Anno 1871, op de 6de april, bestond hier bij het volk de gewoonte om in de nacht tussen Witte Donderdag en Goede Vrijdag de statiën te gaan. omdat het die nacht altijd volle maand is, gebeurde het zelden dat deze godvruchtige (?) wandeling niet begunstigd werd door helder weer. Dat was ook vandaag donderdag het geval geweest. De Leet liep vol godvruchtige burgers en met slag van middernacht vielen bijna allen op hun knieën, en na enige gebeden zetten ze zich op weg. Men ging zoals gewoonlijk langs de Boezingestraat, Nieuwe Houtmarkt, Recollettenstraat, langs de vestingen naar de Sint-Jacobskerk, Sint-Jacobsstraat, Wenninckstraat, Sint-Pieterskerk, Rijselstraat, Lombaardstraat, Paterstraat, Boterstraat, Sint-Niklaasstraat, Sint-Jansstraat, Elverdingestraat, Kloosterpoort tot voor de arme klaren. Langs de weg hield de stoet stil en wierp ze zich op de knieën bij de Recollettenpoort, het Sint-Jacobskerkhof, de kerkdeur, het Engelse Damenklooster, het Sint-Pieterskerkhof, de kerkdeur, de paters discalsen, Sint-Niklaaskerk, het huis van mevrouw Cardinael in de Elverdingestraat en aan de Arme Klarenkerk. Zoals elk jaar was de politie genoodzaakt de processie te vergezellen omdat er dikwijls meer gebeurde dan alleen maar bidden. We konden de ouders niet genoeg aanmanen om hun kinderen en voornamelijk hun dochters af te houden van deze nachtelijke bijeenkomst.
Anno 1871, in de week van de 13de mei, was generaal Berten onze rijschool komen inspecteren. Gedurende de grote krijgsoefeningen, vrijdagnamiddag op het ‘Plaine d’Amour’ uitgeoefend, heeft er een erg ongeval plaatsgevonden. De trompet-majoor, de heer Theys werd in een ‘charge à fond’ met ‘peerd en steert’ omvergereden met het ongelukkig gevolg dat zijn schouder uit de plaats was gevallen. Het verwonderde iedereen dat hij niet ter plaatse dood bleef liggen. Na enige tijd in bezwijming geweest te zijn heeft men hem bij bewustzijn in een rijtuig weggebracht.
Anno 1871, op de 21ste juni, woensdag had een kerel die niet ver van de Menenpoort woonde, zich vanavond op de openbare stadswandeling begeven, gezeten op een muilezel die hij deed galopperen waardoor er wandelaars en kinderen plaats moesten maken om niet omvergereden te worden. Er werd gevraagd om de politie te verwittigen dat ze niet langer dergelijke onaangename guitentrekken die aanleiding konden zijn tot ongelukken zouden toelaten.
Anno 1871, tijdens de laatste week van augustus, gebeurden hier enkele ongevallen. Maandagnamiddag, toen de leerlingen van de stadsschool na de prijsuitreiking op de Halle zich naar hun lokaal begaven (om daar de overige beloningen te gaan ontvangen bestaand uit allerhande kledingstukken), werd er een paard op hol gebracht door het spelen van de muziek. Ongelukkig genoeg had het beest een geladen hooiwagen achter zich. In de bocht van de Tempelstraat met de Boterstraat sloeg de wagen om en het scheelde weinig of twee personen werden daar het slachtoffer van. Verderop reed het gespan nog een kar omver en bleef dan eindelijk stilstaan nadat het paard gegrepen was door enkele moedige burgers. In de vooravond zag men met verwondering op de weg van Catotjes een ijdele ‘ominibus’ aanstuiven, getrokken door twee paarden die zich in alle vlucht en zonder geleider de stad in begaven. Langs de straten maakte iedereen zich uit de voeten, verwonderd in de halve donker dat een koetsier zo snel door de straten liep. De paarden zijn rechtstreeks naar het huis van hun meester gelopen waar ze in de grootste kalmte van de wereld stilhielden. Ze kwamen van de Bartolomeuskermis waar ze enkele heren en dames naartoe gebracht hadden en waren het opgestoken terwijl hun geleider aan een natuurlijk noodwendigheid voldeed. Twee dagen later, enkele minuten na 19u viel er een paard ondersteboven bij de afloop van de Aalststraat in de bocht met de Boterstraat, bij het Vleeshuis. De personen die in het open karreken zaten zijn er afgekomen met een tuimelperte over het paard en op de harde kasseien. Zonder verder ongeval zijn ze enkele minuten later langs de grote markt naar huis gereden.