteindelijk onder leiding van Caesars aangenomen zoon Gaius Octavius.
De senaat schenkt hem in -27 de erenaam ‘keizer Augustus’. Ook onze gebieden krijgen te maken met de clash om de macht. In 29 voor Christus wapenen de inwoners van Vlaanderen, Zeeland en Artois zich ten voordele van Marcus-Antonius. Gouverneur Caius Carinas wordt genoodzaakt verschillende oproeren de kop in te drukken. De teller van de jaren is nu al zesenzeventig jaar geleden op nul geplaatst. Eucharius en Maternus, de opvolgers van de eerste apostelen van Jezus richten kerken op in Trier en in Atuatuca (Tongeren). Hier begint de moeizame opmars van het christelijk geloof in de lage landen. Voorlopig blijft de streek van Veurne-Ambacht buiten de invloedsfeer van het nieuwe geloof.
Naadloos en eigenlijk ongewild kom ik terecht bij de naam van Veurne. Vier jaar later wel te verstaan. Zo lang is het geleden dat ik me onderdompelde in het eerste deel van zijn oude jaarboeken. Hoewel Veurne natuurlijk ook vrouwelijk kan zijn. Maar dit heeft nu niet echt belang. Enkele weken geleden, eind 2013, kreeg ik een mail van een geschiedenisfanaat die zich afvroeg of ik enig idee had waar de naam ‘Veurne’ vandaan kwam.
Nee. Eigenlijk niet. En dat ergert me meer dan ik kan vermoeden. Veurne verdorie. Waar kom jij vandaan? Nehallennia, de godin, gaat plots weer door mijn geest spoken. Nehallennia, de Keltische godin die de reizigers beschermt. Vooral die op zee. Zeevaarders. Veurne, de zee, water, Neha heeft warempel haar locatie goed gekozen. Die oude Burg met zijn oude tempel. Afgoden. De schrijvers van de oude Cronycke vande Duynen kunnen misschien wel eens gelijk gehad hebben! Godin van de zee met die duivelse symboliek van die hond.
Is het daarom dat de inham van de Schelde tweeduizend jaar geleden beschreven werd als ‘de Hont’? Kan er sowieso eigenlijk een andere reden bestaan? Nehallennia en de zee. Wat hebben ze te maken met de naamkeuze van deze Westhoekstad? Van Veurne geraken we onmiddellijk bij Furnes. En met Nehallennia hebben we een alvast een prima aanknopingspunt.
De meeste van de oude beelden die in 1647 gevonden werden in Domburg, zullen nog twee eeuwen meegaan en dan in 1848 vernield worden bij een brand in de lokale kerk. L. Janssen, de conservator van het oudheidsmuseum van Leiden, moet er kapot van geweest zijn. Hij schrijft er een uitvoerige verhandeling over met als titel ‘De ondergang der Nehallennia en andere beelden te Domburg by den brand der Dombursche kerk, op den 10 October 1848’.
Het is een belangrijk document, want tot mijn niet geringe verbazing, lees ik hier het eerste bewijs dat Nehallennia afgeleid is van de ‘Ee-hallen, de stroom of watertempel’. Onze godin is er trouwens niet alleen. In goed gezelschap met andere goden. Zo staat ze geflankeerd door Neptunus en Hercules, tussen zee en hemel, als de grote moeder tussen hemel en aarde. Zevenendertig beelden zijn er. Altaren en geloftestenen gehouwen uit Doornikse kalksteen afkomstig van Gallia Belgica.
Voorzien van opschriften aan Neptunus, Hercules en vooral aan Nehallennia zelf. Neptunus en Hercules, goden van de zee, worden door de Romeinen, naast tientallen andere en mindere goden gekoesterd. Neptunus, de god van de zoute zee. De feestdag van de god Neptunus valt op de 23ste juli, de maand van Julius Caesar, lezen we in een oude godenkalender van de Romeinen. Twee dagen later, de 25ste juli is het de beurt aan de god Furrina. Vreemd toch. Hebben we hier een link tussen Furrina, de nimf Furrinae en Furnes?
