banner
Jul 23, 2018
2914 Views

Nog meer onheil voor Poperinge

Written by
banner

Er volgt nog meer onheil voor Poperinge. Tijdens de nacht van 31 juli en 1 augustus 1583 valt een compagnie van het in Ieper verblijvend garnizoen van kapitein Schakel met veel voetknechten de buurstad binnen, ‘aldaar komende in de morgenstond hebben ze ’t geheel verbrand op de eerste van augustus, uitgenomen de kerken.’ Na die twee aanslagen lijkt het er wel op dat Poperinge opgehouden heeft met bestaan. Geen enkele jaarrekening noch oorkonde geeft nog één enkel teken van leven te Poperinge. De herleving begint was op het moment dat Ieper op 10 april 1584 onderworpen worden aan de Spanjaarden van landvoogd Farnese. Het doek is gevallen over de Gentse republiek van van Hembryze en Ryhove. De vermelde Farnese is feitelijk een onwettige kleinzoon van keizer Karel en staat ook bekend als de hertog van Parma. Velen noemen hem trouwens eenvoudigweg ‘Parma’. Hij zal de Nederlanden besturen tussen 1578 en 1592. De Ieperse magistraat kondigt een reeks maatregelen af die paal en perk stellen aan het geweld van de Waalse roversbenden.

Poperinge is tijdens die zomer niet veel meer dan een spookstad. De aanvallen van de beeldenstormers, de repressie van Alva gevolgd door de plunderingen van vreemde legerbenden hebben veel burgers op de vlucht gejaagd. Veel ambachtslieden, onder hen nogal wat afvallige katholieken, hebben de stad verlaten richting Engeland. Het aantal werklieden in de stad is geïmplodeerd van de (ooit nog) zestienduizend naar vierhonderd. Poperinge is 97,5% van zijn inwoners kwijt. Ik heb persoonlijk wel wat moeite om dat aantal van zestienduizend te accepteren. De stedelijke schuld heeft een omgekeerde beweging gemaakt en is opgelopen tot vijfentwintigduizend gulden. Het magistraat heeft geen financiële middelen om de herstellingen uit te voeren aan de Poperingse kerken, het gasthuis en het stadhuis, de halle, de overdrachten, de school en de gevangenis.

Hele stukken stad werden door dat Iepers garnizoen in brand gestoken. Gelukkig krijgt Poperinge een soort concordaat van koning Filips II. Een vrijstelling van belastingen voor een periode van zes maanden en de schuldeisers moeten wachten op hun geld. Van de bijna vijfduizend Vlamingen die zich voor 1568 zijn gaan vestigen in de buurt van Londen zijn 80% Poperingenaars. Ze gaan zich vestigen in steden zoals Maidstone, Sandwich, Colchester, Norwich of Southampton. De Vlamingen hebben in Londen zelfs hun eigen ‘Nederduitse’ kerk.

Dat vele jongelui in de Westhoek zich in die periode overgeven aan hooliganisme en baldadigheid heeft veel te zien met hun opvoeding en opleiding. Onder de Poperingse huisgezinnen zal er wel een groot deel klootjesvolk wonen, ongeletterde stakkers die zich als primitieven gedragen. Het stadsbestuur grijpt in en neemt maatregelen om het niveau van het onderwijs op te krikken, de ‘schurftige schapen’ te verwijderen en de eerbied voor Gods huis aan te leren.

De godsdienstige opleiding moet veel beter. Op 6 juli 1568 komt er een verordening dat niet iedereen zo maar onderwijs meer kan organiseren. De kinderen moeten voortaan naar de stadsschool ‘opdat ze voortgang zouden doen in lering en goede manieren en dat ze vrees voor de heer zouden krijgen.’ Eind 1569 worden er in de drie parochies zondagscholen opgestart. Ze komen onder het bestuur van pastoors en kapelanen. Alva dringt er persoonlijk op aan dat de kinderen van de Sint-Bertijnsparochie zullen vergaderen in de vierschaar. De jeugd van de O.L.V.-parochie in het huis van Robert Borry en die van Sint-Jan in de woning van Clays van Eenoode. De meesters van de zondagscholen zijn in die beginjaren Willem Baron, Pieter vanden Peereboome, Dierick Rycquewaert, Pieter Trystram, Pieter van Neufville, Franchoys Outerssone en Jan de Snepere.

