”t Lapt zoete binnen’, zei Puuste Verdoodt en hij goot pastoors wijn in zijn ‘gilébeuze’. […]
Boerinne, ‘k’n kan niet meer. De boerin hoort diepe, lastige snikken en ziet Fluppe voort trakelen, de poort uit. Ze weet niet waar het haar houdt en ze schreeuwt lijk een kind. ’s Anderendaags komt Fluppe niet terug en de boer gaat naar ’t woonstje