banner
sep 25, 2025
3 Views
Reacties uitgeschakeld voor Onder de kleilagen van de Westkust

Onder de kleilagen van de Westkust

Written by
banner

Vanuit Terwanen wordt toezicht uitgeoefend over orde en veiligheid bij de bevolking, maar er is ook ruimte voor enig zelfbestuur voor de stadsbesturen die dat wensen. Zo bijvoorbeeld dat van Nieuwpoort. Gemeenten met zelfbestuur worden door de Romeinen ‘vicus’ genoemd. Een college of een ‘comitia’ kiest de magistraten en de gemeenteraad en vaardigt de lokale bestuursreglementen uit.

De gemeenteraad, de ‘ordo decurionum’ staat de magistraten bij in het dagelijks bestuur. De magistratuur bestaat uit twee ‘duoviri’, die tezelfdertijd burgemeester en vrederechter zijn. Met daarbij twee quaestoren, ontvangers en twee aedielen, politiechefs, die belast worden met het toezicht over gebouwen, markten, wegen, maten en gewichten. En met het handhaven van de openbare orde. Zo gaat het ook in de vicus Nieuwpoort die in deze tijd bekend staat onder de naam Coed dat in het Latijn dus als Cuete wordt vertaald.

Door het feit dat de Romeinen de status van vicus geven aan Nieuwpoort, wordt er dan ook gesproken van de stad van Nieuwpoort, de stad Coed. Cuetewyc. De verovering van Engeland door de Romeinen in -43 is van groot belang voor Coed en de Oniehaven. Vanaf die tijd functioneert Coed als toevoer- en bevoorradingshaven voor de Romeinse militairen in hun nieuw gewonnen overzees gebied. Koopwaar, wapens en goederen worden via de Seine en via de Onie naar Coed aangevoerd. Bonen (nu Boulogne), Wissant, Kales, Grevelingen en Koksijde beschikken niet over een achterliggende waterverbinding en zo verhuist het zwaartepunt van de logistiek naar het Nieuwpoort van toen: Cuetewyc.

De Romeinse beschaving heeft grote invloed op de welstand aan de Westkust. Dat merk je zo. En de massa aan vondsten liegt er niet om. De ruw afgewerkte potten en vazen, nog in gebruik voor de Romeinse tijden, ruimen al in de eerste eeuw na Christus plaats voor fijnere producten afkomstig van allerlei exotische plaatsen. Een grote variatie van rijke Samiaanse vazen afgewerkt in de beste werkhuizen van Duitsland en Frankrijk, en later de nog fijnere Castor vazen uit Engeland, vinden vlotjes kopers in onze streek.

Onder de kleilagen van Oostduinkerke, Westende, Slijpe, Gistel, Mannekesvere, Snaaskerke, Rattevalle, Sint-Pieterskapelle, Leffinge, Schore, Zevekote, en vooral in Steendam bij Nieuwpoort vinden we huisgerei terug. In Steendam worden er zelfs sporen gevonden van een centrale verwarmingsinstallatie die ooit gevoed werd door die steenkool afkomstig van Newcastle.

De dure Engelse Castor vazen zijn in Frans-Vlaanderen nagenoeg onbekend. En dat staaft de bewering van Dumon dat de Oniehaven een uniek afzetgebied biedt aan de Engelse fabrikanten, die ze op geen andere plek kunnen terug vinden aan de Noord-Franse kusten. Naast uitmuntende waterverbindingen bestaat er eveneens een duurzame landverbinding naar het West-Vlaamse binnenland.

De Romeinen verbeteren de landwegen en ze leggen een netwerk aan van grote wegen. Eén ervan met het eindpunt in het strategisch gelegen Oudenburg, stroomopwaarts aan diezelfde Onierivier. Oudenburg heeft een schitterende ligging, pal op de weg die door de Rijnschepen wordt gevolgd. De Nieuwpoortse kooplieden kunnen al snel vlugge reizen ondernemen via Oudenburg. Weldra ontstaan er langs de Romeinse heerwegen tal van ‘stationes’ en ’tabernae’, zeg maar de baanrestaurants en tankstations die we op vandaag kennen langs onze autosnelwegen.

De progressieve en stabiele invloeden van het Romeins bestuur zorgen lange tijd voor vrede en welvaart. De handel bloeit, de scheepvaart floreert? Er wordt op grote schaal zout ontgonnen langs de kust. Er worden schapen en varkens gekweekt. Het zout, de wol, en de hammen worden naar verre streken verzonden. Ons volk leeft een goed leven. De enige stoornissen die het leven van de kustbevolking aantasten, zijn de sporadische invallen van zeerovers, de Chauken, die plaats vinden tussen de jaren 172 en 174. Maar algemeen gezien beheerst de Pax Romana op een erg positieve manier het leven van de mensen. Rond het midden van de derde eeuw begint het tij echter grondig te keren.