Een verordening van 1573 benadrukt nog eens het belang van het onderwijs: ‘al de ingezetenen van deze stad en heerlijkheid welke van de dis leven, moeten hun kinderen iedere zon- en feestdag, zowel meisjes als knechtjes ouder dan vijf jaar ter voorzeide scholen sturen op straffe van het verlies van hun steun. Ze moeten onderwezen worden en met alle mogelijke middelen weggehouden worden van de straat, “tryffelinge” en spel die de kinderen van jongs af aan alleen maar verleiding en verderf bezorgen. De meesters moeten goed bijhouden welke kinderen er op de rol staan en moeten zorgen dat er gewerkt wordt aan goede en naarstige kinderen die beschikken over een discrete zoetigheid. Traagheid, weerspannigheid en kwaadwilligheid moeten bestraft worden met de roede.’

De overheid beslist al sinds 1550 welke boeken er al dan niet mogen gelezen worden. Op 21 april 1571 worden de duimschroeven nog wat verder dichtgedraaid. Het wordt verboden voor alle kinderen om te spelen in kerken, kapellen, kerkhoven of andere gewijde plaatsen. Op straffe van 7 schellingen voor de ouders of de meesters en de kinderen zullen op een strikte manier gevangen worden gezet waar ze door de wet hun straf zullen krijgen. Omdat de kinderen ook om geld spelen en dat dit erg slecht is voor hun ‘zelfverderfenis’ en hun ‘kwalijkvaren’, wordt bijvoorbeeld het spel van de ‘mockepit’ verboden. Ik heb het hier over een knikkerspel waarbij kinderen een kuiltje (een ‘mok’) in de grond maken en er proberen om daar knikkers van hun vrienden in te spelen.

De term ‘schurftige schapen’ duikt nog eens op. Deze rotte appelen moeten absoluut verwijderd worden uit de mand van de goede appelen. De schurftige schapen moeten afgehouden worden van de gezonde kudde. Herbergiers en hoteliers worden verplicht om de namen te noteren van mensen die bij hen overnachten. Er mag niet meer verhuurd worden aan vreemdelingen die geen keurbroeders of -zusters zijn tenzij ze hun namen en voornamen aan de overheid doorgeven. De kwaliteit en de integriteit van de huurders moet voorafgaandelijk gecontroleerd worden met een attest van de pastoor waar ze vandaan komen en ‘op peine van uitgezet te zijn buiten de stede.’

Het wordt ook verboden om enige man of vrouw in dienst te nemen die de Poperingse keure niet heeft onderschreven en dan nog met een attest nopens haar of zijn kwaliteit en geloof. Zo moet Janneken Luysseunes op 2 mei 1592 een eed afleggen vooraleer ze als vroedvrouw kan worden aangenomen. Maar hoe je het ook draait of keert; de Poperingenaars laten zich rond die tijd al lang niet voor de gek houden door de katholieke pastoors met hun trukendozen en hun heiligen. Juliaan Opdedrinck stelt het tot zijn grote spijt zelf vast: ’ten gevolge van de godsdienstgeschillen was, ter stede, de eerbied voor het huis van God en de ijver voor het vieren van zon- en heiligdagen merkelijk verminderd. Daarom vaardigde het magistraat op 1 juni 1590 een verordening van wel achttien artikelen uit.’

Een hele waslijst van termen als ‘god almachtig’ en ‘here gods’ en ‘heilige en apostolische kerk’ allemaal bestemd voor de al dan niet godvruchtige lieden van Poperinge. Het is maar al te duidelijk dat de bisschop van Ieper er de hand in heeft. Een verordening van 25 september 1560 is veel interessanter. ‘Het is voor jong en oud verboden om te kaatsen, te bollen, te schieten, te knikkeren of enig ander spel te spelen, “zangerijen” te doen of voor te stellen op markten, straten of openbare wijken.’ Mochten de mensen toen eigenlijk nog iets anders doen dan werken, jaknikken en naar de kerk gaan? De volgende tien jaar zal het verordeningen van dergelijk allooi regenen. Zelfs in de tavernes mag er niet gespeeld, gekaart of gedronken worden terwijl er in de kerken gepreekt wordt of terwijl de goddelijke diensten aan de gang zijn.

Er komen altijd zware boetes bij kijken. De mensen moeten al schrapen om rond te komen maar daar hebben de schepenen geen oren naar. God en kerk tellen, de rest kan stikken. Die wetgeving voor de cafébazen laat trouwens weinig aan de verbeelding over. Zo het volgende voorbeeld: ‘het schependom beveelt ook tavernes en herbergen te sluiten tijdens dezelfde tijd van goddelijke dienst of predicatie en hun “vaetkens’ in te houden.’ Op zon- en feestdagen moeten alle winkels dicht. ‘Geen winkelhouders konden nog hun winkels en vensters openhouden of er waren tentoonstellen op boete van 20 schellingen.’

