banner
mrt 11, 2018
1793 Views

Een ‘platte foach’ voor de armen

Written by

Jan IV (1383-1388). Sanderus en de schrijvers van de ‘Gallia Christiana’ vermelden de man niet eens, maar toch zijn er twee stukken die naar de nieuwe proost verwijzen. Uit welk gat hij vandaan komt, weten ook de schrijvers van de cartularia niet.

banner

Jan IV (1383-1388). Sanderus en de schrijvers van de ‘Gallia Christiana’ vermelden de man niet eens, maar toch zijn er twee stukken die naar de nieuwe proost verwijzen. Uit welk gat hij vandaan komt, weten ook de schrijvers van de cartularia niet. Ze weten wel dat de stad hun nieuwe kerkleider in stijl ontvangt en hem 2 vaten wijn aanbiedt die de stadskas in deze barre tijden 162 pond kost. Enkele maanden na de dood van Lodewijk van Male, doen zijn opvolger Filips de Stoute en zijn echtgenote Margaretha van Male hun blijde intrede in de stad Ieper. Dit gebeurt op 24 april van het jaar 1384, de tweede zondag na Pasen. De ontvangst is schitterend. ‘Splendide’.

Vooraleer zich aan te melden bij de lakenhalle, trekt de grafelijke delegatie in stoet naar de kerk van Sint-Maarten waar de graaf en gravin ontvangen worden door de proost die bijgestaan wordt door zijn kanunniken. Na een gebed in het koor, schenken ze twee goudkleurige lakens en een som van 30 pond. Waarschijnlijk neemt het grafelijk echtpaar zijn intrek in een appartement in de abdij van Sint-Maarten, zoals hun voorgangers dat pleegden te doen. Filips de Stoute en zijn echtgenote kunnen met eigen ogen vaststellen in welke trieste toestand de stad zich bevindt. De ruïnes staan er nog. De schade door de vernielingen is nog volop zichtbaar. Ze ondervinden aan den lijve in welke vervelende toestand de abdij zich bevindt en ze vertrekken niet zonder de proost een hart onder de riem te steken en hem alle mogelijke steun toe te zeggen.

Een getuigenis van 29 juli 1385 geeft nog betere inzichten in welke ellendige situatie de kanunniken zich eigenlijk wel bevinden na het desastreuze beleg van de stad twee jaar geleden. Zonder de hulp van de inwoners dreigen ze onderuit te gaan. Het kapittel engageert zich noodgedwongen om te eeuwigen dage de ‘Salve Regina’ te zingen voor de weldoeners van de abdij. Ze zetten het zelf op papier. Tijdens de lange oorlogen die Vlaanderen hebben geteisterd en vooral tijdens het beleg dat negen weken lang heeft gewoekerd, is de abdij tot aan de rand van de afgrond gebracht. Het is zo erg dat de geestelijken niet eens meer voldoende middelen hebben om van te leven. Zonder de hulp van de voogd, de schepenen en zo veel devote burgers, zouden ze er niet zijn uit geraakt.

De kanunniken tonen zich heel erkentelijk voor de hulp die ze mochten ontvangen en beloven om voor altijd, de zaterdag na de vespers, de grote klok te laten luiden om dan achteraf tussen het koor en het schip van de kerk ten processie te gaan en te zingen voor Jezus Christus, de Maagd en al de heiligen. De Salve Regina van de eerste noot tot de laatste. In geval van verzuim of slordigheid, onderwerpen de geestelijken zich aan het hof van Terwaan die hen eventueel mag schorsen of excommuniceren als ze hun belofte niet houden. Ze bieden hun eigendommen aan als borg, en heel speciaal 92 Parijse ponden aan inkomsten afkomstig van de stad Ieper, opzij te zetten. Elke keer dat ze hun belofte verbreken, zullen ze 4 pond hiervan besteden aan goede werken.

In Ieper geraakt alles stilaan zowat in zijn plooi. De voorbije jaren hebben de kanunniken echter vergeefse moeite moeten doen om aan hun gebruikelijke inkomsten te raken. De mensen bezitten niets meer, hoe kunnen ze dan nog betalen aan de pastoors? Begin 1385 vindt de ontvanger van Sint-Maartens, Jan Dining, het welletjes en beslist hij om allen die schulden hebben aan de proosdij te laten vervolgen voor het schepencollege en het Zaalhof dat de kasselrij van Ieper bestuurt. De Ieperse schepenen gunnen de abdij een twintigtal bebouwde percelen waar ze zelf de grondlasten van konden incasseren en twee gehypothekeerde woningen die aangeslagen waren wegens niet betaalde schulden.

Van het Zaalhof krijgen de geestelijken voor enkele jaren het vruchtgebruik van twee stukken grond te Boezinge waarvan de eeuwigdurende rente de voorbije 6 of 7 jaren niet betaald werd. Een zekere Ysore van den Brouke betaalt ook al jaren de jaarlijkse rente van 15 pond niet meer, een bedrag dat ze op de verjaardag van de graven moet overmaken aan de proosdij. ‘Het is de schuld van de oorlogen’, zegt ze, maar de kanunniken laten ook dat niet langer aan hun neus voorbijgaan.

Ze roepen de hulp in van Filips de Stoute die op 20 januari 1386 op bezoek komt in Ieper en daar het bevel geeft aan de baljuw en de wet in Veurne te verplichten om Ysore of aan anderen om hun engagement ten opzichte van de proosdij na te komen. Gravin Margaretha van Male toont eveneens haar goede wil voor de abdij die elk jaar 20 denieren per hectare moet betalen aan de graaf voor gronden die ze in het bezit heeft gekregen in de stad en de kasselrij van Ieper. Veel van die gronden zijn echter onbruikbaar geworden en liggen er nog altijd braak en onbewerkbaar bij.

De geestelijken beweren dat ze onmogelijk die rentes kunnen betalen zonder daarbij de kerkschatten te hypothekeren. Op 22 maart van 1387, laat de gravin de betalingen voor de jaren 1385 en 1386 vallen. Een geschenk van 90 Parijse ponden. Jan van den Spikere, een dokter die in de Zuudstraete woont, krijgt al sinds 1357 een jaarlijkse toelage van 40 pond. Hij en zijn vrouw Agatha vragen de deken en de procureurs van de gilde van Onze-Lieve-Vrouw om op 13 februari 1385 om voortaan een jaarlijkse herdenkingsmis voor hen beiden te organiseren.

Een misdienst in het koor van Sint-Maarten. De regeling wordt mee goedgekeurd door de schepenen. Na de dood van Jan van den Spikere of van zijn echtgenote, zal de gilde een jaarlijkse herdenkingsdienst houden met inbegrip van een nachtwake, rouwgebeden en een requiem. De gezongen nachtwake is voorzien op de vooravond van palmzondag. Tien keurbroeders van de gilde zullen de rouwliederen zingen en krijgen hiervoor elk 2 stuivers. De gilde zal 30 stuivers voorzien voor de kanunniken en zal instaan voor de kaarsen, het brood en de wijn voor de offerande en voor 12 denieren voor de diakens.

De armen van de stad krijgen jaarlijks brood van de beste kwaliteit. In die tijd wordt het beste brood omschreven als een ‘platte foach’. Zo’n foach is één derde kleiner dan een tarwebrood of een plattebrood maar bevat nochtans evenveel gemalen bloem. De gilde waarborgt de betaling van alle kosten met een borg op een huis in de Boezingestraat. Tijdens de ambtsperiode van deze proost, krijgt Ieper nog meerdere belangrijke bezoekers over de vloer. Zo komen op 16 oktober 1386 de hertogen van Berry en van Bourbon, de ooms van de Franse koning Charles VI naar de stad. De volgende dag is het de jonge koning zelf. Jan IV sterft in 1388 en wordt opgevolgd door Christophe van Dixmude.

Dit is een fragment uit boek 4 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *