Zekere avond ging een molenaar uit Veurne slapen. Op zijn molen stonden drie ongemalen zakken koren en er lag een pakje boterhammen bij die hij niet had opgegeten wegens buikpijn. Toen hij ’s anderendaags op de molen kwam, vond hij de drie zakken gemalen en het brood verdwenen.
Tussen Beveren en Hondschoote, niet ver van de Franse grens, is er een ronde, diepe put, de Paddeput genaamd.
‘k Ga er nog entwad van krijgen. Er begonnen ten andere al rare dromen van te komen, of beter gezeid; altijd dezelfde droom, nachten en nachten achter malkaar altijd dezelfden. leder kere zat er- een kaboetertje mij te embeteren op een van mijn schoenen. ‘k Liet het eerst in zijn wezen, maar op een ende kon ik het tochniet meer eerden en sloeg ik er achter gelijk achter een zwerm vliegen. Maar ’t was rap gélijk een duveltje: sloeg ik net weg van mijn linkerschoere, als de weerlicht zat het op mijn rechterschoere, en alzo moeste ik altijd maar weg en were slaan totdat ik in schuim en zweet stond. ‘k Peinsde dat ik er zot ging van worden.
Tussen Beveren en Hondschote, niet ver van de Franse grens, is er een ronde, diepe […]