Nog zo’n idiote wet is deze van 19 augustus 1573. ‘Wanneer overdag de heilige gerechten naar een stervende moeten worden gedragen, zijn de bloedverwanten van de zieke verplicht de zes naastwonende buren te vermanen, dat die, zowel binnen als buiten de stad, in het gaan en in het keren de priester zullen vergezellen, op een boete van 3 ponden en arbitraire correctie. ’s Nachts zal de priester door zes mannen van de wake opgeleid worden.’

Veel Poperingenaars zoeken wat steun bij een glaasje brandewijn. Maar in 1596 wordt ook hier paal en perk gesteld. ‘Omdat er meer en meer problemen ontstaan door het drinken van gebrande wijn, bijzonder op zondagen, heilig- en vastendagen en dagen waar de aanwezigheid gewenst was bij de preken en te bidden voor onze moeder de heilige katholieke christenkerk, wordt er verboden brandewijn te verkopen na 9 uur. De brandewijn mag maar te koop gesteld worden op de markten en openbaar langs de straten.’

Opdedrinck snijdt hoofdstuk dertien aan. Hij zal het eens hebben over de vorst. Hij bedoelt hiermee Filips II, de Spaanse zoon van keizer Karel en grote baas over de Nederlanden. Filips zien ze niet veel hier. Hij laat het bestuur in de Nederlanden over aan een hele trits landvoogden. Eerst is er Margaretha van Parma die opgevolgd wordt door respectievelijk Alva, Don Juan van Oostenrijk, Lodewijk van Requesens en prins Alexander Farnese. Al die prinsen worden hier in het verraderlijk bad van de ketterij en geuzenrebellie gegooid. Maar welke is betrokkenheid van de koning zelf?

Ik val maar meteen met de deur in huis. Filips II is een gevaarlijke en oerkatholieke kwezel. Alleen God is verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van de mensen. Ketters begaan misdaden die erger zijn dan die van moordenaars en gifmengers. Want ze doden de ziel. Hij zou liever zijn landen kwijtspelen dan door te gaan als de vorst van ketters en liever sterven dan iets te doen dat tegen zijn eer en faam indruist. Uiteraard is het katholiek geloof de enige staatsgodsdienst en elke vorm van ketterij die hier tegen ingaat moet met strenge edicten aangepakt worden. Onderpastoor Opdedrinck kan het maar matig appreciëren dat de koning omschreven wordt als ‘de duivel van het zuiden.’

Hij kan er niet bij dat deze kloekmoedige verdediger van het katholiek geloof zo maar wordt verguisd. Zouden ze beter niet kijken naar deze Maarten Luther die paus en kerk met de afschuwelijkste namen heeft vereerd en daarmee de weg voor de rest van de beschimpers heeft gebaand? Was deze Spaanse vorst werkelijk wreedaardig? Van zichzelf beweert hij dat hij liever geen bloed zou vergieten, maar hij doet wat hij moet doen. Met wat fantasie kan ik die laatste zin ook toepassen bij een of andere beul van de Islamitische Staat. Per slot van rekening is het wel deze Filips die de inquisitie heeft ingevoerd in de Nederlanden.

Het was allemaal zijn plicht, stelt Juliaan. Heel zijn leven heeft hij gestreden voor God en zijn kerk. Ik bekijk het toch wel even anders. Als koning Filips II op 13 september 1598 sterft, kleeft er wel heel veel bloed aan zijn handen. Volgens de principes van zijn eigen geloof zou hij zeker dik gebuisd zijn voor zijn toegangsexamen richting hemel. In de Westhoek prevelen ze natuurlijk alleen maar goed voor de dode koning. De Poperingse stadsrekening van 1598-1599 heeft het over enkele kostenposten voor een plechtige uitvaartdienst voor de zielrust van de Spaanse vorst.

En dan zijn er al die soldaten, Spanjaarden en anderen. Allemaal opgetrommeld om de rust te doen terugkeren maar die op hun beurt meer kwaad doen dan goed. Wat een belasting betekenen ze toch voor het land! Hele benden soldaten arriveren op elke mogelijke uren in de Vlaamse steden om er zich te vestigen of er voor enige tijd te verblijven. Het hoofdgarnizoen bevindt zich in Oostende en van daaruit lopen de vreemde soldaten Vlaanderen rond, voeren ze aanslagen uit op steden en dorpen, nemen ze soms de gegoede burgers gevangen om ze dan tegen betaling van enorme losgelden weer op vrije voeten te brengen.

Uit deel 7 van ‘De Kronieken van de Westhoek’.

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *