18 maart 1589. Het is al opnieuw zaterdag. De hele week heeft de hallenklok elke morgen om zes uur geklingeld om aan het werk te gaan. Lawaai bestemd voor de werklieden van de kasseiweg naar Waasten. Op het einde van de week is het karwei afgewerkt, na een inspanning van twaalf of dertien volledige werkdagen. Er gaat vandaag een belangrijke vergadering door van de Staten van Vlaanderen in Gent. Al onze wereldlijke en geestelijke heren reppen zich ernaartoe. Blijkbaar zal het weer gaan om nieuwe taksen en belastingen, de gewone man zal wel weer de dupe van het verhaal zijn. De accijnzen van de stad voor het volgende jaar worden op 23 maart zoals gewoonlijk vastgelegd tijdens een samenkomst van het ‘groot gemeen’. Daarbij beslissen ze dat de vorige tresorier Pieter Renier zijn functie nog een jaar zal verderzetten.
30 maart 1589. Witte Donderdag. Aan de achterzijde van het kerkhof van Sint-Pieters kalft een koe en ze zet daarbij een vreemdsoortig monster op de wereld. Het nieuwbakken kalf bezit twee hoofden, drie schapenoren, vier ogen, twee tongen en een lijf van zwart haar met vier kalvenvoeten, maar die voeten staan duidelijk verkeerd en het blijkt dan tot overmaat van ramp nog om een stier te gaan. De goede week voor Pasen kregen we schitterend weer voor de tijd van het jaar. De hele voorbije week was het betrekkelijk rustig, met uitzondering van de donderdag. Rond 23u tijdens de nacht op vrijdag overvalt een bende Ieren enkele pachters aan Hoge Zieken en steelt er hun vee. De diefstal zorgt voor groot alarm van de Torhoutstraat tot aan de Boterstraat. De boeren vragen dringend assistentie van de stedelingen. Onze voogd stuurt er kapitein Hamerton naartoe met dertig of veertig van onze gezellen. Bij hun aankomst ter plekke stellen ze vast dat de Ieren een tiental koeien en twee varkens hebben meegeleid. Met die beesten bij zich maken de dieven natuurlijk niet al te snelle voortgang en al ter hoogte van Poelkapelle kan Hamerton ingrijpen. De beesten keren hun weg terug naar hun respectieve eigenaars.
Dat lekker weertje tijdens de Paasweek ruikt naar zomer en dan kan er weer geoorloogd worden. Inderdaad. Tijdens een wandeling langs de vestingen hebben een aantal van mijn vrienden en stadsgenoten het over de mogelijke terugkomst van enkele legerbrigades. Er zijn nu al troepenbewegingen aan de gang vanuit Cassel-Ambacht en Bergen-Ambacht richting Nieuwpoort. Op 6 april houden de militairen een grote troepenschouwing rond Oudenburg. Daar lopen nu al dertig vendels voetknechten en vierhonderd ruiters rond. Het lijkt erop dat de toestand in Oostende wat te maken heeft met deze troepen hier, maar dat is zuiver giswerk. Op 7 april keren de vendels allemaal terug naar hun oorspronkelijke kwartier. Eigenaardig genoeg valt de naam van Frankrijk bijna in al de gesprekken en roddelpartijen.
Beloken Pasen, de eerste zondag na Pasen. Rond de middag krijgen we het bezoek van een groepje ruiters uit Hondschote die Ieper links laten liggen en doordraven in de richting van Oostende. Ik wens hen alle geluk toe! Vanmorgen hoorde ik dat de koninklijke troepen op weg zijn naar het Hollandse Geertruidenberg, zowat dertig kilometer ten noorden van Breda. Deze stad is een hele tijd bezet gehouden door de Hollanders en de Engelsen. Farnese slaagt er in om hun kapiteinen gevangen te nemen en slaagt er met een list de Engelse troepen tot overgave te dwingen. Een handigheidje die wel wat geld kost want de vendels en een kornet ruiters krijgen allemaal twintig maanden soldij omdat ze zo vrijgevig zijn.
In Brabant zijn de inwoners zeer te spreken over de deal, alles beter dan vechten en geweld. De grote klok luidt in Antwerpen. De dertig vendels koninklijke troepen moeten wel nog afrekenen met de resterende zeshonderd Hollandse soldaten binnenin Geertruidenberg maar met deze grote macht van volk slaagt de hertog van Parma er in om ze te verdrijven. Hier bij ons wordt het koren plots duurder. Dat heeft te maken met de extra taksen die de boeren van Artesië dienen te betalen aan de koning. Ze sturen in elk geval een verzoekschrift naar Farnese dat het wel hierbij moet blijven. Een vraag waar positief op geantwoord wordt. Dat zal wel.
20 april 1589. We krijgen kantje boordje net geen alarm. De wachters spotten een vendel van Oudenburg langs de Mesenstraat maar de soldaten verdwijnen weer uit zicht. Zonder veel erg. Twee dagen later krijgen de Spanjaarden serieus lik op stuk voor hun gehaaide inname van Geertruidenberg. Zeshonderd voetknechten en twee kornetten ruiters, allemaal Hollanders natuurlijk, vallen helemaal onvoorzien de stad Tienen binnen, een complete verrassing voor de Spanjaarden die daar liggen. Plundering, brandstichting en diefstal zijn de gebruikelijke gevolgen. Er gaan geruchten dat de Hollanders later hun buit terug hebben moeten afgeven, hoewel dit waarschijnlijk meer wishful thinking is.
–
Uit ‘Het Dagboek van Augustijn’ – deel 8 van ‘De Kronieken van de Westhoek’