Stilaan verzwakt het centraal gezag van de Romeinen. Vreemde volkeren vallen de grenzen aan van het ooit zo sterke Romeinse rijk. En tot overmaat van ramp krijgt onze kustbevolking af te rekenen met een reeks omvangrijke overstromingen. Al rond 240 zien de Romeinen zich genoodzaakt hun vlootstation te Arentsburg, tussen Maas en Rijn, te ontruimen. En dat betekent meteen het einde van de Classis Germanica in onze streek.

Het betekent hoe dan ook een zware tegenslag voor Nieuwpoort. De ooit zo veilige vaarroute is nu onderhevig geworden aan de aanvallen van hordes vreemde benden. Vanaf 287 wordt de situatie nog slechter als zeerovers ook de westkust beginnen aan te vallen. Saksische roversboten, aangelokt door de hier heersende weelde, varen overnacht stil en onopgemerkt de kusthavens binnen, ontschepen hun volk op een beloftevolle plek en vallen er alleenstaande hoeves of villa’s aan, waarna ze met de gestolen buit, net zo stil en onopgemerkt als ze gekomen waren, weer via de zee vertrekken. Het lijkt een geval van homejacking uit de 21e eeuw.

Met de tijd worden de zeerovers driester. Ze komen vaker en in groter getale. Soms hele vloten en zelfs overdag. Dorpen langs de Gallische en Engelse kusten worden aangerand en uitgeroeid. Pas rond 296 worden er eindelijk afdoende maatregelen genomen tegen het Saksisch gevaar. Er worden versterkte vestingen gebouwd in het zuidoosten van Engeland en langs de kust van Vlaanderen en Frankrijk komen er drie forten. Zo krijgt onze kust stilaan de naam van ‘Litus Saxonicum’ toegewezen. Van de drie gebouwde forten liggen er vermoedelijk twee langs de Vlaamse kust. De derde post ligt bij Kales in het plaatsje Marck. Een eerste Vlaamse vesting, bemand door duizend soldaten is Portus Aepatiacus die onder het bevel staat van een generaal van de provincie Belgica Secunda.

Daarnaast bestaat er eveneens een marinestation dat gelegen is langs de Litus Saxonicum op een plaats met de naam Grannona. Ook hier worden ongeveer duizend marinesoldaten gekazerneerd. Beide forten staan onder het opperbevel van de prefectus van Gallië. Langs de Engelse kusten worden er negen forten gebouwd met hun hoofdkwartier in Rutopia, Richborough, aan de monding van de Thames. Het blijkt overduidelijk dat het grootste Saksiche gevaar uit het oosten komt.

De Saksers, weldra in hun rooftochten gevolgd door de Franken, komen uit de richting van de Vlaamse kust. Aan onze oostkust beschikken de rovers over een overvloed aan verspreide eilanden die een ideale uitvalsbasis vormen voor hun rooftochten langs de kusten van Engeland. Het is voor de Romeinen van groot belang de rovers in bedwang te houden, hun de weg naar Engeland af te snijden en tevens ook onze eigen kust en ons eigen binnenland tegen hun drieste rooftochten te beschermen. De scheepvaart tussen Engeland en het vasteland, via de Onie, moet tot elke prijs vrij blijven.

De verbinding met Oudenburg, eindpunt van een nieuw wegennet, mag onder geen enkel beding onderbroken worden. Portus Aepatiacus en Grannona liggen ongetwijfeld aan de Vlaamse kust. Eerstgenoemde is waarschijnlijk Oudenburg waar men later trouwens de overblijfselen zal opgraven van het voormalige fort. Grannona, het marinestation van de Romeinen, situeert zich aan de zeemonding van de Onie. Waar anders kan de bescherming gegarandeerd worden aan de schepen die vanaf de zee de weg kiezen van de binnenwateren van Gallië?

Naamtechnisch is het opmerkelijk dat het bestanddeel ‘Ona’ in Grannona overeenstemt met onze Onie. Kan het woord Onie niet het resterende deel zijn van de langere naam die werd gebruikt in de Romeinse tijd? Is het niet goed mogelijk zijn dat de naam Grannona na de Romeinse tijd tot Groane zal samengevoegd worden?

Wanneer, later in de 13de eeuw, de Onie westwaarts van Nieuwpoort zal worden afgedijkt, zal de nieuwe dijk bekend geraken zijn als de Groanedijk. De naam zal trouwens blijven evolueren tot het hedendaagse Groenendijk. Ook vinden we overeenkomsten in de buurt van Westende, Slijpe en Middelkerke. Een plaats die vroeger aan een zijtak van de Onie lag en die de naam Graningate draagt. Geboren uit de naam Groanegat? En welke sporen heeft het Oudenburgse Portus Aepatiacus nagelaten in de plaatselijke benamingen?

Het Ieperleet dat er nog steeds voorbij vloeit, kan de oorspronkelijke Aepa geweest zijn, die thans in de vorm ‘Iepe’ wordt weergegeven. In Aepa ontwaren we de waternaam Apa. In het achtervoegsel ‘Iacum’ hebben wij de traditionele Latijnse beschrijving van een bewoonde plaats. Is het dan mogelijk dat de stad Ieper zijn oorsprong vindt in dat Portus Aepatiacus? En is de uitleg dat de naam Ieper zijn origines vindt in de Iepenbomen puur verzinsel? Aepa, Ieper. Je moet ze enkele keren uitspreken om te beseffen dat Dumon mogelijk gelijk kan hebben. Vooral als we later het uitzonderlijke belang van de Aepa tussen Nieuwpoort en Ieper zullen leren kennen.

Ook de plaatsnaam Terstreep is nauwe familie van de Aepa. In 992 Testereph, in 1037 Testerep. De naam staat voor poldergronden die gewonnen werden op een afgedijkte waterloop. Deze waterloop gaat uit op het woord ‘ep’ en is zeer waarschijnlijk dezelfde waterloop als de Ieperleet. De naam Ieperleet zal de betekenis hebben van ‘het water genoemd Iepe’. Het water van de Aepa. Wateren en gronden met de naam Terstreep vindt men doorheen de geschiedenis terug langs de hele west- en middenkust.

Tijdens de overstromingen van de 8e eeuw geeft de Aepa, de Iepe, een totaal nieuw uitzicht aan het hele gewest. Het water van de lepe verspreidt zich over de hele Westhoek. Sloten en beken ontstaan of worden door mensenhanden gegraven om het overtollige water van de Aepa af te voeren naar de Noordzee. Het hele gebied staat bekend als Testerep of Testeraepa. De watervloeden van de 3e eeuw tasten de westkust aan. Ontdekkingen in het Nieuwpoortse Steendam tonen dat sommige gedeelten van deze omgeving door het water bezwijken. De lager gelegen gronden worden volledig en voorgoed door het water ingenomen.

Men vindt er geen Romeins vaatwerk van een latere datum dan de derde eeuw en de gegoede gezinnen vertrekken er om er nooit meer terug te keren. De hoger gelegen gebieden, Nieuwpoort zelf dus, blijven echter bewoonbaar. De vele scherven afkomstig van de Frankische tijden in de 8ste en 9de eeuw vormen hiervan een stevig bewijs. Rond het einde van de 3de eeuw slagen enkele Saksische groepen er in om zich voorgoed op bepaalde kustplaatsen te vestigen. Het blijken niet allemaal rovers te zijn en veel Saksische families wensen zich op een vreedzame manier te settelen. Er ontstaat daardoor een gemengde bevolking die deels Keltisch en deels Germaans is.

Het christelijk geloof sijpelt binnen in de loop van de 4e eeuw. Het wordt verspreid door meestal onbekende zendelingen. Enkelen onder hen kennen we. Zo bijvoorbeeld Vitricius, een gewezen Romeinse soldaat, die het na het volbrengen van zijn taak als missionaris, het zal schoppen tot aartsbisschop van Rouaan. Sint Paulinus van Nola getuigt van het bekeringswerk dat Vitricius verricht in het kustland van de Morinen en de Nerviërs. Tussen Bonen en de monding van de Schelde.

Paulinus heeft het over de oude en de nieuwe bevolking (de Saksers) die er gevestigd is. Hij wijst op de diep ontwikkelde wortels van het geloof in de steden en de dorpen, maar ook op de eilanden die langs de kust verspreid liggen en zelfs in de bosstreken. Hij spreekt ook over de kloosters en de kerken die er opgerezen zijn en waar de kerkelijke diensten door een grote menigte worden bijgewoond. Hij voegt er nog aan toe dat hij heeft horen spreken over de onstuimige golven die onze kusten geselen, en over de vele rampen die de scheepvaart op zee te lijden heeft.

De oude en de nieuwe bevolkingsgroepen wonen op een vreedzame manier samen in het jaar 385, en dat zo goed als overal in steden en dorpen, in het bosgebied en zelfs op de eilanden langs de kust waar de rooftochten opgehouden zijn. De mensen van de Westhoek beleven rustige tijden in de tweede helft van de vierde eeuw en misschien nog lang daarna. Maar toch is het einde van de Romeinse era nabij. Halfweg de 5e eeuw zijn we zo ver. Er staan opnieuw bange tijden voor de deur, pijnlijke tijden die erg lang zullen aanslepen.