Het blijkt een driedaagse viering te zijn die tot op vandaag nog altijd wordt georganiseerd in Italië. De Furrinalia op 23, 24 en 25 juli. Een overgebleven traditie die in de tijd van de Romeinen aanvangt met de Neptunalia, waar de god van het water en de zee vereerd wordt samen met zijn vrouw Salacia, de godin van het zout. De 25ste juli is het de beurt aan het Furrina Festival.
De Romeinse soldaten keren terug van hun bivakken om er het feest te vieren van Furrina, de goddelijke aarde-moeder van Neptunus, waarschijnlijk een nimf, de godin van het grondwater en de bronnen. Ze drinken hierbij een mix van wijn en bronwater. In ‘The Cult of Ancient Travestere’, blijkt de Furrinalia door te gaan in de lucus Furrinae te Rome. De Romeinen maken trouwens werk van hun goden. Ze stellen vijftien hogepriesters aan, ‘Flamines’ die elk een aantal goden onder hun hoede nemen en er voor zorgen dat ze voldoende vereerd worden.
Drie van die Flamines zorgen voor de allerhoogste goden, twaalf Flamines krijgen dus elk een mindere god onder hun hoede. Furrina, Furrinalia, godin van de bronnen, krijgt Furinalis als Flamen toegewezen. De oude Heidense tempel, de Romeinen, Nehallennia, zoutziederijen en de nabijheid van zee en zeehandel. Samen creëren ze het beeld van hoe Veurne ooit moet geweest zijn. Die zoutziederijen blijken trouwens een belangrijke economische activiteit te zijn voor de Morinen en de Menapiërs van de zeekant.
De in 73 na Christus omgekomen Romeinse honderdman Lepidius Proculus krijgt na zijn dood een gedenksteen in zijn geboorteplaats Rimini. Die gedenksteen komt er op vraag van de zoutzieders van de Westhoek, de ‘salinatores civitates Menapiorum en Morinorum’. En er is die vergelijking met Walcheren, waarbij Janssen in 1848 die oude beelden beschouwt als ‘onwraakbare getuigen dat Walcherens noordkant in de derde eeuw al door een zeevarend en handeldrijvend volk bewoond werd. ‘Mensen die niet geheel vreemd waren aan de taal en de zeden der Romeinen’.
De parallellen met Walcheren zijn duidelijk, maar bestaan er nog andere plekken die verwijzen naar de god Furrina? Plaatsen aan zee waar handel gedreven werd door de Romeinen. Mijn zoektocht brengt me binnen de kortste tijd bij Vilarinho das Furnas, vrij vertaald, de stad van Veurne. Vilarinho das Furnes, een toeristische trekpleister in het noorden van Portugal, omdat het na de bouw van een stuwdam, enkel bij laag water te zien is.
En de Romeinen hebben er inderdaad tijd en energie gestopt in de aanleg van een weg tussen Braga en Astorga, waardoor Vilarinho das Furnas in het jaar 75 ontsloten werd. Op vandaag zijn er nog altijd drie van hun bruggen van destijds die bewijzen dat er net zoals in Veurne als in Walcheren sprake is geweest van Romeinse handel en nijverheid. Of Veurne nu onomstotelijk afkomstig is van de godin Furrina, blijkt natuurlijk een open vraag. De aanwijzingen zijn sterk en fonetisch heel intuïtief. Dat laatste is meestal een goed teken. Maar laat we verdere opzoekingen hieromtrent overlaten aan de specialisten. Mijn losse opmerking of Veurne nu al dan niet vrouwelijk is, wordt grappig genoeg finaal beantwoord. Ja dus.
Dit is een fragment uit Boek 1 van De Kronieken van de Westhoek


