Eind juni 1304 is het zover. Een groep Franse ruitervoorhoeden dringt enkele dorpen in de buurt van Rijsel en Douai binnen en steken die in brand. Er volgt een heuse strooptocht op de Vlamingen. Op 25 juni is immers de wapenstilstand definitief voorbij. De oorlog is nakend. Filips de Chieti verzamelt tegen half juli 1304 in Kortrijk een indrukwekkend leger met divisies uit Gent, Ieper, Brugge en de omliggende dorpen. Willem van Gulik reist naar Veurne-Ambacht om het grensgebied in de Westhoek te verdedigen.
En er valt nog meer desastreus nieuws te verwachten voor de Vlamingen. De Franse koning sluit een gehaaide alliantie met de Genuese zeekapitein Reynier Grimaldi die zich op dat moment in Calais bevindt. Voor de Vlamingen wordt deze alliantie fataal. Grimaldi beschikt over dertig Franse en acht Spaanse koggen en elf Genuese galeien. In Schiedam wordt zijn vloot uitgebreid met vijf Hollandse koggen, waarmee het totaal dus op vierenvijftig grote schepen ligt. Hiermee vaart hij naar Zierikzee, waar Gwijde beschikt over in totaal zevenendertig grote schepen en een aantal kleinere.
In de avond van 10 augustus woedde op de gedeeltelijk verzande Gouwe een relatief korte maar zeer intense zeeslag tussen de twee vloten. Aanvankelijk lijken de Vlamingen aan de winnende hand, doordat de Franse schepen aan de grond lopen. Met de komst van de vloed kunnen de vastgelopen Franse schepen weer aan de strijd deelnemen, waarop de kansen keren in het voordeel van admiraal Grimaldi en zijn Hollandse bondgenoten.
Tegen middernacht lijkt de Vlaamse nederlaag een feit. Bij verkenning van het slagveld de volgende ochtend, blijken de Vlaamse schepen van elkaar losgekoppeld. Doorgesneden door een spion. Of was hier een Vlaamse verrader aan het werk? De Vlaamse schepen drijven stuurloos rond en staan nu plots hulpeloos tegenover een Frans-Hollandse vloot in volle slagorde. Grimaldi brengt zijn galeien in de strijd, die snel de laatste resten van de Vlaamse weerstand breken. De Vlamingen lijden een smadelijke nederlaag. Hun overmoedige bevelhebber Gwijde van Namen wordt door de Hollanders gevangen genomen en verdwijnt in een Franse gevangenis. De tweede zoon van Gwijde van Dampierre zal er tot in mei 1305 vastzitten.
Het beleg van Zierikzee is afgelopen. Willem van Avesnes krijgt er zijn blijde intocht in de stad. Hij wordt de nieuwe graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. Brugge en het graafschap Vlaanderen moeten grote sommen geld (34.500 pond) dokken om de schade van de Vlaamse en buitenlandse schippers te vergoeden.
De opmars van de Vlamingen naar de zuidergrenzen loopt door het fiasco in Holland vertraging op. De Fransen opereren ondertussen al op Vlaamse bodem. De Fransen rukken het graafschap Vlaanderen binnen, steken er 16 dorpen in brand en doden alles en iedereen wat ze op hun tocht ontmoeten. De Vlamingen onder leiding van Filips de Chieti verliezen ondertussen kostbare tijd door een idiote ruzie tussen de Gentenaars en de Bruggelingen die allebei aan het hoofd van het leger willen marcheren tijdens de opmars.
Uiteindelijk komen de Vlamingen aan te Arras, waar ze de Franse opmars kunnen stoppen. Vooralsnog vinden er nog geen grote veldslagen plaats maar wel constante schermutselingen rond Doornik, Rijsel, Douai, Arras. Ook in Grevelingen wordt er hard gevochten. Er wordt echter getalmd om elkaar frontaal te bestrijden. Filips de Schone is op zoek naar een geschikt terrein om de finale veldslag tegen de Vlamingen te beslechten. Op 10 augustus 1304 laat hij zijn oog vallen op de Pevelenberg, vijftien kilometer ten noorden van Douai, een zacht glooiende helling waarvan de top zo’n zestig meter boven de rest van het landschap uitsteekt. Vlamingen en Fransen installeren zich tegenover elkaar.
Het wachten begint, een kat-en-muisspel dat weken aansleept. Telkens opnieuw veranderen de posities rond en op de Pevelenberg tussen Marke en Rijsel. Het Vlaamse leger bestaat uit dertienduizend man. Iedereen is te voet, voorafgegaan door een muur van kruisboogschutters. Het Franse leger telt drieduizend zware ruiters, voorafgegaan door de kruisboogschutters en gevolgd door tienduizend man voetvolk. Filips de Schone, de “king himself”, leidt persoonlijk de Franse troepen. Op 18 augustus is het eindelijk zo ver: de grote veldslag tussen de Fransen en de Vlamingen begint. Om 9u begint de strijd tussen de kruisboogschutters. Franse lepelkatapulten zorgen voor zware verliezen bij de Vlamingen, maar de tuigen kunnen onschadelijk worden gemaakt.
Het is een snikhete dag. Om 3 uur in de namiddag bevinden de Vlamingen zich in een moeilijke positie met gevechten aan de zuidelijke en aan de oostelijke flank. De Fransen nemen de Pevelenberg in en doden elk Vlaams verzet op de heuvel. Ze denken dat de slag voorbij is. Veel Franse ruiters hebben het zwaar met de verzengende augustuszon op hun harnassen. Hitte en dorst eisen hun tol. Ze laten hun harnassen achterwege.
Net op dat moment komt het gros van het Vlaamse leger in beweging en stormt roepend en tierende vooruit. Het is een onoverzichtelijk kluwen van vechtende soldaten. Terwijl de rechterflank van het Vlaamse leger de Fransen op de vlucht aan het jagen is, druipt de linkerflank uitgeput, dorstig en hongerig af. Als zombies zwalpend richting Rijsel, overtuigd van hun nederlaag.
Ondertussen verrast Willem van Gulik de Franse koning Filips die door de stekende hitte zijn helm heeft afgezet en plots een makkelijke en kwetsbare prooi lijkt voor het zegevierende Vlaamse leger. Maar de achtendertigjarige koning wijkt niet. Hij gaat geweldig tekeer. Hij wordt van zijn paard geslagen en komt op de grond terecht. Uiteindelijk wordt de gewonde Filips door een schare Franse ruiters uit zijn netelige situatie verlost. De Franse kroon is gered. Tijdens de confrontatie Willem van Gulik gedood. Achteraf zal zijn dode lichaam niet meer teruggevonden worden.
De gevechten gaan door tot aan de duisternis en eindigen onbeslist. Filips de Chieti stelt vast dat zijn linkerflank niet gevolgd is in zijn offensief en besluit om zijn manschappen te hergroeperen. De Vlamingen hebben drieduizend man verloren maar voelen zich niet verslagen. De Fransen zijn niet onder de indruk van minstens evenveel gesneuvelden maar eisen wel de overwinning op. Duizenden doden blijven naamloos en zielloos liggen, beroofd van hun kleren en uitrusting, tussen de lijken van de paarden.
’s Anderendaags, op 20 augustus is de stank van de rottende kadavers niet meer te harden. Maar neen. De Vlaamse en Franse legers hebben elkaar in evenwicht gehouden. De oorlog is niet voorbij! Op 23 augustus rukken de Fransen plunderend en moordend op naar Rijsel. De Vlamingen hebben zich onbegrijpelijk genoeg teruggetrokken uit de regio ten zuiden van Rijsel in afwachting van de vorming van een nieuw leger te Kortrijk. De Fransen ontmoeten dan ook geen weerstand. Pas op 21 september meldt het nieuwe (indrukwekkende) Vlaamse leger zich aan in de regio van Rijsel. Zo kunnen ze beginnen aan een wekenlange belegering van de Vlaamse stad. Ondertussen starten er onderhandelingen om na te gaan of de partijen tot een vergelijk kunnen komen. De druk op de Vlamingen groeit. De Franse koning zwaait met een mogelijke heraanstelling van de Dampierres als grafelijke leenheren van Vlaanderen.
Het is een belofte die de Vlamingen doet twijfelen. Het Vlaamse leger dat te Marquette, op ongeveer vijf kilometer van Rijsel, in gevechtsorde opgesteld staat, is zeker de evenknie van het Franse leger. Maar de belofte van Filips om de graven in eer te herstellen weegt op elke mogelijke beslissing aan Vlaamse kant. Ondertussen zijn de eerste schermutselingen tussen de Fransen en de Vlamingen ter hoogte van Marquette van start gegaan.
Beide partijen slagen er echter in om op 23 september in de abdij van Marquette tot een vergelijk te komen dat een einde maakt aan de oorlog. Er komt een voorlopige wapenstilstand van onbepaalde duur die wel dient bevestigd door een definitief akkoord (dat van Athis-sur-Orge nabij Parijs). Targetdatum: 6 januari 1305.
Dit is een fragment uit Boek 2 van De Kronieken van de Westhoek