Talrijke Saksers, en al enige tijd ook de Friezen, zijn zich komen vestigen in het kustgebied. Ze hebben geleidelijk de Keltische taal van de Morinen verdrongen en hun taal, de voorloper van het Vlaams in het gewest verspreid. Al bij al is er vrij weinig overgebleven van het christelijk geloof dat Vitricius en zijn gezellen in de 4de eeuw dachten te hebben ingeplant. Ik had zo al mijn voorbehoud tegen de beweringen van Paulinus van Nola dat het zo gemakkelijk was geweest.

Het heidendom woekert als nooit te voren. De eerste twee eeuwen die volgen op het einde van de Romeinse era, de jaren tussen 450 tot 650, zijn voor wat de Westhoek betreft in de diepste duisternis gedompeld. Pas vanaf het midden van de zevende eeuw komt er opnieuw enige duidelijkheid over de geschiedenis van onze streek. Volgens de overleveringen predikt Sint-Eligius het geloof omstreeks het midden van de zevende eeuw in Nieuwpoort en richt hij er mogelijkerwijze een kapel op. Het bisdom Terwanen, het bisdom van de Morinen, waarvan Nieuwpoort zal afhangen tot in 1561, wordt gesticht omstreeks het jaar 600.

Sint-Omaar, de derde bisschop van Terwanen, heeft er vanaf zijn aanstelling omstreeks 638 de handen mee vol met het groot aantal heidense inwoners van de Westhoek. Voor de bekering van zijn uitgestrekt bisdom zal hij moeten rekenen op zendelingen uit andere gewesten. Predikers uit Frankrijk, Ierland en Engeland. Onze heidense voorouders koesteren aanvankelijk geen al te vriendelijke gevoelens tegenover de zendelingen.

Het is een lastige en gevaarlijke taak die sommigen met het leven bekopen. Het klooster van Sithiu wordt gesticht in 649. De heilige Bertinus, naar wie het klooster later zou genoemd worden en bekend geraken, wordt als tweede abt aangesteld in 661. De komst van de zendelingen toont aan dat de politieke situatie in het kustgebied en de Westhoek op het einde van de zevende eeuw vrij rustig is. Het centraal gezag van de Franken ligt in de handen van Pepijn de Korte.

Het jaar 690. Vanuit een missiepost in Friesland komen Willibrordus en twaalf gezellen via de Oniehaven aan wal. Hij gaat Pepijn II opzoeken die bereid is grote voorrechten te verlenen aan ieder die zich tot het christendom wil bekeren. Nieuwpoort vormt een tijdelijke uitvalsbasis voor het missiewerk van Willibrordus en compagnie. De eerste zendelingen bouwen een houten kapel in Cuetewyc, de huidige westwijk van de stad. De geschiedschrijver Beda vertelt ons dat het aantal bekeerlingen in de gouw bijzonder groot is.

Hij heeft het uitgebreid over de Boructuaren of de Bructers. Beda schept de indruk dat ze bij de eersten waren om zich te bekeren. Wij mogen er uit afleiden dat zij onder de eersten waren om door de zendelingen bezocht te worden en dat zij daarom naaste buren zullen geweest zijn van de missiebasis te Nieuwpoort. De naam Bructers doet een belletje rinkelen bij René Dumon. Misschien kunnen ze wel de voorlopers zijn van de Bruggelingen? Tussen de jaren 450 en 1050 wordt de Vlaamse kust verscheidene keren door overstromingen geteisterd.

Op onze westkust brengt de duinvorming, aangewakkerd door de stijgende zeespiegel, in de achtste eeuw de verzanding teweeg van de haven van Koksijde. Het water wordt gaandeweg afgesneden van de zee en boort twee nieuwe uitwegen ter hoogte van Nieuwpoort en Sint-Joris. Die dubbele doorbraak van het water in de 8ste eeuw, noodlottig voor de omgeving, is echter een opsteker van formaat voor de zeehaven van Cuetewyc.

Er zijn nu twee nieuwe directe waterverbindingen ontstaan: een met het westen en een andere met het zuidwesten. De handel en de scheepvaart die vroeger de haven van Koksijde hebben gebruikt om de zee te bereiken, moeten voortaan hun weg naar zee via de Onie en Cuetewyc verder zetten. De stijging van de zeespiegel resulteert in nieuwe en vluggere verbindingen tussen de Oniehaven met de streek van Diksmuide, leper en Sint-Omaars. Voornamelijk leper en Sint-Omaars zullen de komende eeuwen voor Nieuwpoort erg belangrijk worden.

Dit is een fragment uit Boek 1 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 1
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.